Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 21 (1864)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 21
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 21Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.72 MB)

Scans (79.22 MB)

ebook (5.97 MB)

XML (3.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 21

(1864)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 125]
[p. 125]

Suum cuique.

I.
Harthoorn-Pierson contra het zendingswerk.

Toen een der begaafde woordvoerders van de Moderne Theologie onlangs als haar kenmerk aangaf den hartstogt der werkelijkheid, vernamen we de opmerking, dat die theologie zich dan wel op zelfbeheersching mogt toeleggen om de neiging, die uit haar verband gesprongen was, tot haar juiste maat terug te brengen. Wij verwachten, dat de nieuwe rigting zich deze les nadrukkelijk zal hooren voorpreêken, nu ze weêr een krachtigen greep in het leven gewaagd heeft door een strooptogt te ondernemen op het gebied der Zendingszaak. Het Nederlandsch Zendelinggenootschap had sedert kort nog meer medelijden opgewekt dan achting ingeboezemd: 't herhaalde een geloofsbelijdenis die 't niet meer geloofde, het offerde modernen op 't altaar des behouds, met de Diogeneslantaarn zocht het een' director, orthodox genoeg om nog wat orthodoxen te boeijen, gematigd genoeg om de liberalen van gister niet te verjagen; het begon zijn kapitaal aardig op te teren, vast overtuigd, dat, terwijl de regterzij wegliep en de linkerzij zich niet bijzonder goedgeefsch betoonde, er wel nieuwe fondsen uit den hemel zouden vallen, en - na zooveel opgeofferd en zooveel geplooid en zooveel bemanteld en bovenal den modernen zuurdeesem zoo angstvallig geweerd te hebben, treedt een van zijn eigen kweekelingen, blijkbaar besmet met den hartstogt der werkelijkheid, op met de weegschaal in de hand; hij legt er het Zendingswerk op, en hoog in de lucht rijst de schaal. Harthoorn's boek is een daad, wier gewigt hij wel overwogen, wier gevolgen hij wel berekend zal hebben. Zijn boek is een aanval op een zaak, die velen lief is om haar vorm, velen lief in weêrwil van haar vorm. Afgeslagen moet die aanval worden, met magtspreuken niet, ook niet met klerikale gemeenplaatsen, allerminst met broederlijke geniepigheid, maar met degelijke gronden, of het Nederlandsch Zendelinggegenootschap is gevonnisd, en de Zendingszaak - verloren? neen, in den smeltkroes geworpen om er gelouterd uit te komen.

II.
Hoe een professor in de humaniora, zonder permissie, onder de schapenrassen een bok schoot.

In Nederland zijn o.a. de volgende schapenrassen: Texelsche schapen, Friesche schapen, Veluwsche, Drentsche en ik meen Kempensche. - Zoo dacht men tot vóór korten tijd. Mr. H.W. Jordens schreef in het Tijdschrift van mr. Baron Sloet tot Oldhuis een hoogstbelangrijk stuk over de Deventer stadsweiden, en gaf in eene noot op, dat men ook meischapen mogt weiden. De heer van Vloten - en 't is natuurlijk - maakt daarop aanmerking in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant van 14 December l.l, en in 't voorbijgaan geeft hij bovendien den Deventerschen archivaris het brevet van voorbeeldelooze ongemanierdheid! Dit alles geschiedt bij gelegenheid van de ongeroepen (?) bespreking van eene eveneens belangrijke anonyme brochure, die kort geleden bij de erven Tijl te Zwolle verscheen, getiteld Burgerschappen. Mijn goede hemel, zult ge uitroepen, lezer, leeft die man dan van fitterijen, haarklooverijen en heeft hij zoo maar van alles verstand? 't Zal blijken, wat de Hoogleeraar in de Nederduitsche

[pagina 126]
[p. 126]

taal weet van de beteekenis van het woord ras.

In eene noot toch - van 't stuk des heeren van Vloten - lezen wij: ‘er wordt daar..... van meischapen gesproken. Ik geloof niet dat dit ras bekend is.’

Daarop zou men kunnen antwoorden, dat het geloof van een leek in zulke zaken, niets hoegenaamd tot de zaak afdoet, dat in 't algemeen in wetenschap, geloof geen gewigt in de schaal legt, en als men het eerste onbeleefd acht, dan geven we in overweging te antwoorden, dat in 't stukje van den heer Jordens welligt worden bedoeld, - de in Mei geboren schapen, zooals men den naam meigras geeft aan 't gras, dat in Mei vooral zich ontwikkelt. Maar dit alles daargelaten... de heer Jordens die slechts overnam uit een stuk berustende in 't Deventer archief - heeft niet van een ras gesproken, dat hij meischaap noemt; hij noemt alleen de meischapen, zonder zich er over uit te laten, tot welk ras die behooren. Naar alle waarschijnlijkheid worden onder de Texelsche, Friesche en andere rassen schapen geboren in Mei, en ik geloof, ja, ik weet het zeker - en geef 't bewijs daarvan niet, omdat men zulke zaken niet behoeft te bewijzen - dat men de meischapen niet tot een apart ras brengt, of de vetschapen, evenmin als men het rundvee splitst in de rassen melkvee en vetvee, of in tijdkalvers en vroegkalvers, of de kalveren in de rassen mestkalkalveren, graskalveren en vetkalveren. Dan zou ook al het paaschvee, om het even of 't een koe, een os, schaap of wat anders is, gezamenlijk moeten behooren tot één ras. Dan zouden ook de November-mannen van 1813 tot een ander ras moeten gebragt worden dan de bekende mannen der Aprilbeweging, de Gidsianen tot een ander ras dan de club, die de Tijdspiegel schrijft enz. - Ja, dan ga ik - die geen meester in de regten of archivaris ben - nog verder en beweer, dat indien meischapen behooren tot een afzonderlijk ras, ik zeker regt heb om voortaan de bouw-, kaas-, groen-, melk-, bot-, visch- en turfboeren te brengen tot zeven rassen, zeker en stellig veel gemakkelijker van mekaâr te onderscheiden dan de meischapen van de junijschapen enz. - Ik vrees, dat menige boer, en vooral schapenboer, die de noot van den heer van Vloten heeft gelezen, den Deventerschen litterarum professor hartelijk zal uitgelagchen hebben, om den bok dien hij geschoten heeft, toen hij buiten het hem afgeperkte terrein en zeker zonder permissie op schapenrassen op de jagt ging, met het plan om een ander den loef af te steken. 't Is dan ook waarachtig te hopen, dat de man, die dagelijks geroepen kan worden, om eene definitie van het woord ras te geven, er hoe eer hoe beter zorg voor draagt, dat hij de beteekenis daarvan leert kennen; des noods eene wijle ter schole gaande bij de wetenschap der dierkunde. Bij de voorbeeldeloos veelzijdige rigtingen van 's mans bemoeijingen, komt het hoogstwaarschijnlijk op een wetenschap of wat zoo naauw niet aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken