Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 23 (1866)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 23
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 23Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 23

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.03 MB)

Scans (81.68 MB)

ebook (4.85 MB)

XML (3.99 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 23

(1866)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 231]
[p. 231]

Godsdienst en kennis.
(Vervolg van D. II, bladz. 495, jaargang 1865).

Er was een tijd - hij ligt in een ver verleden - dat onkunde en bijgeloof hier op aarde rondzwierven en de daemonen van het menschdom waren. Hun invloed was groot, hun gebied uitgestrekt. Zij toonden zich niet in hun ware gedaante. Zij trokken een kleed aan dat niet het hunne was. De onkunde hing den mantel der eenvoudigheid om de leden; het bijgeloof tooide zich met het kleed der godsdienst.

Zij zijn - dank zij deze vermomming - eeuwen lang in staat geweest invloed uit te oefenen en vooruitgang en ontwikkeling tegen te houden.

Zij waren tegenwoordig in de vergadering waar Galilei veroordeeld werd, omdat zijne kennis in strijd was met het geopenbaarde woord. Zij zaten voor, zoodra de Inquisitie zitting nam om ketters ten vure te doemen. Zij waren verheugd wanneer de brandstapel opgerigt werd, de vlammen omhoog stegen en priesterschaar en volk juichten over het Gode welgevallig werk. Zij waren de trouwe bondgenooten van Philips II, den magtigen monarch van het trotsche Spanje, en beheerschten hem geheel. Hij handelde onder hun invloed, en zoo groot was hun vermogen, dat die vorst overtuigd was dat hij wèl deed en christelijk handelde.

Maar ook tot de woningen van het volk wisten zij zich toegang te verschaffen. Dáár konden zij den grootsten invloed uitoefenen en tot uitbreiding en instandhouding van hun rijk het krachtdadigst werkzaam zijn.

De God der liefde werd vernederd tot een God der wrake. De mensch in zonde geboren, was voorbestemd òf tot een staat van eeuwige gelukzaligheid, òf tot altijd durende marteling. Onbeperkte eerbied voor de Kerk, blinde gehoorzaamheid aan hare dienaren, ziedaar den eisch door bijgeloof en onkunde luide geuit en zonder wrevel door de schare toegestaan.

De moeder, opgevoed in dat geloof, deed haar kind de handen vouwen en een gebed prevelen om dien God der wrake te verteederen. Zij leerde dat kind, het goddelijk gebod: ‘Hebt uwen naasten lief als u zelven’, maar wees het tevens op het vervolgen van andersdenkenden als een goed werk, een werk waarmede men zich den weg ten hemel baande. Zij doorvoedde het met begrippen van het alvermogen der Kerk, en haar eisch was dat het zoo noodig de heiligste banden zoude verbreken, om een getrouw dienaar van die Kerk te zijn.

[pagina 232]
[p. 232]

Die moeder handelde volgens haar beste weten. Zij meende in gemoede het welzijn van haar kind te bevorderen en het niet dan waarheid te verkondigen.

En wat deed de Kerk?

Onderwijs en opvoeding was uitsluitend haar eigendom. De scholen die bestonden waren in handen der geestelijken. Uitgebreid was daardoor hun magt. Hun opvoeding en hun onderwijs had de strekking om menschen te vormen, die zij als werktuig konden gebruiken, ter uitbreiding en bevestiging van hun gezag. Zij vormden blinde dienaren der Kerk, ijveraars voor hun geloof, maar geene edele en waarachtig godsdienstige menschen.

Die daemonen van het menschdom hadden reeds geruimen tijd geheerscht, toen eindelijk godsdienst en kennis op aarde daalden. Deze waren ontzet bij het zien van zooveel ellende en verblinding.

Onbekend en vreemd waren zij den meesten.

De godsdienst in haar eenvoudig, rein gewaad was niet schitterend genoeg voor de menigte. Haar liefde ademend wezen boezemde geen ontzag in.

En toen men de godsdienst vergezeld zag van de kennis, in haar schitterend, verblindend tooisel, vertrouwde men dat verbond niet.

Veel en moeijelijk werk was er voor de godsdienst en de kennis weggelegd. Wel waren zij overtuigd dat haar taak geen gemakkelijke was en dat alleen door innige, krachtige zamenwerking, haar doel - het vernietigen der magt van bijgeloof en onkunde - te bereiken was. Zij schiepen zich geen hersenschimmen en waren wel overtuigd, dat zij slechts langzaam veld konden winnen en dat de zegepraal der waarheid nog in een verre toekomst gelegen was. Maar haar vertrouwen in die zegepraal was onwrikbaar en daardoor waren zij sterk en magtig.

Zij vonden in Luther den man, welke alle eigenschappen in zich vereenigde, om den eersten beslissenden stap op de baan der ontwikkeling te zetten. Zij schonken hem de kracht om moedig voort te gaan, en legden hem de woorden in den mond: ‘Hier sta ik; ik kan niet anders; God helpe mij! Amen!’ Zij waren het welke een Willem van Oranje zijn leven aan de vrijheid deden offeren en een geheel volk in verzet bragten tegen de bestaande overheid. Zij waren het welke de Hugenoten hun vaderland deden verlaten om in ballingschap maar in vrijheid te leven en hun God te dienen, naar de mate der kennis hun geschonken. Zij waren het welke in later tijd den doodsteek aan de mensch onteerende slavernij toebragten en vrijheid en gelijkheid eischten ook voor den zwarten broeder.

De geschiedenis bevat menige bladzijde waarop godsdienst en kennis strijd voeren tegen bijgeloof en onkunde.

Nog duurt die strijd voort, maar de zegepraal der waarheid is niet langer onzeker.

[pagina 233]
[p. 233]

Langzaam en stap voor stap hebben godsdienst en kennis veld gewonnen. Langen tijd bleef het nieuwe doortrokken van den ouden zuurdeesem. Vervolging van andersdenkenden bleef voortbestaan; sectenhaat won veld; de waarde der godsdienst bleef afhankelijk van leerstellige begrippen, door eenige weinigen als de ware uitdrukking van het godsdienstig geloof ter neêr geschreven.

Maar de moedige strijders voor de waarheid bleven volharden. Steeds werd het gebied van bijgeloof en onkunde kleiner, en hoe hardnekkig de verdediging in hare laatste schuilhoeken ook moge gevoerd worden, de zegepraal is niet langer onzeker. Ziedaar de uitkomst van het verbond van godsdienst en kennis. Zegenrijk is het in zijne gevolgen en schitterend is de toekomst.

 

Zoude u, moeder, indien ge te kiezen hadt tusschen het voorheen en het heden de keuze moeijelijk zijn?

Zijt ge niet overtuigd dat het godsbegrip van het heden beter is dan dat van het verledene? Zoudt ge uw kind nog willen opvoeden in strijd met het hoogste gebod der liefde?

Dit deden zij die u voorgingen.

Veroordeel haar daarom niet, want zij handelden naar de mate van haar weten en meenden wèl te doen.

Dat ge beter weet, ge hebt het te danken aan de toeneming van kennis.

Ontwikkeling van den geest moet het middel zijn om ook uw godsdienstig gevoel te veredelen. Dan zult ge uw kind waarachtige beginselen van godsdienst weten in te prenten. Dan zult ge het beter weten op te wekken tot eerbied, liefde, vertrouwen en gehoorzaamheid omtrent God, omdat ge zelve diep doordrongen zult zijn van die gevoelens.

Godsdienst en kennis moeten hand aan hand gaan, zal de eerste vrucht dragen in dit leven.

Godsdienst zonder kennis ontaardt maar al te dikwijls in een blind gelooven, een naauwgezet opvolgen van kerkelijke instellingen, een doodend beginsel.

Kennis zonder godsdienst - haar bestaan kan men niet loochenen - is een onrijpe vrucht van den menschelijken geest. Waar ze gevonden wordt komt de geest der vernietiging ons tegen.

 

Waartoe dit vervolg?

[pagina 234]
[p. 234]

Omdat men in mijne denkbeelden over de opvoeding der vrouw den naam van God te vergeefs gezocht heeft.

Zoude men nu nog beweren dat we de godsdienst uit de huisselijke opvoeding willen weren? Wij hopen van neen.

Dat, niet het godsdienstig beginsel, maar het onderwijs in de godsdienst van de school verbannen is, juichen we toe.

Het behoort daar niet te huis en onbevoegd is die onderwijzer om dat onderwijs te geven.

De heer Thorbecke bezigde eenmaal de ware, verhevene en behartigingswaardige woorden:

‘De stille werking van het christendom, boven verdeeldheid van geloof, is oneindig algemeener en grooter, dan hetgeen men in de kerkelijke sfeer met oogen ziet. Het christendom heeft onze wetgeving en ons bestuur, onze zamenleving en onze zeden doortrokken; maar dat is niet het bijzonder christendom eener bepaalde Kerk. Het is het ééne licht waarvan de onderscheidene geloofsbelijdenissen bijzondere stralen zijn; het is het christendom boven kerkelijke afzondering, gelijk het menschdom is boven de onderscheidene volken en ze allen omvat; gelijk de wetenschap is boven alle vormen en stelsels, waarin ieder, naar de mate van zijn inzigt, de wetenschap zoekt te naderen of haar tracht uit te drukken.

‘Het christendom is niet gebleven binnen de Kerk; het is eene burgerlijke kracht geworden, de ziel onzer beschaving; een stroom die zich door alle aderen der maatschappij heeft uitgestort. Het is deze invloed van het christendom, die zich van zelven, de wet spreke of zwijge, in het volksonderwijs zal doen gevoelen.....’

Wij gelooven met hem dat, de wet spreke of zwijge, het christendom zijn invloed in het volksonderwijs zal doen gevoelen.

Maar het is vooral in den huisselijken kring dat de godsdienst zich in vrijheid moet ontwikkelen. Daar moet zij werkzaam zijn in haar volle levenskracht; daar moet men haar eene voor het leven vruchtbare rigting geven. Het is de vrouw, als moeder, welke daarop grooten invloed kan uitoefenen. Maar wil zij daartoe in staat zijn, dan moet men haar meer ontwikkelen dan tot heden geschiedde, want innig is onze overtuiging, dat godsdienst en kennis vereenigd moeten gaan om beide tot een waarachtig levensbeginsel te maken.

W.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken