Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 23 (1866)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 23
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 23Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 23

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.03 MB)

Scans (81.68 MB)

ebook (4.85 MB)

XML (3.99 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 23

(1866)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vertalingen en herdrukken.

De aanklagt van Meineed. Naar het Engelsch van Anth. Trollope, schrijver van ‘het Kasteel Richmond,’ enz. Amsterdam, J.D. Sybrandi.
Het Legaat eens vaders. Uit het Engelsch van M.E. Braddon, schrijfster van ‘het Geheim van Lady Audley, de Bankiers-dochter’ enz. Te Haarlem bij, de erven F. Bohn.

Een beroemd schrijver onzer dagen beweert, dat er nagenoeg bij iedere behoeftige familie een overlevering bestaat, van een hun ontgane erfenis. Onderkruiping, gemis aan bewijzen, vervalsching van testament, invloed van geestelijken, zijn gewoonlijk de klippen, waarop de billijke verwachting der wettige erfgenamen schipbreuk leed. Er schijnt iets troostrijks te zijn in de overtuiging dat men rijk had kunnen zijn, als dit of dat niet gebeurd ware. De ouders vinden dan ook in hun kinderen de aandachtigste toehoorders, als ze zulk een verhaal opdisschen. Zoo voedt men zich van geslacht tot geslacht met illusiën, die gewoonlijk geen anderen grond hebben dan een voor twee eeuwen gebeurd feit - dat altijd nog te bewijzen valt.

In het werkelijke leven mogen zich dergelijke illusiën in nevelen oplossen, de romanschrijver weet er partij van te trekken, en de lezer kan er altijd staat op maken, dat in den loop van het verhaal, het ongelijk aan den held der geschiedenis bedreven, billijkerwijze wordt hersteld. Een aantrekkelijke ontknooping voor dengene die van zijn bet-overgrootvader nog iets te wachten heeft!

Titels als: ‘de Aanklagt van Meineed’ (die natuurlijk een erfenis geldt) en ‘het Legaat eens Vaders’, zullen daarom altijd de aandacht wekken, en vele lezers vinden. Ware dit niet het geval, we zouden minder buitenlandsche prullen in onze hollandsche taal zien overgezet. De uitgevers oordeelen naar het debiet.

[pagina 603]
[p. 603]

We willen ons liefst niet in een breedvoerige beschouwing over de ‘Aanklagt van Meineed’ verdiepen. Het ontbreekt Anth. Trollope aan talent om den lezer, door stijl, intrigue of karakterschildering te boeijen. Vervelend is het verhaal van het begin tot het einde. Zelfs de meineedige Lady Mason, de heldin der geschiedenis, boezemt niet het minste belang in. De gesprekken, die de schrijver invoert, zijn gedwongen en onnatuurlijk. Of Sir Peregrine dan wel zijn zoon, of Lucius Mason dan wel zijn moeder spreken, om het even, allen voeren denzelfden toon, allen dragen hetzelfde karakter: namelijk den toon en het karakter van den schrijver, die met den besten wil van de wereld, zijn lezers niet uit den waan kan brengen, dat hij alléén het woord voert. Jammer is het dat de goede strekking van het verhaal wordt verduisterd door den vorm waarin het gestoken werd. Slechts weinigen zullen geduld genoeg bezitten om het boek ten einde te lezen.

Wat Anth. Troloppe ontbreekt aan intrigue-geest, bezit miss Braddon bovenmate. Haar verbeelding schept zonder schroom de wonderlijkste toestanden. Hoe onderhoudend ook die opeenvolging van dramatische gebeurtenissen zij, wij zien er slechts een jagen naar effect in. Wij zijn, de hemel zij gedankt! het oud-romantieke tijdvak doorgeworsteld, en voeren strijd tegen al wat overdreven en onnatuurlijk is. Wij wenschen waarheid zelfs in den roman. Medegevoerd door haar verbeeldingskracht, verdiept miss Braddon zich in het onwaarschijnlijke en begaat daardoor fout op fout. Te veel sympathie verwekt een jeugdige erfgename, zoo als de schrijfster Marie Marchmont schetst, om te kunnen aannemen, dat een schurk gelijk Paul Marchmont, ten einde zich in het bezit van haar vermogen te stellen, haar twee jaar lang kan opgesloten houden, zonder dat dit de algemeene aandacht wekt.

Zonderling is het voor het minst, dat het geregt zich deze apocryfe zaak niet aantrekt. Schurken zijn er altijd genoeg; maar zulk een vermetelen dief als Paul Marchmont, treft men alléén in een overdreven roman aan. Gaarne hadden wij in plaats van die ingewikkelde intrigue iets meer strekking in het boek aangetroffen. Dat Constance's pligtbesef geen voldoenden steun aanbood om tegen de verzoeking te strijden, is menschkundig door de schrijfster aangetoond, maar dat ze met hare begrippen van eer en deugd en met haar alles behalve haatdragend karakter, zóó diep kon vallen als zij deed, is onnatuurlijk.

Gelukkig dat haar berouw de zaak weder in het reine brengt en Paul, zoo al niet door het geregt, dan toch door Constance aan de kaak wordt gesteld.

Wij herhalen het, het tijdvak der oude romantiek is doorgeworsteld; een roman als die van miss Braddon kan den toets der hedendaagsche kritiek niet doorstaan. Wel verre echter van haar verdienstelijk talent te willen gering schatten, wenschen wij van harte, dat ze het moge dienstbaar maken aan de eischen van onzen tijd. Veel goeds durven wij dan nog uit hare pen verwachten.

C.

Clarinette, door August Lewald. Amsterdam, C.L. van Langenhuysen. 1865.

Een roman, uit het Hoogduitsch, die aan menigen eisch, welken de massa der lezers aan zulke producten doet, zal voldoen. Er is knoop en intrigue e.z.v. te over in, de beschrijvingen en toestanden hebben veel levendigs, de afloop is gewenscht, de braven en de schurken komen aan hun geregte deel, alles zoo natuurlijk en bevredigend, dat men het bijna zou kunnen beklagen, dat het in de

[pagina 604]
[p. 604]

wereld niet altijd zoo uitkomt. Er wordt geidealiseerd, gekritiseerd, gemoraliseerd, kort en krachtig soms... Wat wil men meer? - En toch zal niet hiermede het werk zijne dringendste aanbeveling medebrengen bij velen. - Het is, namelijk, een werk met Tendenz, en deze zoo als wij het van Lewald konden verwachten.

De schrijver is een voormalig Protestant, later proseliet der Roomsch-Katholieke kerk. Wij zouden dit niet aanvoeren, indien wij niet daarin den sleutel vinden moesten voor hetgeen hij schreef, als wij niet daarin vooral het standpunt vonden, waaruit veel van hetgeen hij schrijft moest worden beschouwd en beoordeeld. Het is blijkbaar aangelegd op eene verdediging en verheerlijking van het Roomsch-Katholicisme, vooral in tegenstelling met den geest en de rigting van onzen tijd.

Dat zulk een werk hoogstbelangrijk kon worden, zal ieder gevoelen, die eenig inzigt heeft in den aard en de strekking van den strijd, waarin het Romanisme met dien tijd is gewikkeld, gelijk het trouwens was met al wat men als van dien tijd kon beschouwen, van de Hervorming af, om te zwijgen van vroeger verzet door de Kerk ondervonden. Wordt die strijd, omdat in onze eeuw de mensch in het geestelijke en staatkundige meer tot besef van zijne regten kwam, en hier en daar tot overmoed kwam, met meer hevigheid gevoerd; de roman kan er, naar inhoud en vorm des te meer belangwekkend om worden, terwijl hij in veelzijdigheid kon winnen, naarmate de kamp op onderscheiden gebied wordt gevoerd.

Dit nu heeft de schrijver gedeeltelijk goed gegrepen en opgezet en volgehouden. Hij laat wat in zijn oog religieusiteit is in strijd komen met geest en rigting en streven van onze dagen, met eer- en hebzucht en godverachting en wereldzin, die in lust der oogen, lust des vleesches en hovaardig leven aan het licht treden, velerwege tot laagheid in allerlei vormen voeren. De roman is te vol en te vielverschlungen, om dien in zijn beloop te volgen, al heeft de schrijver met soms wat bruske hand de draden vrij wel uiteengehouden. Men ontmoet er hoog graauw, parvenus met al hunne onbeschaamdheid, Lucullussen en Calibans, kardinalen en actrices, Mäusedreck und Koriander. Hij voert ons naar Californië en Rome, wel degelijk naar Rome.

Lewald is een convertite, een proseliet - gelijk wij boven zeiden. - Wij duiden hem dit, voor zoo ver het zijn eigen zaak is en het er eene van overtuiging mag geweest zijn, niet euvel, Luthers woord gedachtig: über die Gewissen will Gott niemanden regieren lassen, denn sich selbst alleine. - Hij treedt evenwel in zijne Clarinette kennelijk op als de verdediger van het Roomsch-katholicismus. En hier wordt de zaak van wat anderen aard. - Het is hier de plaats niet om te dogmatiseren. Dit doet Lewald ook niet, hoezeer het, zij het dan ook niet in den stijven handboekenvorm, op zijn weg lag. Nu wijst hij meer op het uiterlijke, het schitterende van de Kerk, en wat enkele karakters daarin, mogelijk door haar, maar ook ligt zonder haar - ja tegen haar in, werden. - De pastoor, Clarinette, zijn vriendelijke verschijningen, ook des pastoors zusters. De bisschop is gelijk wij alle bisschoppen zouden wenschen. Echt humane karakters, en gelijk er, gelukkig, ook worden gevonden in de roomsche kerk. - De bankier en koopman Zehdeniker is een niet gespaard beeld van den joodschen geest, gelijk die door den invloed van wereld en tijd werd bedorven, zoo als zijne moeder dit is van de joodsche bekrompenheid en onverdraagzaamheid, bij trouw aan wet en gebruik. Er is charge in beiden. De zoon en kleinzoon, Isidoor, zoo als hij met verandering van zijn joodschen naam wordt genoemd, is iemand van goeden aanleg, doch die gevaar loopt het slagtoffer te worden van zijn rijkdom en van den strijd waarin hij bij zijne joodsche afkomst en begrippen en de moderne beschaving wordt gewikkeld. Na allerlei ondervindingen wordt hij in Amerika tot het

[pagina 605]
[p. 605]

roomsche kerkgeloof bekeerd en treedt hij in eene geestelijke orde. Hij wordt overwonnen en triumfeert in den strijd, dien Lewald ons in onderscheiden phasen te beschouwen geeft, den strijd tusschen het geëmancipeerde jodendom en wat in zijne en veler schatting het christendom uitmaakt, iets, waartoe de Duitscher vooral - men denke aan Heine en Lassalle en tutti quanti, ligt kon komen.

Het werk is eene apologie voor - en verheerlijking van middeneeuwsche toestanden, van de Kerk en dezer priesterschap, van den staat gelijk die in den Adel zijn eersten steun vond. Wij hadden bijna een schrijffout begaan en daarvoor de Kerk en haar adel, den staat en zijne priesterschap geschreven. - Men ziet duidelijk, welke voorliefde hij daarvoor koestert en hoe dit zijn ideaal is, doe hij ook, b.v. door het huwelijk van graaf Plug met Clarinette, eenige concessieën aan de nieuwere ideeën. Zoo idealiseert hij evenwel, en dit op zoodanige wijze, dat hij met het verstand niet alleen, maar ook met de geschiedenis, in strijd raakt. Hij is, gelijk het trouwens veelal het geval wordt met de apologeten, de advocaat ter eener zijde. Waar hij ons een pastoor voorstelt in zijn eenvoud, zijne zelfverloochening en armoede ter wille der armen, geven wij toe dat er zoodanigen waren, doch met de stille tegenwerping: er waren nog meer anderen! Waar hij ons kloosters en jezuïten vertoont in hunne zegenrijke werkzaamheid, in hunnen opofferingsijver, geven wij dit met eenig voorbehoud toe, doch zeggen: zij deden nog wat andere dingen en waren nog wat anders ook! - Een der spillen, waarom veel in dezen roman zich beweegt, is een Moeder-Gods-beeld, dat aan eene legende zijn aanzien [wij zouden zeggen zijn aanzijn als zoodanig] te danken heeft.

Dat beeld is het voorwerp eener vereering, die in rustige dagen tot onzin, in tijden waarin de massa roerig daarover wordt, tot onzinnigheid voert en drijft. Dat eene ook dweepzieke Jodin tegen zulk een beeld hevig ingenomen is, mag natuurlijk heeten; het strijdt tegen het eerst en heiligst, gebod van hare wet, waardoorheen de Kerk zich heeft gewrongen, waaroverheen zij zich gezet heeft, maar om daarmede ergernis te geven aan degenen die buiten zijn en aan hare meer verlichte volgelingen, die zulken misgreep nog slechts verschoonen, terwijl zij de uitzinnigheden en kinderachtigheden, die daarvan het gevolg zijn beklagen. En waarlijk, Rome weet niet en schijnt niet te willen weten, welk kwaad het zich en der menschheid heeft berokkend en zal berokkenen, met aan het dweepziek onverstand steenen voor brood te reiken, met zoo in uiterlijkheden te stellen en tot dwang te maken wat werk des geestes en des harten, der vrije, eigen, innige overtuiging moet zijn. - Luijers en leibanden mogen eens hunne twijfelachtig goede diensten doen; op den duur laat men er de menschen te lang kinderen mede blijven, tot dat zij die soms gewelddadig verscheuren.

Menschen van dien kinderstempel zullen dezen roman, waarin goede beschouwingen, ernstige wenken van en voor onzen tijd liggen, met ingenomenheid lezen; wie verder leerde zien zal er veel gebrekkigs, veel eenzijdigs, veel lomps in vinden, wat het Duitsche fabrikaat verraadt. Wij voor ons zegenen het, dat ons geslacht zich aan tijden en toestanden ontworstelde, die in het oog van Lewald gewenscht zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken