Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 23 (1866)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 23
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 23Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 23

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.03 MB)

Scans (81.68 MB)

ebook (4.85 MB)

XML (3.99 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 23

(1866)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vertalingen en herdrukken.

Eleonore's overwinning. Uit het Engelsch van M.E. Braddon, schrijfster van ‘Lady Audley.’ 2 Deelen. Amsterdam P.N. van Kampen.

Een regt onderhoudend boek, dat men niet uit de handen legt als men er eens mede begonnen is. Moesten wij het beoordeelen als roman, ons oordeel zou niet gunstig uitvallen. Onze grootste aanmerking zou dan den vorm treffen, wegens gebrek aan intrigue niet aan de eischen van den roman beantwoordende. Als verhaal beschouwd, hebben wij er een veel gunstiger oordeel voor, al hinderde ons ook, vooral in het laatste gedeelte van dit werk, het tal van toevalligheden, blijkbaar te baat genomen om afwisseling te weeg te brengen bij het eenigzins slepende van het verhaal.

Wij hebben hier echter onmiskenbaar te doen met eene begaafde schrijfster, die meesterlijk de pen weet te voeren om tafereelen en toestanden levendig voor te stellen, edele en onedele, groote en verachtelijke karakters te schetsen en perso-

[pagina 464]
[p. 464]

nen te doen optreden die onze belangstelling in hooge mate wekken. Te meer verwondert ons daarom de titel van dit boek, dien wij niet juist kunnen noemen: ‘Eleonore's overwinning.’ Wij hebben voor het woord overwinning, vooral op zedelijk gebied, een onbepaalden eerbied. 't Is de zege na worsteling en strijd, die, hoe moeijelijker ze zijn, de overwinning des te luisterrijker maken. In Eleonore zien wij die overwinning niet, al geven de laatste bladzijden van het boek er eenigen schijn van. Eleonore's ‘voldoening’ zou een gepaster titel geweest zijn; want het geheele doel van haar leven, waar zij tot zelfs haar huwelijksgeluk aan opofferde, was aan een wraakzucht te voldoen, die bestendig knaagde aan de rust en het geluk van haar leven.

Wij waarschuwen hier echter onze Lezers om zich onder het beeld van Eleonore geen monster voor te stellen. Neen, wij zouden ons zeer vergissen als de wraakzuchtige geen gevoel van medelijden opwekte, ja, als haar zelfs geen bewondering ten deel viel, als zij, in elk geval, geen verschoonend oordeel verwierf. Want hoe onwaardig het gedrag van haar vader ook ten haren opzigte was, zij miskende zijn liefde voor haar, door welk een lagen hartstogt ook overschaduwd, niet. Die liefde was daarentegen bij haar de bron eener kinderliefde, die tot de grootste opofferingen in staat was en haar uit een hooger zedelijk oogpunt zelfs misdadig kon maken. Wij stellen dat beginsel der liefde in Eleonore op prijs, maar betreuren het, dat het niet edeler in haar werkte om zijn invloed ook ten aanzien van den bewerker van het ongeluk haars vaders te openbaren.

Wij weten 't wel: Eleonore had een gebrekkige opvoeding genoten, allerminst een christelijke, maar wij vinden haar later, toen zij eenzaam en verlaten was, in gezelschap van een paar menschen die zich haar lot aantrokken en wier edel karakter meer invloed op haar kon hebben uitgeoefend.

Inderdaad Signora Picirillo en Richard Thornton zijn een paar figuren die het verhaal werkelijk opluisteren. De eerste laat zich overal kennen als eene verstandige en liefderijke Christin, de laatste als een edel jongeling, tot de grootste opoffering, het offer zijner liefde zelfs bereid, waar hij het belang van Eleonore bevorderen kan. Hun invloed op Eleonore's karakter kon wel niet achter blijven, maar zou voorzeker krachtiger hebben gewerkt, als zij in de jaren, waarin de indrukken het sterkst zijn, een anderen leidsman had gehad dan dien dwazen, geruïneerden verkwister - haar vader - die tegen de wereld uitvoer, omdat hij zijn geld verspild had en zijn plaats in de wereld door verstandiger lieden was ingenomen. Het verwondert ons dus niet, dat er zwarte vlekken waren in het karakter van een meisje, dat door onkunde en gebrekkige opleiding in haar jeugd in staat was een heidensch plan op wraak met den christelijken pligt van kinderliefde te verwarren.

Wij treden niet verder in de détails van dit verhaal, dat, als wij zeiden, zich aangenaam laat lezen en wij het lezend publiek gaarne aanbevelen. Het onderscheidt zich onder de vele flaauwe, langdradige, zoetsappige, dweepzieke Engelsche romans, door krachtige taal, gezonde levensbeschouwingen en heldere, frissche opmerkingen.

Over het geheel is de vertaling wèl gelukt. De vertaler had ons echter het herhaalde lang, goud, bruin haar en grijze oogen wel kunnen besparen. Een welgevormde kromme neus (D. I. bl. 43) is ons een rariteit: een welgevormden gebogen neus kunnen wij ons beter voorstellen. Beuzelziek (D. I. bl. 51) komt ons geen gezonde woordkoppeling voor. Om mijn haar te doen (D. II. bl. 171) voor: mijn haar op te maken is wel wat heel erg. Op eenige drukfouten willen wij geen aanmerking maken om den schijn niet op ons te laden van te willen vitten waar we zooveel tot aanprijzing zeiden.

H.

[pagina 465]
[p. 465]

De straffe Gods. Een verhaal naar het Zweedsch van Marie Sophie Schwartz, door J.J.A. Gouverneur. Groningen, P. Noordhoff, 1866.
De kinderen van den arbeid. Een verhaal naar het Zweedsch van Marie Sophie Schwartz, door J.J.A. Gouverneur. Groningen, P. Noordhoff, 1865.

Dat de pen van M.S. Schwartz een zeer vruchtbare is, bewijzen de talrijke aankondigingen der nieuwe verhalen en novellen van hare hand. Dat de mildheid van productie echter niet altijd een bewijs is van de deugdelijkheid daarvan, hiervan overtuigt ons de inhoud van sommige dier verhalen. 't Schijnt ook hier te gaan als met den boom die welig en onbesnoeid voortgroeiend een mengeling van wilde en vruchtdragende takken vertoont, of als met den overladen wijnstok die met de goede tevens zure en wrange vruchten voortbrengt, omdat men 't verzuimde hem te zuiveren en van het overtollige te bevrijden. Beide aangekondigde verhalen dragen - hoezeer niet in gelijke mate, - den stempel van zulk verzuim. Had toch de schrijfster de wilde ranken harer weelderige fantazy wat besnoeid, had ze zich den tijd gegund om de levensverschijnselen op stoffelijk en geestelijk gebied met scherpen blik waar te nemen en daaraan de scheppingen harer verbeelding te toetsen, wat zou ze veel te schiften hebben gehad en uit te zuiveren, maar dan ook wat zou ze voor veel onnatuurlijks en onwaars in hare voorstellingen zijn bewaard gebleven.

Neen, voorwaar, ze zou hare lezers dan niet afmatten met een opeenstapeling van schanddaden en afschuwelijkheden, als gelukkig maar zelden in de werkelijkheid worden aangetroffen, met een te zamenpersen van wat er grof dierlijks in de menschenwereld ligt verspreid. Ze zou ons den blik niet met weêrzin doen afwenden van duivelen-gestalten waaraan niets menschelijks schier is overgebleven. En tot dat alles is ze vervallen door het verzuimen van het besnoeijingsen uitzuiverings-proces. Door het verzuimen slechts, niet door de onmagt daartoe.

Daarvoor waarborgt ons menige schoone bladzij in ‘De kinderen van den arbeid.’ Enkele karakters daarin, die waar en natuurlijk zijn geteekend, hier en daar een voorstelling uit het leven gegrepen, een kalm, rustig tooneeltje soms, dat u vergunt eens weêr bij adem te komen na al dat slingeren en schokken en spannen der hartstochten. Zie, dit een en ander brengt ons tot de overtuiging, dat Marie Schwartz over nog meer talenten te beschikken heeft, dan over een rijke, weelderige verbeelding alléén. Toch is het slechts het tweede verhaal dat ons tot die overtuiging brengt. In het eerste heerscht een donkerheid die ons doet huiveren, en waarover we verder nu maar een sluijer zullen werpen. Ook in de idée die de auteur door haar verhaal zocht te beligchamen, is onwaarheid, althans wat de toepassing betreft. Dat op geestelijk gebied, - even als op dat van het stoffelijke, - oorzaak en gevolg onafscheidelijk zijn verbonden, daarin heeft ze regt gezien, meenen we. Dat echter dat verband zich vertoonen zou in geheel onzamenhangende gebeurtenissen noemen we onwaar. Dat een leven van zonde en ongeregtigheid zeer zeker zijn vergelding vindt, ligt, - ook volgens onze overtuiging, - ‘in den loop der eeuwige natuurverordeningen;’ maar dat een voorval dat niet in de minste betrekking staat tot een vroeger gepleegde misdaad, juist dáárvoor de vergelding moet zijn, dat is iets dat we onmogelijk uit den loop dier eeuwige natuurverordeningen kunnen verklaren.

We meenen alzoo, dat uitgever en vertaler beide die Zweedsche bloem gerustelijk in Zweden hadden kunnen laten, niemand zou er iets bij gemist hebben. ‘De kinderen van den arbeid’ getuigen van betere dingen, we zeiden dit reeds hierboven. Bij het vele hartstochtelijke en overdrevene ook daarin, is er tevens

[pagina 466]
[p. 466]

waars in en natuurlijks. Daarbij is er aanschouwelijkheid in de voorstelling, losheid en gemakkelijkheid in den dialoog. Ook de idée, dat in den arbeid het zekerst middel voor den mensch is weggelegd om tot veredeling en verheffing zijner eigene natuur te geraken, is schoon en waar, en zal wel door ieder worden toegestemd die ooit over de belangen des menschdoms heeft nagedacht. Arbeid, de weg om boven stoffelijke en zedelijke ellende zich te verheffen, het krachtigst wapen om het dierlijke in de wereld te bekampen en te overwinnen; maar een arbeid daarbij overeenstemmend met ieders aanleg en neiging, niet door de ijzeren vuist van stands- of geslachts-vooroordeel omkneld: voorwaar, een denkbeeld dat het heil der maatschappijen en individuen in zich besloten houdt. Dat de schrijfster den rijkdom van het denkbeeld op verre na niet heeft uitgeput, dat ze het slechts als heeft aangeroerd en er op gewezen, hoe kon het anders bij de intrigues en verwikkelingen van het verhaal, waar het als onder bedolven ligt? Mogt maar menig lezer door die vingerwijzing geleid worden, om den blik te vestigen op een waarheid zoo veel omvattend als in dat denkbeeld is neêrgelegd, 't zou voorwaar een schooner vrucht zijn van der schrijfster arbeid, dan de kortstondige prikkeling cener overspannen verbeelding of het streelen van een verwenden smaak. En mogt zij zelve het erkennen, dat ook in het gebruiken van talenten en gaven, de natuurorde moet geëeerbiedigd worden, dat het bezit eener rijke fantazy eerst dan ten zegen kan worden, wanneer ze de plaats inneemt haar door de natuur, alzoo door God aangewezen, dat is, geen heerscheresse te willen zijn over het oordeel en het verstand: dat iedere arbeid slechts dan vruchtdragend mag heeten, wanneer er orde heerscht en harmonie bij de zamenwerking der krachten. Mogt het haar alzoo gelukken haar talent te veredelen en te zuiveren, dan kan haar arbeid der menschheid waarlijk ten zegen worden.

L.... e.

Beklemde harten. Een verhaal uit Nieuw-Engeland door Miss Cunnings, Schrijfster van ‘De Lantaarnopsteker, Mabel Vaughan’ enz. Uit het Engelsch. Amsterdam, P.N. van Kampen.

Beklemde harten! Waarlijk een aantrekkelijke titel, vooral als miss Cunnings ons in die beklemde harten een blik laat slaan. Zij heeft geen misbruik gemaakt van ons goed vertrouwen in haar talent, of liever - haar talent heeft immers den toets der kritiek reeds doorgestaan - van hare psychologische kennis.

De groote belangstelling en deelneming, die hare beklemde harten ons ten einde toe inboezemden, getuigen hiervan.

Naar alle waarschijnlijkheid gaf een te New Jersey gepleegde moord haar aanleiding tot het schrijven van het boeijend verhaal, waarvan wij gewagen. Wie is de moordenaar van Baltimore Rarule? Deze vraag intrigeert den lezer tot het laatste toe. Door twee personen wordt zijn neef George Rawle er ten stelligste van verdacht. Beheerscht door zijn liefde voor Angevine Cousin, en aanhoudend gekweld door haar ligtzinnig gedrag jegens een vreemden kapitein, ontvlugt George het ouderlijk dak. In dienzelfden nacht heeft de moord zijns ooms plaats. Sinds dat oogenblik voeden George's oude moeder Marguery en Angevine dezelfde vreesselijke gedachte:

George is de moordenaar.

[pagina 467]
[p. 467]

En nu vangt voor beiden een leven vol lijden, angst en smart aan. Angevine draagt dit als een billijke straf voor hare ligtzinnigheid.

Men vindt het lijk van George en besluit daaruit, dat hij door zelfmoord een einde aan zijn leven maakte. Voor Angie en Marguery is George's zelfmoord een nieuw bewijs van zijn schuld. Zij zien alles, de wanhoop, de schuld, de vlugt, de wroeging, den waanzin, den zelfmoord. Visioenen van gevangenissen, schavotten en verworging zijn geweken, maar de vrees voor de ontdekking van den moordenaar blijft haar bij. Iedereen wijdt dezen zelfmoord aan Angevine's ligtzinnig gedrag, en het vroeger zoo zeer beminde en geëerde meisje wordt nu door allen geschuwd en veracht. Na den dood haars vaders neemt Angevine haar intrek bij Marguery. Ook de oude Hanna, de vrouw van den vermoorden Baltimore Rawle, vestigt zich bij haar schoonzuster Marguery.

Dubbele kwelling voor Marguery en Angevine.

De oude Hanna, een stijve orthodoxe, die zich God voorstelt zooals zij zelve is, een hardvochtig regter, een onmeêdogend wreker - de oude Hanna breekt dagelijks in een vloed van verwenschingen uit, tegen den moordenaar haars echtgenoots, en smacht naar het oogenblik, dat zij hem in handen van het geregt zal zien overgeleverd. Eindelijk is dit oogenblik daar. De moordenaar is gevonden, maar George is het niet. George, een flink, oppassend koopvaardijkapitein en geen zelfmoordenaar, heeft den rooverkapitein bestreden en overwonnen en aan het geregt overgeleverd. Door deze ontknooping worden de beklemde harten als door een tooverslag ontheven van den zwaren last, dien zij vijf lange jaren torschten.

Wij willen den draad der geschiedenis niet verder volgen, maar verwijzen den lezer naar het boek zelf. Hij zal er menig aangenaam uur aan te danken hebben.

Benevens de intrigue verdienen stijl en uitwerking den meesten lof. Ook op godsdienstig terrein staat de schrijfster boven hare Engelsche zusteren. In den ouden predikant met zijn bekrompen geloof, zijn liefdeloos oordeel, zijn onherroepelijke uitspraak, schetst zij een van die typen wier hart liefderijker is dan hun leer. De predikant mag zooveel hij wil over den aard van het geloof, de aanspraak op verlossing en het goddelijk karakter spreken, het hart doet toch van het dogma een beroep op den mensch. In hem vindt de beklagenswaardige Angevine een deelnemend vriend.

De vertaling laat hier en daar aan duidelijkheid iets te wenschen over.

C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken