Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 26 (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 26
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 26Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 26

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.08 MB)

Scans (138.02 MB)

ebook (4.07 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 26

(1869)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vertalingen en herdrukken.

Raadselachtige Karakters, door F. Spielhagen. Naar het Hoogduitsch. 2 D. Deventer, A. ter Gunne, 1867.
Door Nacht tot Licht, door F. Spielhagen. Uit het Hoogduitsch (tevens als Vervolg op ‘Raadselachtige Karakters’). 2 D. Deventer, A. ter Gunne, 1868.

Wij kondigen twee werken aan van een schrijver, die onder de in Duitschland gevierden mag worden geteld, die er zijn werk van maakt om als een spiegel van onzen tijd op te hangen, waarin hij ons diens geest en denkwijs en rigting te aanschouwen wil geven. Of die spiegel evenwel helder, zuiver, trouw is, betwijfelen we. Wij zouden anders dien tijd beklagen, en vooral om wat de hoogere standen daarin zouden wezen, verafschuwen. Nog evenwel reizen we niet van Dan tot Berseba, om te zeggen: ‘het is alles woest!’ moge er ook veel en te veel gemeens bij het hooge graauw te ontmoeten wezen. Daar mag nog wel waarheid

[pagina 472]
[p. 472]

heeten wat een dichter vóór eens menschen leeftijd met nog algemeener toepassing sprak:

 
Welche Stunde had wohl geschlagen im Reiche der Geister?
 
Frage so albern doch nicht! Rund ist der Erde Gestalt.
 
Nicht allenthalben erscheint im nämlichen Moment die Sonne;
 
Mitternacht ist es noch hier, dort schon der helle Mittag.

En tusschen beide laatstgenoemde uitersten liggen morgen- en avondschemering, terwijl er donkere dagen en heldere nachten met maanlicht en sterrenschijnsel zijn. Zóó is het ten aanzien van tijden, zóó ten aanzien van standen; en zoo zal het, hopen we, ook nog zijn dáár, werwaarts wij door Spielhagen in de bovengenoemde werken worden gevoerd, die altoos in Duitschland meer belangstelling moeten wekken dan bij ons.

Trouwens, de Schrijver heeft ons meer bepaald eene klasse van menschen daar voor oogen willen voeren, die er nog te ontmoeten zijn, hebben zij ook sommige trekken met andere soortgelijken elders gemeen. Dit reeds maakt, dat zijne romans ons inderdaad meer vreemd moeten blijven, hoe velen onder ons er zich ook aan mogen vergapen. - Eene hoofdvraag is evenwel: mag de voorstelling ons daarvan gegeven in het algemeen overeenkomstig de waarheid heeten? Zou dan het antwoord misschien luiden: - zoo zijn er! - wij hopen niettemin, dat men het werk zijne plaats mag aanwijzen onder de logen- en laster-romans. Zóó was het misschien zelfs vóór een paar honderd jaar, ook onder Duitschlands adel niet gesteld, hoeveel ruwheid en gemeenheid er toen ook mogten heerschen. Zulke slechtheid met zoo weinige uitzonderingen, onder de aanzienlijken, bedekken onze fijnere vormen niet. Het is onder dezen vooral dat de schrijver zich in beide werken beweegt. Menschen uit minderen stand mogen er in voorkomen; zij zijn er in betrekkelijk klein getal en vervullen de mindere rollen, sommige tooneelen uitgezonderd. Meest zijn het baronnen, graven, vorsten en het daaraan annexe vrouwelijk personeel. En dezen zijn bijna allen niet tot de problematische, raadselachtige naturen te rekenen; zij zijn gedecideerd gemeen, ook in de schatting van den schrijver, hoezeer om wat andere redenen nog dan welke deze aan het licht laat treden. Daardoor wordt zijn haat ongemotiveerd. Immers hij stelt dat gemeene zóó voor, dat zijn zedelijke maatstaf ons tamelijk gebrekkig moet voorkomen, zóó dat wij in dit opzigt Spielhagen zelf, voor zoo veel wij hem uit zijn werk leeren kennen, en hij in de teekening zijner phantasiekinderen zijne eigene persoonlijkheid laat doorschemeren, tot de problematische, de raadselachtige karakters zouden rekenen, meer bijna dan verscheidene die in den roman voorkomen, van wie zich gereedelijk laat verklaren waarom zij zoo zijn.

Vinden wij dan bij hem Anklänge van religieusiteit en sporen van zedelijken ernst; de eene en andere zijn zoo flaauw en er heerscht eene laxiteit van beginselen in zijn werk, hij toont zich zoo geacharneerd ook tegen wat met regt christendom mag heeten, dat men het spoor bij hem bijster wordt. Hij noemt het gebied van het religieuse ‘het paradijs van naïve gedachteloosheid (?) en van blind geloof’ - de Kerk ‘den stal, waarin de huichelaars, die kwaadaardige, bijtende honden in de schaapsvacht van den deemoed, zoo overdreven en schrikwekkend huilen.’ En toch zijn de enkele waarlijk edele karakters in zijn werk, Melitta's oude, trouwe dienaar Baumann en moeder Clausen b.v., de oude vrouw, maar die met een hart vol deelnemende, opofferende liefde en heiligen moed haar weg gaat en in hope sterft, in eenvoud godsdienstig. Een predikant, die later zelfs professor wordt, is een ware karikatuur, en vaart zoo dom en onbehouwen uit tegen het ongeloof, als men het naauwelijks van den minste onder de broederen zou verwachten, terwijl hij later een zoo gemeene rol speelt, dat hij naar zijn karakter slechts nog verachtelijker wordt.

[pagina 473]
[p. 473]

Trouwens het boek mag voor een groot deel eene aaneenschakeling en zamenweefsel heeten van dwaasheid, van gemeenheid, een tafereel van verdorvenheid, waarbij wij hopen dat zwartgalligheid of kwaadaardigheid het penseel te vaak heeft bestuurd, dan dat er van waarheid, ook slechts van zielkundige waarheid spraak kan zijn. Was het inderdaad zoo gesteld, wij zouden zulke lieden liever rottende karakters dan raadselachtige karakters noemen, waarover en waarvoor ook in ‘Van Nacht tot Licht’ geen licht opgaat. Echtbreuk, gemeen bedrog, slechts vuiger, waar het met den mantel der zedelijke huichelarij wordt bedekt, emancipatie van het vleesch, list en gewelddaad zijn er schering en inslag, een zedelijke vuilnishoop, waar hebzucht en wellust in wemelen en wroeten; en dit bij oud en jong, bij hoogeren en lageren, terwijl wat er van godsdienst in komt farizeïsme of lamzaligheid mag heeten, behalve bij het boven vermelde paar menschen uit den minderen stand. Het is, in één woord, een voorname, groote luî's beestenboel, walgelijk onder blinkende vormen, die ten blijk kon dienen hoe van alle kanten godsdienst en christelijke geest inderdaad het zout der aarde mag genoemd worden, zonder hetwelk smakeloosheid en bederf komt.

De hoofdpersoon is een onecht kind, die van zijn vader de adellijke ondeugden moet hebben geërfd, die opgevoed werd in haat tegen den adel door den man die eens zijne moeder beminde, aan wiens wetenschap en voortreffelijkheden men moet gelooven, doch wiens geleerdheid of adel van karakter weinig blijkt, tenzij men dien in het boire et battre et être vert-galant wilde zoeken. Met al zijn krachtigen aanleg is hij een zedelijke zwakkeling geworden, moge hij zich nog gunstig onderscheiden van de wereldlingen en roués in zijne omgeving. Overigens is hij zoo wegsleepend beminnelijk, dat jonkvrouwen en onbestorven weduwen en meerbedaagde dames zich hem als voor de voeten of om den hals werpen. Natuurlijk geeft dit aanleiding tot scènes, die scabreus en scabieus genoeg zijn, die door het gevoileerde en gemesureerde voor velen slechts gevaarlijker worden kunnen. De onbeschaamde, maat en perken verloochenende, banden afschuddende zedeloosheid is de verleidelijkste niet. Oswald had niet enkel in de bevoorregte kringen om zich heen, maar in zijn eigen zijn en leven de ondervinding kunnen opdoen dat, waar de mensch zich van het hoogere losrukt en vervreemdt ‘subjectief gevoelen voor billijkheid (?) doorgaat en de dwaaste luimen van het oogenblik de rigtsnoer voor alle handelingen worden.’ In het karakter van Melitta zijn nevens sommige nobeler beginselen elementen, waarbij zij alleen door haar rijkdom en hoogen stand wordt bewaard om tot de diepste maatschappelijke laagte te zinken en zedelijk verloren te gaan.

En op die wijze en met zulke beginselen moeten, volgens den schrijver, ontstaan wat Göthe in zijn Wahrheit und Dichtung noemt ‘raadselachtige karakters, die ongeschikt zijn voor de betrekking waarin zij geplaatst zijn, en die er geene passende kunnen vinden, terwijl daaruit een vreeselijke worstelstrijd ontstaat, die het leven zonder genot doet voorbijgaan.’ Eene wel zachte voorstelling van een verderf, waarin meer dan eenig genot van het leven te gronde gaat, waardoor over iets hoogers dan over de süsse Gewohnheit des Daseins und Wirkens het verderf komt. Er is anders meer van Göthes Wahlverwantschaften dan van zijn Wahrheit und Dichtung in Spielhagens geestesprodukt, dat inderdaad een doorloopend bewijs is, hoe de mensch, ook de rijkbegaafde en gunstig geplaatste, niet alleen voor het leven onder zijne betrekkingen, maar voor alle leven, voor alle degelijke werkzaamheid en echt genot verloren gaat, wanneer hij enkel doet wat de wereld genieten noemt. Bij zooveel moralische Zerfallenheit moet het aanzijn bedorven worden, of het ‘wat de mensch zaait dat zal hij ook oogsten’ zou onwaarheid moeten worden tot de laatste letter toe. - Van dien kant zou Spielha gen's werk eene moreele strekking kunnen krijgen, al was dit ook iets, waarom hij het minst of niet dacht. Er ademt een weerzin in van banden en betrekkin-

[pagina 474]
[p. 474]

gen, die dure plichten opleggen, wij zien over de verpligtingen die daaruit worden geboren zoo los heengestapt en soms zoo höhnisch gesproken, dat wij èn aan de ‘Raadselachtige Karakters’ èn aan ‘van Nacht tot Licht’ zonder bedenking eene plaats toekennen onder de gemeene en zedenbedervende boeken. Moest bij liberale denkwijs het huiselijk en maatschappelijk leven dat worden wat daarvan hier wordt, dan gaven wij zonder bedenking de voorkeur aan de meest bekrompen kerkelijke orthodoxie.

Aan opgave van het beloop der geschiedenis is, bij zoo veel gedrang, en gewoel van menschen en gebeurtenissen, niet te denken. Men zou er hetzelfde van kunnen zeggen wat Göthe zegt van de Encyclopaedisten: ‘Wenn wir das ungeheure Werk aufschlagen, wird es uns zu Muthe, als wenn man zwischen den unzähligen Spuhlen und Weberstuhlen hingeht, und vor lauter Schnarren und Rasseln des Sinnen betäubenden Mechanismus in Verwirrung geräth. Toch is die verwarring vrij goed voorgekomen en de zamenhang wel bewaard, al is de Deus ex machina bij menige toevallige ontmoeting zeer gedienstig. Enkele tooneelen zijn met meesterhand afgewerkt. Zoowel van feest en bal der hoogaanzienlijken als van de kroeg, waar laag gemeen zamenschoolt en joelt, krijgen wij schetsen, die naar het leven geteekend mogen heeten. De beschrijvingen zijn klaar, soms uitvoerig, zonder charge, en onderscheiden tooneelen doen denken aan Göthe. Slechts nu en dan wordt de schrijver door zijne inspiratie verlaten, en zijn de gesprekken mat, de schetsen flaauw, en wordt een en ander deel van de overigens engelsch bewerkte machine lomp duitsch fabrikaat. Wij rekenen daaronder sommige tooneelen in den kelder of Kneipe, waar Schmenckel een hoofdrol speelt, vooral waar hij aan het liegen gaat, ook enkele trekken in de figuur van Timm, die anders, met zijne commis-voyageurs handigheid en zijn laag egoïsme, goed is geteekend.

Gewone romanlezers, het groote publiek alzoo, dat ook onder ons niet kieschkeurig is, zullen boeken als de hier aangekondigde verslinden. Wij kunnen, na er monsters van te hebben gestoken, de partij niet anders keuren dan E.S.B.S. (extra zwaar beschadigd) en duf. Wij staan in twijfel, of de vertaler iemand is die Hoogduitscher is en niet goed Hollandsch kent, dan of hij Hollander is, maar het Duitsch niet genoeg verstaat.

Nu hopen we, dat de uitgever loyaler zal handelen ten aanzien van deze aankondiging, dan hij in der tijd deed, toen hij uit eene billijk ongunstige recensie van de Gedenkschriften van nu wijlen Lola Montes eene wat verschoonende zinsnede uitkipte, waardoor schijn werd gegeven alsof wij een gunstiger oordeel over de onbeschaamdheid van die vorstelijke...., maar toch...., hadden geveld.

Lola Montes moet, volgens mij van geachte hand toegekomen mededeeling, in Noord-Amerika, met berouw over vele harer vroegere misstappen zijn gestorven, en heeft alzoo bewaarheid hetgeen wij toen van haar zeiden.

C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken