Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 28 (1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 28
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 28Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 28

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.21 MB)

Scans (73.76 MB)

ebook (4.10 MB)

XML (3.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 28

(1871)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Eerste deel]

[pagina 1]
[p. 1]

Godgeleerdheid en onderwijs.

Voor de jeugd?

Het water, zijne werking, en het nut en voordeel dat de menschen er van trekken. Een leer-, lees- en prentenboek voor de jeugd door G. van Sandwijk, op nieuw bewerkt door F.G. Braner. Leiden, D. Noothoven van Goor.

Een leer-, lees- en prentenboek voor de jeugd! Een stoute titel! Een leesboek te schrijven is reeds iets, - een leerboek met oordeel te vervaardigen onderstelt eene uitgebreide kennis en een zeer juisten blik, - om een leesboek voor de jeugd te maken moet men zich in die jonge harten kunnen verplaatsen en met omzichtigheid door weten te zeilen tusschen de klippen van deftigheid en lafheid - tot het vervaardigen van een prentenboek behoort behalve dat alles nog kunstzin, - maar om dat alles: leer-, lees en prentenboek voor de jeugd, in éen werkje te vereenigen, dat is een reuzenwerk, waarvoor menig anders begaafd schrijver zou terugdeinzen.

Hier nu wordt ons zulk een panacee aangeboden, laat ons zien, of het de proef der kritiek met bescheidenheid aangewend kan doorstaan.

De aanhef belooft niet veel.... voor de jeugd, - - ook als we het begrip jeugd wat ruim opvatten en den leeftijd der prentenboeken zoo hoog mogelijk opvoeren. Die aanhef luidt aldus: ‘Wanneer wij de ondoorgrondelijke inrichting der wereld willen leeren kennen en ons gemoed door de aanschouwing er van zoeken te verheffen, ('k heb nog nooit een schooljongen gezien, die zich dat ten doel stelde, maar enfin..) dan behoeven wij geene tochten op de Alpen te ondernemen, noch de geheimzinnige werkingen te beschouwen van de magnetische krachten, die, van de polen uitgaande, zich in kringen van zeer onderscheidene kromming om den aardbol bewegen (niewaar Jan, de isogonen, isoclinen, isodynamen en magnetische meridianen, je weet wel!), noch de vreeselijke krachten te berekenen, die de ingekerkerde onderaardsche waterdampen bezitten (je weet immers wel,

[pagina 2]
[p. 2]

Piet, de theorie van Alexander von Humboldt omtrent de aardbevingen, die immers zoo veel waarschijnlijker is dan die van de Neptunisten) - maar dan is het voldoende ons een enkelen waterdroppel in zijne wording, bewegingen en werkingen voor den geest te roepen. - - - Deze enkele droppel geeft ons als in een spiegel de natuur te aanschouwen in hare oneindigheid, haar onmetelijk levenwekkend vermogen, haar onberekenbaren rijkdom aan zegen’ (vindt je ook niet, Klaasje?).

Wat zullen we tot deze dingen zeggen? Is het boek niet door dat begin alleen, als leer- en leesboek voor de jeugd, onherroepelijk veroordeeld? Ik voor mij zou ten minste aan het gezond verstand mijner knapen wanhopen, wanneer ze b.v. op twaalfjarigen leeftijd, zulk een leesboek amusant vonden of zulk een leerboek begrepen. - Ofschoon het paard van den Schrijver (of bewerker) nu niet overal zóó hoog draaft als in die eerste zinsneden, zoo geldt toch het zoo even gezegde in meerdere of mindere mate van verreweg het grootste gedeelte van het werk.

Zoo leest men b.v. op bladzijde 5-7 eene beschrijving van de verschillende vormen der sneeuwsterren. ‘Elke sneeuwster bestaat uit zes kruiswijs over elkaar liggende kristalnaalden of uit zes driehoeken, die een gesloten driehoek of ook wel eene ingesnedene ster vormen, uit welker insnijdingen dunne kristalnaalden uitsteken. Deze naalden zijn dikwijls gevederd, even als het achtereind der pijlen, of zij dragen in het midden aan beide zijden twee kristalblaadjes, niet ongelijk aan een uitspruitenden grashalm, of eindelijk is hun uiteinde sierlijk in knopjes of zakjes besloten. Deze grondvormen zijn op de meest verschillende wijze onderling verbonden en leveren eene reeks van sierlijke figuren. Nu eens bestaat de sneeuwster uit zes eenvoudige kristalstralen, die van één middelpunt uitgaan en door sierlijke zijkristalletjes gevederd zijn; dan weder ziet de sneeuwster er uit als een fijn, luchtig geweven kantwerk. Want om één middelpunt hebben zich zes kleine, nauwelijks zichtbare schijfjes in een kring geplaatst, achter welke zes korte, fijn gevederde kristalstralen te voorschijn komen, die eindigen in een sierlijk knopje, waarboven nog een ijspunt uitsteekt. Al weder een andere sneeuwster is uit zes gladde stralen gevormd, die in het midden nauwelijks merkbare kristalblaadjes dragen; aan het einde van elken straal heeft zich daarentegen een nieuwe, zesstralige ster gevormd. Nog andere straalsterren hebben een of twee knopjes in het midden van elken straal, doch eindigen met een hoedvormig knopje of met een zeszijdige zuil, niet ongelijk aan staande lantarens, wier palen elkaar in het midden aanraken. Zelfs vindt men sterren die uit twaalf blaadjes bestaan en op een windroos gelijken.

Nog veel kunstiger zijn de sneeuwsterretjes, die uit driehoeken of zeszijdige zuilen gevormd zijn, daar zij zich meestal als volkomen rechte sterren met omboorde randen en eene dunne schijf als middelpunt

[pagina 3]
[p. 3]

voordoen. Deze sneeuwvormen bezitten òf gladde òf ingesnedene kanten en herhalen aan de einden hunner hoeken op kleine schaal de middenfiguur, waarbij zich aan deze kleine hoeksterren allerlei smaakvolle versierselen aansluiten. De eenvoudigste sterretjes van deze soort bestaan uit zes driehoeken, wier punten elkaar in het middenpunt aanraken, terwijl hunne grondlijn buitenwaarts gericht is. De afscheidingslijnen tusschen de afzonderlijke driehoeken zijn duidelijk te onderkennen, doch een middenpunt laat zich niet scherp bepalen. Andere sneeuwschijfjes’ - - - - maar het begint u te vervelen, - mij ook; welnu, - in het leesboek voor de jeugd is 't nog lang niet uit. Zeg ik dan te veel, dat het boek voor zijn doel volkomen ongeschikt is?

Is het hier besproken werkje dus alles behalve een leesboek voor de jeugd, een prentenboek is het evenmin. Wel zijn er onder de plaatjes sommige, die met goed succes in een dergelijk werk eene plaats zouden kunnen vinden, maar in een kinderprentenboek behooren geene afbeeldingen t'huis van het celweefsel eener plant, van polypen, van het boren eener artesische put, van de microscopische vergrooting van een waterdruppel, enz.

Is nu daarom het geheele boek, zooals het daar ligt, afkeurenswaardig? Is het misschien niet voor andere lezers geschikt, als waarvoor het volgens den titel bestemd is? Die vraag is niet zoo heel gemakkelijk te beantwoorden. Er is veel goeds in het werkje, en menigeen zal er heel wat uit kunnen leeren, maar voor wien is 't nu eigenlijk geheel passend? De schooljeugd zal hier en daar wel van de lezing kunnen profiteeren, maar zij zal sommige gedeelten ook heel vervelend of onbegrijpelijk vinden, en de jongeling van wat rijperen leeftijd zal, als hij niet door den ongelukkigen titel wordt afgeschrikt, er met genoegen in kunnen lezen, maar hier en daar zal 't hem weer wat kinderachtig toeschijnen. Eigenlijke fouten en verkeerde voorstellingen zijn er niet heel veel in, hier en daar een paar machtspreuken, waardoor twijfelachtige zaken wel wat ex cathedra worden uitgemaakt. Zonder vlekken is het echter niet en ook de vertaling (want 't is zeer duidelijk, dat veel van den inhoud uit het Duitsch vertaald is) laat hier en daar wel wat te wenschen over. Zoo b.v. wordt op bladzijde 11, of liever op de bladzijde, die no. 11 zou zijn, wanneer het boek gepagineerd was, gezegd, dat het ijs aan de oppervlakte drijft, omdat het door ingesloten luchtblaasjes lichter wordt dan water; zoo heet Volta op blz. 13 een Franschman en vindt men op blz. 40 de niet te begrijpen mededeeling, dat volgens zorgvuldige berekeningen de Garonne bij Toulouse 15 en de Seine bij Parijs 14 millioenen kub. voet water heeft. Wat de sporen van vertaling aangaat zij het voldoende om de uitdrukkingen zuurling (blz. 16), firnsneeuw (blz. 37), springkracht (van Sprengkraft) (blz. 42), vlotten, straten of lagen (blz. 48), en ‘een geestig volk’ te noemen.

Deze en dergelijke onnauwkeurigheden ontsieren het werkje wel,

[pagina 4]
[p. 4]

maar zijn niet voldoende om een afkeurend oordeel per se te wettigen, en dat oordeel zou dan ook vrij gunstig kunnen uitvallen, wanneer het werkje nog eens goed werd nagezien en men er van afzag het als Universal-heilmittel voor de jeugd aan te kondigen.

Arnhem.

Dr. H. van de Stadt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het water, zijne werking, en het nut en voordeel dat de menschen er van trekken


auteurs

  • H. van de Stadt