Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 28 (1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 28
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 28Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 28

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.21 MB)

Scans (73.76 MB)

ebook (4.10 MB)

XML (3.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 28

(1871)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Niets bijzonders.

Lorelei, Plaudereien über Holland und seine Bewohner van C.A.X.G.F. Sicherer. Leiden Druck und Verlag von H.A.W. Sythoff, 1870.

Wij hebben het wel gezegd: te Beilen zijn er al twee Duitschers geweest, die ons land uitteekenden en me dunkt sterker bewijs dan dit is wel niet noodig om te doen beseffen dat men plan heeft ons bij het groote vaderland te annexeren. Waarom toch zou men een land uitteekenen indien het niet ware met het plan om het in te lijven - tenzij, en dit zou ook nog mogelijk kunnen wezen, tenzij men vond, dat dit land eenige merkwaardigheden had, die de moeite en de kosten van eene afbeelding beloonden.

Gij zult het mij evenwel ten goede hebben gehouden, mijn waarde redacteur, dat ik de Lorelei, die gij mij in den loop van den voorzomer toezondt, tot hiertoe liet liggen, om niet betrokken te worden in den strijd tusschen hen, die van gedachten wisselden of Pruissen al dan niet voornemens of geneigd was Nederland bij Duitschland te

[pagina 81]
[p. 81]

voegen. Als ik kwaad van het boek zeide, zou men mij rangschikken onder de alarmisten, die zóó beducht zijn voor den Pruissischen invloed dat zij zelfs een onschuldig werk over Nederland, wanneer het door een Duitscher geschreven is, wantrouwen en afkeuren. Had ik er iets goeds van gezegd, dan zou men mij verdenken dat ik gemeene zaak maakte met hen, die de annexatie voorbereiden en door hunne welwillendheid de Pruissen in het land halen.

Voor geen van die twee misvattingen behoef ik thans beducht te zijn, want zoo ooit het denkbeeld van eene vereeniging tusschen Nederland en Pruissen op den achtergrond stond, dan is het in dezen tijd, nu de Fransch-Duitsche oorlog èn Duitschland èn Frankrijk wel voor vele jaren genezen zal hebben van den lust om krijg te voeren en het streven naar uitbreiding van grondgebied zeer zal hebben verminderd. Duitschland zal jaren noodig hebben eer het weder op zijn verhaal komt en in zulk een tijdperk zal men zich wachten nieuwe verwikkelingen te weeg te brengen, nieuwe offers aan zijn volk op te leggen.

Hoe men over eene naauwere aansluiting bij Duitschland denke, voor het oogenblik, bijna zouden wij zeggen voor het thans levende geslacht, is die eventualiteit bijna niet te denken en ik kan dus veilig zeggen, dat de Lorelei een mooi boek of een leelijk boek is zonder verdacht te worden, dat ik mij door politieke consideratien heb laten leiden.

Een mooi boek is echter de ‘Lorelei’ niet. De schrijver stelt zich voor Nederland te doen kennen. Hij heeft begrepen, dat eene drooge beschrijving niet in den smaak zou vallen; hij heeft er eene causerie van gemaakt, hij heeft geplaudert over ons land, meenende, dat in dezen vorm de inhoud gemakkelijker naar binnen zou gaan.

Voor eene plauderei echter is een voornaam vereischte: geest, en dit ontbreekt den auteur. De onophoudelijke kwasi-vergissingen met Hollandsche woorden in plaats van Duitsche, zullen toch wel niet voor geestigheden moeten doorgaan en de enkele tusschengevoegde anecdotes verdienen dezen naam ook niet.

Die vergissingen zijn zelfs vervelend, door hare herhaling, vooral door de eentoonige, nooit variërende wijze, waarop zij die er zich aan schuldig maakt - want de hoofdpersoon die over Holland praat is eene dame - haar weder herstelt. Wil men plauderen over eene zaak, welnu, tous les genres sont bons hors le genre ennuyeux, maar men prate dan levendig, vrolijk, geestig, en boeije daardoor den hoorder of lezer. Maar dat van den hak op den tak springen bij het mededeelen van dingen, die in Holland gevonden worden, dat rigtingloos rondzwerven door Nederlandsche toestanden en instellingen, twee dikke deelen lang, is wat zwaar, zoowel voor den Duitscher, die er niets van weet, als voor den Hollander die er alles van weet.

Maar zal de Duitscher, na de Lorelei gelezen te hebben, er nu ook alles, of althans veel van weten. Dit betwijfelen wij: die ordelooze

[pagina 82]
[p. 82]

aaneenrijging van mededeelingen over Holland is niet gemakkelijk te onthouden voor hem, die ze voor het eerst hoort. Was het des schrijvers doel ons land aan zijne landgenooten bekend te maken, dan kon hij geen lastiger vorm voor hen kiezen. Men zou een meer dan buitengewoon geheugen moeten hebben om dien chaos te bewaren. Men vergelijke hiermede eens de wijze, waarop Esquiros ons land schetste. 't Is waar, deze beschouwde zijn onderwerp uit een meer wetenschappelijk oogpunt, maar was het den heer Sicherer alleen te doen om zoo wat over Holland te vertellen, dan, wij verhalen het, zijn twee deelen te veel. Een uur ja zelfs een paar uur met iemand te praten over alle dingen en nog eenige, dat gaat, maar drie dagen lang is wat veel van het geduld gevergd.

Het oordeel van den Duitscher over de Lorelei zal dus, van dit standpunt gezien, waarschijnlijk niet zeer gunstig zijn. De Hollander zal het werk meer lezen als controleur om te zien wat een vreemdeling wel van zijn land vertelt. Met dit doel het boek lezende, zal hij het zeker zeer voldaan ter zijde leggen, want gaarne erkennen wij, dat de schrijver onze taal en onze toestanden goed kent. Een verkeerden indruk van ons land en onze zeden geeft de Lorelei volstrekt niet. Wat de schrijver verhaalt is volkomen waar en de Hollandsche lezer mist de voldoening die hij zoo vaak geniet bij de kennisneming van hetgeen de buitenlander over zijn land schrijft, dat hij hem kan uitlagchen over zijne domheid of naïveteit. Sicherer offert de waarheid niet op aan eene geestigheid, trouwens wij hebben reeds gezegd, dat van geest in dit boek geen sprake was. Ook van gemoed, overtuiging of hartstogt is dit werk volkomen ontbloot. Land- en volkenkennis is dan ook geen wetenschap waarvan de behandeling eischt, dat men die hoedanigheden der ziel doet doorstralen; maar een boek zonder humor, zonder gevoel, zonder individualiteit, zonder passie - voor de scholen is het misschien zeer aanbevelingswaardig, om het ernstige, neutrale karakter van deze niet te schenden, vóór den volwassene is het te saaije kost. Wij ergeren ons liever, als wij dan niet bewonderen kunnen en medegesleept worden, dan dat alle snaren van ons gemoed in rust worden gelaten. Alleen dan, wanneer het zuiver wetenschap geldt, verlangen wij dit, maar de auteur zal zelf de eerste zijn om toe te geven, dat hij juist heeft willen vermijden een wetenschappelijk boek over Nederland te schrijven. Zijn titel reeds getuigt het en de inhoud nog veel meer, want, zeven achtste van hetgeen hij omtrent ons land verhaalt, had veilig onbekend kunnen blijven in het buitenland. Wij zeggen dit niet met het oog op de vlekken in het Nederlandsch karakter welke door den schrijver gereleveerd worden, integendeel het kan geen kwaad, dat wij daar op gewezen worden, maar omdat het details geldt, die van alle belangrijkheid zijn ontbloot en die alleen te regtvaardigen zouden zijn door den behagelijken vorm, waarin zij worden ingekleed.

[pagina 83]
[p. 83]

Het doel van plauderen is amuseren en amuseren doet ons Lorelei niet, want wij behooren niet tot hen, die met dubbele belangstelling kennis nemen van eenig oordeel over ons land, indien het door een vreemdeling wordt uitgesproken. Ergeren doet Lorelei ons evenmin; en allerminst zien wij eenig verband tusschen dit werk en de Nederlandsch-Duitsche verhouding. Het is een volkomen harmless book, dat onzes inziens zeer wel ongeschreven had kunnen blijven, maar, nu het geschreven is, noch kwaad noch goed zal doen.

De uitvoering ter drukkerij van den uitgever, den heer A.W. Sythoff te Leiden, is zeer netjes.

K.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken