Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 29 (1872)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 29
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 29Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 29

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.02 MB)

Scans (70.45 MB)

ebook (4.08 MB)

XML (3.48 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 29

(1872)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

Wel voor de volksschool.

Uitstapjes in het rijk der natuur. Leesboek voor de volksschool. Met eene aanbeveling van Dr. M. Salverda. Met 12 plaatjes. Groningen P. Noordhoff en M. Smit, 1871.

Sedert de uitbreiding der vakken van onderwijs op de lagere school, zijn er een tal van werkjes verschenen, die ten doel hebben dit onderwijs meer in verband te brengen met het maatschappelijke leven. Bijna al de schrijvers er van trachtten dit te bereiken door de jeugd bekend te maken met de natuur en wel in de allereerste plaats met de voorwerpen in de natuur. In de school moet de kennis van de voorwerpen het aanvangspunt zijn voor de kennis der natuur; van deze onderstelling gingen bijna allen uit. Dat was zeer goed gezien, en toch slechts enkele onder de werken voor de jeugd, die het bovenstaande beoogden, hebben eene blijvende waarde en een' gevestigden naam gekregen. Niettegenstaande bijna al de schrijvers gebruik maakten van hetzelfde middel, hadden slechts weinigen succes. Van waar dit? Het antwoord is gemakkelijk te vinden, wanneer men in aanmerking neemt, dat het zeer moeielijk is in den rechten trant voor de jeugd te schrijven, dat dit een taak is, die gaven vooronderstelt, welke slechts enkelen bezitten.

Eenige maanden geleden verscheen het werkje, waarvan we hierboven den titel neerschreven; ook dit tracht het lager onderwijs in verband te brengen met het maatschappelijke leven en wel door de jeugd bekend te maken met voorwerpen uit de natuur, en naar aanleiding van deze met eenige belangrijke natuurverschijnselen. Er wordt toch gesproken over: de lucht, het water, de visschen en de vischvangst, de schelpdieren, de oesters, de parels, het koraal en de spons, den walvisch, de vulkanen, de aardbevingen, de steenkool, het potlood en den diamant, de warmte en de uitzetting, de lucifers, den spiegel, de suiker, het drijven en zinken, de luchtballons, de rups en den vlinder, de mol, het zout, de wolken, de metalen, de kachel en het graan. - Zal het zijn doel bereiken? Wij twijfelen daaraan geen oogenblik, wanneer het op de volksschool gebruikt wordt. Verkrijgt het geen gevestigden naam, dan is dit niet de schuld van den schrijver, want hij bezit de gave om voor de jeugd in den rechten trant te schrijven. Te recht zegt dan ook Dr. Salverda in zijne aanbeveling: ‘wijl het door de uitgevers werd verlangd - niet wijl het boekje dit in eenig opzicht zou behoeven - veroorloof ik mij, het bij den lezer in te leiden. Goede wijn behoeft geen krans. En ik mag mij vleien, dat het goede wijn is, die hier wordt aangeboden. Onversneden is hij niet; het boekje is niet geheel oorspronkelijk. Maar wat het geeft is in handen eener soliede firma geweest, die ik van nabij ken en waardeer: het is wijn gebleven - en dat zegt veel in onzen tijd!’

[pagina 46]
[p. 46]

Wij onderschrijven geheel, dat het goede wijn is, die hier wordt aangeboden. Wil men een proefje, ziehier er een:

‘Het gaat ons met den spiegel zooals het ons met de lucifers gaat; ieder heeft ze dikwijls gezien, het kleinste kind weet wat een spiegel is. En toch zullen allicht zelfs de grooteren niet weten welke merkwaardige zaken er van een spiegel te vertellen zijn.

Vooreerst moet ik een vraag doen. Hebt gij er wel eens over nagedacht hoe het komt, als gij 's avonds naar bed gaat en het licht weggenomen of uitgeblazen is, gij dan plotseling zoodra het licht weg is niets meer zien kunt? De tafel, de stoelen, alles wat gij voor een oogenblik nog goed zaagt, is in eens weg. Of neen, weg is het niet, want als gij dan in het donker u aan de tafel stoot of over een stoel valt, dan merkt gij zeer goed dat ze er nog zijn.

Ja, zal misschien iemand zeggen, dat spreekt van zelf dat wij dan niets meer zien kunnen, want dan is het donker in de kamer. Maar waarom kunnen wij juist in donker niet zien? - Op die vraag weet gij geen antwoord, niet waar? - Ik zal het u zeggen.

Ziet gij daar dat potlood wel liggen? Gij ziet het duidelijk, niet waar? Nu neem ik een boek en houd u dat vlak voor de oogen. Dan ziet gij het potlood niet meer. Toch is het daarom niet donker. Er moet dus van het potlood iets uitgaan dat in den gewonen toestand in het oog komt en zoodoende het zien bewerkt, dat echter nu het boek voor uw oog geplaatst is, daar niet doorheen kan gaan en dus niet in uw oog komt. Dat iets wat van de voorwerpen uitgaat en in ons oog moet komen als wij die voorwerpen zien zullen, is het licht.

Nu zijn er sommige voorwerpen die zelf licht geven, zooals een vlam, een gloeiend ijzer, enz. Verreweg de meeste voorwerpen echter geven zelf geen licht. Wanneer zulke voorwerpen dus zichtbaar zullen zijn, dan moet er licht van elders op vallen en dan van zulk een voorwerp af in ons oog komen. Daarom zien wij in een donkere kamer de stoelen en tafels niet, omdat er geen licht op valt dat in ons oog zou kunnen komen. Brengen wij echter in die donkere kamer een lichtgevend voorwerp, bij voorbeeld een lamp, dan zal er licht op de stoelen kunnen vallen en van daar uit in ons oog komen, en de stoelen zullen zichtbaar zijn.

Men noemt dat teruggeven van het opvallende licht door de voorwerpen, de terugkaatsing van het licht. Hoe gladder en vlakker nu een voorwerp is, des te regelmatiger en beter zal het licht terugkaatsen. Wanneer wij dus een brandende kaars houden voor een glad gepolijste metalen plaat, dan zal het licht wat daarvan uitgaat door het gladde metaal zoo regelmatig worden teruggekaatst naar ons oog, dat het even goed is alsof het licht terstond van de kaars recht naar ons oog gegaan was. En daardoor kunnen wij dan de kaarsvlam op twee wijzen zien. Vooreerst als wij naar de vlam zelf zien, dan krijgen wij het licht direct van de vlam in ons oog. Maar wij zien de kaars

[pagina 47]
[p. 47]

ook als wij op de metalen plaat zien, dan krijgen wij niet het licht terstond van de kaars in ons oog, maar het licht dat van de kaars uitgegaan en door het metaal naar ons oog teruggekaatst is.

Maar als wij een oppervlakte hebben die zoo regelmatig het licht terugkaatst, dan kunnen wij niet alleen een lichtend voorwerp maar elk ander voorwerp daarin duidelijk zien. Bij voorbeeld, als wij ons eigen gezicht zien in den spiegel, dan valt het licht dat door het venster komt op ons gezicht en van daar op den spiegel. De spiegel kaatst het zeer regelmatig terug naar ons eigen oog en zoodoende krijgen wij het licht in ons oog dat door ons gezicht naar den spiegel is teruggekaatst en door dezen weer naar ons oog. Dat licht komt van den spiegel tot ons en daarom zien wij het beeld van ons gezicht in den spiegel.

Voor onze gewone spiegels gebruiken wij meestal gladde vlakke metalen oppervlakten....

Dat is niet waar, zegt hier misschien iemand, want onze gewone spiegels zijn allen van glas.

Eilieve, laat mij u even vertellen, hoe de spiegels gemaakt worden, dan zult gij misschien anders oordeelen,

Om een spiegel te maken moet men eerst een goede vlakke glazen plaat hebben, die men zuiver afslijpt en polijst. Zulk een glasplaat spiegelt echter slecht, want van het licht wat er op valt wordt het meeste doorgelaten en slechts weinig teruggekaatst. De glasplaat moet dus aan de eene zijde bekleed worden met iets wat het licht niet doorlaat maar goed terugkaatst. Daarvoor wordt op een vlakke tafel een dunne plaat van tin, zoogenaamd bladtin, uitgebreid; daarop wordt kwik gegoten en dan het glas waarvan men een spiegel wil maken, snel er op gelegd en vast aangedrukt. Het kwik en het tin vormen dan te zamen een soort van deeg, dat vast aan het glas hecht en als een dunne laag er over uitgebreid is. Die gladde metalen oppervlakte is het eigenlijk spiegelende, het glas dient eenvoudig om haar te beschutten en stevigheid te geven.’

Wij willen hierbij niets anders voegen dan de raadgeving aan den onderwijzer, dit werkje op zijn school in te voeren. Het kan niet anders of de lieve jeugd zal er wèl bij varen.

Nog iets. Wij hopen, dat het veel debiet zal hebben, al was het hierom alleen, om van den schrijver te krijgen een ander merk, iets zwaarder dan het voorgaande, bestemd voor de hoogere klassen van onze volksschool.

A.

S.K.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Uitstapjes in het rijk der natuur. Leesboek voor de volksschool