Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 29 (1872)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 29
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 29Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 29

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.02 MB)

Scans (70.45 MB)

ebook (4.08 MB)

XML (3.48 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 29

(1872)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Brievenbus.

I.
Kiezers en gekozenen.

‘Wat vast stond kan ook glippen,’ sprak vóor een paarhonderd jaar een onzer vaderlandsche dichters, ook op den politieken toestand ziende. En waarlijk, dat woord is nog van toepassing, meer van toepassing zelfs dan in menigen tijd. Waren we reeds vrij wat aan 't dobberen, onze positie is er, sedert de man ons ontviel, die zoo vaak als eerste stuurman aan 't roer van ons staatshulkje stond en daaraan eene krachtige hand sloeg, niet secuurder en vaster op geworden.

Het ‘wie en waarheen nu?’ is eene groote vraag, die zeker veler hoofden bezig houdt, veler harten vervult, te meer, omdat er buiën aan de lucht zijn, waardoor andere grooter schepen, maar die in ons zicht zeilen, reeds vrij wat worden geslingerd. Ik heb het oog vooral op de bui, die niet uit een witte, maar uit de zwarte wolk dreigt, waaruit reeds in April enkele vlagen voortkwamen, ook op die uit de roode, door de ondergaande zon der humaniteit gekleurde, die nog verre is van zich ontlast te hebben, na zoovele verwoestingen als zij bereids veroorzaakte.

Onze scheepsraad is het oneens en betoonde zich soms tamelijk onhandig. Hier en daar blijkt, dat men slecht bestek gezet en verkeerd gekoerst heeft, zoodat

[pagina 94]
[p. 94]

men begint te roepen om een ander état-major en andere dekofficieren. Met andere woorden velen willen een ander Ministerie, eene andere Tweede Kamer, ook wel een verandering in hare samenstelling. Wij hebben er dan ook trouwens ruim genoeg vitters en parlechanteurs in, zoodat ik meermalen in de verzoeking geraakte om, bij wijze van except, aan te toonen met hoe weinig woorden zich dat liet zeggen, waartoe sommige afgevaardigden er wel vele bezigden. Wij hebben ons nu en dan vermaakt met- of ons geërgerd over het ‘aplomb complaisant, que leur donnait l'oubli de choses plusieurs fois dîtes. Het was alsof zij er zich op toelegden om met vele woorden weinig zaaks te geven; of kwam het, doordien zij hunne mede-afgevaardigden voor wel dom en onnoozel hielden?

Wij vonden die luî, den goeden niet te na gesproken, niet het minst onder onze rechtsgeleerde heeren, van wie men mogt zeggen, dat de vele koks de brij bedierven, terwijl het meermalen bleek, dat het niet allen koks zijn die e.z.v. Door het groot getal dier mannen, wier studie hen alligt tot vitterij en woordenuitkraming verleidt en op minder practisch standpunt plaatst, loopen zij gevaar om niet alleen zelven voor de behandeling van vele zaken minder geschikt te worden, maar ook den blik van anderen daarop te verwarren. Wij zouden het daarom wenschelijk keuren, dat er maar een bepaald getal advocaten of juristen in de Tweede Kamer mogten wezen. Een half dozijn was genoeg.

Natuurlijk kan men ze echter, wanneer zij worden gekozen, niet weren. Maar toch is er een andere weg, waarlangs aan dien wensch van velen eenigermate kan worden tegemoet gekomen, en waardoor onzes inziens de gehalte van dat hooge Regeeringslichaam inderdaad kan worden verbeterd.

Wij zouden dit beproefd willen zien langs dezen weg, dat men de kiesdistrikten vergrootte, en deze in plaats van op 90000 zielen op 105000 bracht. Daardoor zouden omtrent twaalf of veertien plaatsen vakant worden, welke wij op die wijze zouden willen vervuld zien, dat onderscheidene corporatieën, aan wie bepaalde belangen zijn aangewezen en toevertrouwd, zonder in onderafdeelingen te vervallen, hunne afgevaardigden naar gezegde kamer benoemden, ten einde niet bepaald hun stand, maar die belangen, die inderdaad de belangen der natie zijn, te vertegenwoordigen.

Zoo zouden we de kamers van koophandel te Amsterdam en Rotterdam elk éen lid, Dordrecht, Middelburg en Vlissingen te samen, Groningen, Harlingen, Zwol, Leeuwarden (?), Kampen (?) te samen, Almelo, Enschede, Hengelo e.z.v. mede éen lid willen zien afvaardigen. Wij wenschten uit het leger twee, door de officieren te kiezen vertegenwoordigers, door de Marine éen, door den Waterstaat éen lid gezonden te zien; terwijl men van de Akademieën en van Amsterdams Athenaeum des noods met eenige andere corporatie vereenigd, elk éen afgevaardigde, als der geistige Band der Thule naar die vergadering zou kunnen zenden.

Daardoor zou men niet enkel het bovenvermelde negatieve voordeel verkrijgen, maar men zou inderdaad noodige intellectueële krachten winnen. Niet alleen en eenvoudig doordien men menschen van- en voor die vakken en takken kreeg; maar elke van die corporatieën zou, ook voor den naam van het corps, er zich op toeleggen om zulke mannen af te zenden, als choryphaeën konden wezen, waar het op die belangen aankwam. Men zou geen prettige praters, geen angenehme Gesellschafter, maar mannen kiezen, die hun corps tot eer strekten en de eer van hun corps konden ophouden.

Kwam het aan op de beoordeeling van een wetsontwerp dat tot hun speciaal vak behoorde; men zou blikken en hoofden zich onwillekeurig zien richten naar die heeren, die in de eerste plaats in staat waren om in- en toe- en des noods bij te lichten, terwijl dezen genoopt waren om zich bij de behandeling van zulke zaken schrap te zetten, teneinde ze te brengen à la portée van oningewijden in die zaken, zooveel zulks doenlijk was.

[pagina 95]
[p. 95]

Dat er bij de tegenwoordige wijze van verkiezen, nu voor deze dan voor gene dier zaken specialiteiten in de Kamer komen, soms zulken die nog niet ter mummieën uit eene vergane verledenheid werden, is inderdaad grootendeels het werk van eenig toeval, terwijl men op de voorgeslagen wijze menschen kreeg, van wie men kundigheid op hun terrein kon eischen, en die bekend waren met den actuëelen staat van zaken. Tegen conniventiezucht of verlangen om te believen kon men waken, door niet enkel te zien op capaciteiten, maar ook op karakter, en door op waardige, zedelijk- onafhankelijke mannen de keus te vestigen. Mogt dan eenig minister terugzetting of wel pensioneering tegen wil en wensch en recht aan zulk een persoon bezorgen, dan treffe de algemeene opinie zulk een min-is-t er met haar vonnis, mogt men er in de Kamer niet tegen opkomen.

Een ander bezwaar dat wij tegen ons kiesstelsel hebben, en dat grooter zou worden bijaldien men tot een nog lageren census mogt komen, is dit, dat men daarbij op gelijke lijn plaatst, wie geenszins onder hetzelfde niveau zijn te brengen. Om dit in 't oog te doen vallen willen we een voorbeeld nemen dat geens zins uit de lucht is gegrepen. Stellen we ons een chef voor van een groot handelshuis, die onmiddellijk een of een paar boekhouders en ettelijke kantoorbedienden heeft, die schuitenvoerders en zelfs den kruijer een betrekkelijk ruim bestaan bezorgt, die er een koetsier op nahoudt e.z.v., die allen in de termen zouden vallen om kiezers te zijn. Is het dan niet waarlijk zoo iemand en in den regel zelfs den staat tort aandoen, wanneer men hem op gelijke lijn stelt met die allen, terwijl men mag vertrouwen, dat zulk een man door zijn standpunt en relatieën een veel helderder en ruimer blik op menschen en omstandigheden kan slaan dan die allen, en althans de meesten hunner?

Nu willen we in geenen deele, dat men hem die duizenden of honderden gulden opbrengt, waar anderen met tientallen in de belasting deden, pro rato stem gunne. Dit zou de weg wezen om, gelijk Servius Tullius met zijne eerste klasse deed, het geheele regeeringsbeleid in de handen onzer geldaristokratie te brengen, hetgeen wij wenschelijk noch billijk zouden keuren. Immers, wij beginnen allen met onze personen, de onzen, onze vermogens en belangen, onze rechtsbeperking e.z.v. als ware het bij te dragen ter vorming van het groote lichaam, een en ander meer geldende dan het leidige geld. Doch men zou in dezen zich voor verongelijking kunnen vrijwaren, door aan lieden die eene hooge som en vooral voor patent opbrachten twee of drie stemmen te gunnen, waardoor men veiliger bleef voor het vervallen op de klip der ochlokratie, der regeering van de lagere massa, die gereedelijk aischistokratie, de regeering der slechte leeperts en geweldenaars en drijvers wordt.

Ook op grond dat men in staat kan zijn om op dingen en toestanden een juister blik te werpen, zonder geld te hebben, en omdat geld en bezit niet het eenig kapitaal is, zouden wij het kiesrecht willen gegund hebben aan alle aan onze Hoogescholen gegraduëerden en wie akten van toelating tot wetenschappelijk onderwijs bezitten, al waren zij volgens den census daartoe niet bevoegd. Immers, door dien census en dezen alléen in 't oog te houden krijgen er menschen middellijk deel aan het staatsbeleid, welke men inderdaad eerder om hun métier mogt uitsluiten, b.v. gemeene kroeghouders en erger waarden. De staten en hun bestuur moesten niet zoo louter materialistisch rekenen, geld en opbrengst moest niet zoo de éénige maatstaf wezen. Daarmede kan goeds, maar ook veel laags en heilloos zich paren.

t.

c.

[pagina 96]
[p. 96]

II.
Aan 't adres der Rotterdamsche courant.

De Rotterdamsche Courant van 24 Mei jl. heeft een ‘leugensche(r)ts geleverd. - Ik onderstel dat bij vergissing de r uit het woord scherts is uitgelaten. - Schertsend wordt daarin gezegd: dat de schrijver van ‘Eene week in 1900’ blijkbaar zijn eigen meening vertolkt door de woorden, welke hij aan den kapitein van het Cultuurstelsel, over dat stelsel sprekende, in den mond legt, en dit geeft aan de Redactie in 1872 eene gelegenheid om aan te toonen, dat die kapitein in 1846 zich een verkeerde voorstelling van het cultuurstelsel maakte. Zij schijnt zich niet te herinneren dat de Rotterd. Courant er toen nog minder van afwist dan onze kapitein, die in 1872 zeker een geheel ander oordeel zou vellen dan hij in 1846 deed.

Zie hier wat de Rotterd. Courant van het cultuurstelsel zegt: ‘En wat is nu het geval? Dat het Gouvernement in plaats van den Javaan belasting in geld op te leggen, van hem vordert dat hij, gedurende eenigen tijd in het jaar tegen vastgestelde belooning in de Rijkskoffietuinen zal werkzaam wezen. In die weinige woorden is geheel het cultuurstelsel uitgedrukt........................................... ‘waaruit volgt dat de Indische baten, die Nederland in staat stelden een gedeelte van zijn schuld te delgen, een spoorwegnet over het rijk te vlechten en, met andere groote werken, de verbetering der waterwegen van Rotterdam en Amsterdam te ondernemen, werden verkregen langs een weg, die gezegend ook voor Indië mocht heeten.’

Wanneer de kapitein even goed ingelicht was, als de Red. van de Rotterd. Courant het schijnt te zijn, zou hij waarschijnlijk gezegd hebben:

‘Wat zou men er in Holland van zeggen, mijnheer, wanneer het Gouvernement in plaats van belasting in geld op te leggen de bevolking van Nederland eenigen tijd in het jaar tegen vastgestelde belooning op de domeinen van het Rijk liet arbeiden, de vruchten van haren arbeid buiten 's lands verkocht en van de overwinst, niet in Nederland, maar op Java de riviermondingen verbeterde en een net van spoorwegen liet bouwen, de Javaansche schuld delgde en niets daarvan ten voordeele van Nederland besteedde? Zouden de Hollanders zoodanig belastingstelsel een zegen voor ons land noemen, ook dan wanneer zij de vrijheid behielden om voor hun eigen onderhoud overvloedig aardappelen te planten en te mogen oogsten?’

Op die wijze voorgesteld zou de meening van den kapitein in overeenstemming zijn met de verklaring door de Rotterd. Courant van het cultuurstelsel gegeven.

Ik betwijfel echter of die voorstelling meer sympathie er voor zal opwekken dan hetgeen er in 1846 door den kapitein van gezegd werd, en toch zouden de tegenstanders van het cultuurstelsel nog het regt hebben de opmerking te maken, dat die voorstelling minder juist is, uithoofde de jaarlijksche opbrengst der rijstvelden op Java eenige millioenen picols minder bedraagt dan voor de levensbehoeften der Javanen benoodigd is. De kapitein zou dus het woord ‘overvloedig’ moeten weglaten en zeggen: voor hun eigen onderhoud aardappelen te planten en te mogen oogsten.

g.v.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken