Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 31 (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 31
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 31Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 31

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.54 MB)

Scans (84.18 MB)

ebook (4.52 MB)

XML (4.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 31

(1874)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 58]
[p. 58]

Vertalingen en herdrukken.

Europeesche Mijnen en Tegenmijnen, door Gregor Samarow. (Vervolg van ‘Om Scepters en Kronen’), uit het Hoogduitsch. 3 Deelen. Deventer, A. ter Gunne, 1874.

De titel is welgekozen, alzoo de schrijver zich in het verdienstelijk en onderhoudend werk, althans grootendeels, beweegt op het gebied der diplomatie en van het leven der vorsten en hoogen aan de hoven. Daar wordt ten aanzien van gewichtiger en geringer belangen, ook om nietigheden vaak, gewoeld en gewerkt met een ijver en verheimelijking, met een slimheid en veinzerij, met zoo schijnbaar vriendschappelijke maar verholen vijandige bedoelingen, dat men dit wel mag vergelijken met dat onderaardsche wroeten en tegenwroeten, waarbij men zich ten doel stelt om, zoo mogelijk, den vijand met het zijne in de lucht te laten vliegen en te vernielen. Het is de nachtzijde der diplomatie, die daar haar heilloos spel speelt, waarbij de rust en welvaart van volken de inzet is, en dit gespeeld met zoo onmenschelijk koude berekening, dat ons het: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen,’ van de lippen wordt genomen, dat het een waar duivelen werk wordt, zoodat men mocht vragen, hoe er in het hart van hen die het drijven nog ruimte voor iets anders en beters overblijft. Men zou kunnen wenschen, dat het ras van de aarde werd verdelgd, of dat het althans een bepaald artikel werd in het algemeen volkenrecht, dat de vorsten en ministers als enfants perdus het spits moesten afbijten. Men zou wreed tegen hen kunnen worden uit menschelijkheid.

En ondanks alles wordt het oude spel slechts op grooter schaal aanhoudend voortgespeeld, de hel wordt voortdurend gestookt, al komen ook gestadig andere duivels aan het werk. - Wij weten dat men niet elken oorlog onbepaald kan veroordeelen, dat algemeene, eeuwige vrede eeuwenlang nog slechts eene utopie zal blijven, dat het onrecht slechts aan eene zijde kan liggen en de andere zich daartegen dan mag en moet verweren; doch bij de meeste oorlogen, en vooral bij de door de diplomatie aangestookte, was de aanleiding gemeen, in eerzucht en bijoogmerken te zoeken, al voerde men heilige woorden in den mond. Er mogen enkele betere zijden aan den krijg wezen, die worden treurig ruim opgewogen door verwildering en gruwel, door al de ellende en het bederf daardoor veroorzaakt. Wij wijzen daarop in onze aankondiging te eerder, omdat Samarow dit in zijn werk niet of niet genoeg in 't licht heeft gesteld.

Evenals in ‘Om Scepters en Kronen’ krijgen we hier meer een reeks van tafereelen, die den lezer nu her- dan derwaarts voeren, gelijk dit trouwens in den aard van zulk een werk ligt, waarin de eenheid van plaats en plan onmogelijk bewaard kan blijven. Hij breekt telkens den draad af en bruske mag nu en dan de wisseling der tooneelen heeten, waartoe zijn stof, op die wijze behandeld, hem echter noodzaakte. Hij houdt gang en toedracht der zaken in het oog, hoewel aan het romantische hier eene grootere plaats wordt ingeruimd dan in het vroegere werk. Grootendeels ontmoeten wij hier dezelfde historische personen, met wie wij daar kennis maakten, en die naar voorkomen, karakter en bedrijf, voorgesteld met een aplomb en precisiteit, dat wij niet daarvan onderstellen, dat de schrijver zich daarbij alleen door de gave der intuitie zou hebben laten leiden. Controleeren kunnen wij hem niet, in zijn vaderland is men daartoe beter in staat; eene reden waarom wij de waarheid zijner schetsen in den geloove aannemen.

Napoleon III, de keizerlijke praestidigidateur, wordt ons daarin voorgesteld,

[pagina 59]
[p. 59]

zooals hij misschien was, in zijne teedere bezorgdheid als vader, maar ook in zijne politieke menées, al worden die niet geheel blootgelegd, en al blijft hij, gelijk men hem noemde, de Sphinx aan de Seine. Zijn schacheren om Luxemburg, dat von Bennigsen eene schandelijke geschiedenis (?) noemt, en dat eene mislukte speculatie werd, waarbij Bismarck hem mat zette, maakt een pijnlijken indruk, en bevestigt de waarheid van het woord van den ouden dichter: ‘Groote lieden missen ook.’ De schrijver noemt D. II, bl. 70, de politiek een wezen, dat geen geheugen en geen gevoel heeft. Wij zouden in plaats van dat ‘geen geheugen’ liever lezen: geen geweten. - In het salon van de ex-keizerin Eugenie vinden we wat wij daar verwachtten, hoewel er, ter completeering, nog wel een paar andere gestalten konden bijkomen. Zij was en is misschien Spaansch vroom. Nu neemt de graaf Rivero, dat mengsel van humaniteit en godsdienstig vooroordeel, van edelmoedigheid en ongevoeligheid, zoo open en nobel hier, zoo vol intrigue ginds, de in zijne innigste gevoelens gekrenkte schipbreukeling in het leven, en daarom een ijveraar voor de Kerk, de rol op zich, die wij met den speler voor rekening van Samarow laten. Diens betrekking tot de in marchesa Pallanzoni, later in eene arme werkster gemetamorphoseerde Antonia Balzer, de getemde tijgerkat, wordt fraai, nu en dan slechts met wat sterke kleuren geschetst, gelijk hare verhouding tot en invloed op George ook als psychologisch welgelukt mag beschouwd worden. Het is zoo levendig voorgesteld, dat het wordt alsof ons een plaatsje in dat Fransche huishoudentje van madame Bernard was ingeruimd. Het voorval in de Morgue riekt wat heel romanachtig. - Julia en haar berouwvolle vader, maar met eene moeder, gelijk wij ter eere der menschheid zouden wenschen dat er niet werkelijk bestonden, is menschkundig gegeven, en de beschrijving der soirée bij madame Pamela niet zonder verdienste. De latere ontmoeting der familie met Rivero is wel toevallig, maar anders treffend goed, al hadden we den coup de théâtre aan het slot daarvan minder noodig. - Het hof te Hielzing, de plannen van den gewezen koning, zijne dochter prinses Frederika, die zich belemmerd en belet voelt waar zij verlangt de vleugelen des geestes uit te slaan, haar vriendschap met de aartshertogin Mathilde, een en ander is zoo voorgesteld, dat men deelneming voedt met zulke gevallen grootheid, gelijk men den kandidaat, die zich o zoo wijselijk! in den loop der dingen schikt, leert verachten. Wanneer trouwens een geestelijke slecht wordt, loopt hij gevaar om, gelijk eene vrouw die de eerbaarheid schendt, zooveel verder te gaan dan anderen. Dezelfde noodlottige kracht of drift die hen aanzette om de hechtere en enger gestelde perken te verbreken, doet hen op het verkeerde pad ook zooveel verder voortsnellen. - De keizerin-moeder, aartshertogin Sophie, de aan Rome niet verkochte, maar verknochte, die zegt dat zij zich met de staatkunde van haar zoon niet wil bemoeien, maar er zeer de hand in had, is wel ter sneê ingevoerd. - Von Beust is niet geflatteerd, en het komt ons voor dat, al erkent Samarow, dat hij de man is die de boeien van het ergerlijk en wederrechtelijk concordaat verbrak, hetgeen Oostenrijk als met gebonden handen aan den pauselijken Stoel overleverde, hem geen vol recht is wedervaren.

In het derde deel zien we de mijnen nader aanleggen en, evenals de tegenmijnen, ze vullen. In het derde hoofdstuk zijn Napoleon en Bismarck daarmede aan den gang; de eerste wel wat geschokt in zijn zelfvertrouwen. Al schijnen de monarchen, die de Parijsche tentoonstelling bezoeken hem daarmede hunne hulde te brengen, en al staat Napoleon oogenschijnlijk op het toppunt zijner macht en grootheid, Mexiko heeft hem een knak gegeven, en in zijne Italiaansche combinatiën is hij teleurgesteld, zijne krachten beginnen hem te ontzinken. In zijn onderhoud met Bismarck zien wij den Franschen kolossus wankelen op zijn grondslag; hij is van de zaken en van zich zelf minder zeker, het gouden en zilveren beeld rust op voeten van leem en ijzer, die het niet langer kunnen dragen. Zijn

[pagina 60]
[p. 60]

staatsbeleid wordt meer en meer een politiek geknutsel, gelijk het vroeger reeds grootendeels een politiek geknoei was vol dubbelhartigheid. Napoleon laat zich door het Fransche volk of de chauvinisten daaronder misleiden en medesleepen, gelijk hij het volk verblindt en medesleept.

Met zijn relaas tot hiertoe uit te strekken brengt Samarow het tot den vooravond van den beslissenden dag, die zooveel berekeningen te schande maken, zooveel hoop verijdelen zal. Met Mentana, waar de chassepots hunne merveilles deden, eindigt het werk. Straks zal in Frankrijk de minister van oorlog gereed wezen, Parijs zal om oorlog roepen, het leger zijn ‘naar Berlijn!’ aanheffen, de Keizer zal in alles hebben voorzien, de demon des oorlogs zal losgelaten worden, de keizerlijke prins zal kogels rapen, en Wörth en Spicheren en Gravelotte, ook Sedan en Metz zullen komen, en Frankrijk zal bloeden uit zoovele wonden, om slechts den honger naar wraak en verdeeldheid in den eigen boezem over te houden.

Frankrijk's regeeringen waren sedert eeuwen Frankrijk's vloek. Die mergelden het uit, die slachtten, die bedierven het volk, nu door inbreuk op en onthouding van rechten en door matelooze verspillingen, dan door het krijgsroem voor te spiegelen, dan door onverdraagzaamheid en heerschzucht. Het mag inderdaad een bittere spot heeten, dat het zijn Lodewijk XIV, zijn Napoleon I den toenaam van de Groote gaf. Het is jammer van eene groote natie, waar bij fouten inderdaad veel goeds in het volkskarakter is aan te treffen. - En wat zal nog het einde zijn?

Of zouden we te veel hebben gezegd? - Bij het licht der geschiedenis moge menig Vorst en Vorstenhuis veel van hun luister verliezen; die van Frankrijk biedt ons een treurig, soms afschuwwekkend tafereel aan. Lodewijk XIII met Richelieu, Lodewijk XIV, de Regent, Lodewijk XV, ook ietwat Lodewijk XVI, Napoleon I, Lodewijk XVIII, Karel X, Louis Philippe de diplomaat, een dergenen die, naar 't zeggen van een onzer staatslieden, ‘God zoo diende dat de duivel er niet kwaad om kon worden’, Napoleon III met zijn Eugenie en haar petite guerre; het is een reeks, die ons den troon en de kroon kou doen beschouwen als een upasboom, die alles vergiftigt wat daarop of daaronder zetelt.

De vertaling is, ondanks de ‘vele zorg daaraan besteed en het nazien door een onzer letterkundigen, die modellen van vertalingen leverde,’ niet te prijzen. Wij maakten en maken geen gezochte aanmerkingen; doch ‘licht achterovergebogen - zenuwachtig trok het om den jeugdig frisschen mond - den polsslag volgend - een trek van misnoegen legde zich om de lippen van den prins - diepe treurigheid die zich op het gelaat van den prins legde’ - op de drie eerste bladzijden te vinden, zijn wel niet aan te voeren als proeven van een goede vertaling. De geinerimineerde aanmerkingen, die inderdaad vitterijen zijn, waren niet van ons. Het werk, die ‘Mijnen en Tegenmijnen’, was eene goede vertaling waard. Wij verlangen de losbarsting te zien, die al te jammerlijke verwoesting aanrichtte, maar toch het gebouw van list en staatszucht van Napoleon III vernielde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken