Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 35 (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 35
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 35Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 35

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.31 MB)

Scans (83.00 MB)

ebook (4.61 MB)

XML (4.05 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 35

(1878)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Oorspronkelijke romans.

‘Marie’, door G.J. van der Hoeve, Schrijver van ‘Bijna gelukt’. Amsterdam, Scheltema en Holkema, 1877.

Een nuttig boek, rijk aan menschenkennis en levenswijsheid, fiksch geschreven, goed gedacht en leerrijk voor allen zonder onderscheid. Vrij van partijdigheid voor eenige geloofsrichting, maar een apostel van de ware humaniteit, streefde de schrijver er kennelijk naar, om er een lans voor te breken ten koste van het ongeloof, het bijgeloof en de dweepzucht, die haar nu, zooals vroeger hardnekkig den weg versperren. Daarom treffen we in ieder persoon van dit verhaal een type aan, dat de idee des schrijvers volkomen verklaart. Geen roman schreef hij, maar een op waarheid gegrond verhaal, gebeurtenissen uit het dagelijksch leven, belangwekkend en gewichtig genoeg om er de aandacht op te vestigen.

De materialist Van Heller, die het bijgeloof van anderen tot zijn eigen voordeel aanwendt, de zwakke De Wit, het slachtoffer van de godsdienstige dweepzucht zijner vrouw en dochter, de vrome Donner, wiens geloof wel een bespotting schijnt van zijn wraakzuchtige gevoelens tegen De Wit, wie kent hen niet? En ook Marie, de heldin van 't verhaal, is geen fictie. Sinds de priesters weder tuk zijn op de wonderdadige geestverschijningen van de heilige steunpilaren hunner kerk, blijft ook de geestelijke extase hunner vrouwelijke leeken niet achterwege en vullen zich de kloosters, als vanouds, met de begenadigden

[pagina 248]
[p. 248]

der Heilige Maagd. Dat is bedenkelijk voor den practischen christenzin, die reeds zijn heilzamen invloed op onze Maatschappijen begon uit te oefenen, bedenkelijk voor deze Maatschappijen zelven, wier bloei en vooruitgang alléén aan dezen talisman te danken is en vooral bedenkelijk voor de rust en het geluk harer individuen Met zijn ‘Marie’ doet de schrijver een beroep op het gezond verstand zijner lezers en lezeressen. 't Is niet ieders zaak, billijk en onpartijdig te blijven in religieuse quaesties, daartoe worden een onbenevelde geest en een ruim hart vereischt. De schrijver geeft er blijken van. Met voordacht liet hij iedere overdrijving achterwege en kleurde hij zijne figuren zoo natuurlijk mogelijk. 't Zijn geen gewetenlooze booswichten, maar menschen van overtuiging, wier afdwaling van het goede en ware alléén te wijten is aan de gebrekkige leer, die ze aanhangen. Zelfs de sluwe priester, Marie's biechtvader, handelt uit plichtbesef, als hij dit jonge, vrome offer aan de wereld betwist en van hare roeping voor het klooster overtuigt.

Men leze dit boek; als tendenzverhaal verdient het de meeste aanbeveling. Wie er den roman in zoekt, zal er niet door bevredigd worden, want aan intrigegeest en boeiende tooneelen is het arm. Blijkbaar had de schrijver te worstelen met de inkleeding van zijn moeielijk en teer onderwerp. Ook wordt de lectuur niet vloeiender gemaakt door het aanhoudend verwisselen van den tegenwoordigen met den verleden tijd, zelfs in de gesprekken. Nochtans.... wie een flinke, degelijke schets wenscht van de bedenkelijke verschijnselen onzer dagen op geestelijk gebied, kan zich geen beter verhaal wenschen.

C.

Jeannette en Juanito, door Dr. Jan ten Brink. Leiden P. van Santen 1877.

De Heer Ten Brink is een man van groote belezenheid, fijnen smaak, critische scherpzinnigheid en veelzijdige ontwikkeling. Aan warme liefde voor de nationale letterkunde paart hij een buitengewone mate van ijver en talent, die hem in staat stelden, haar reeds met veel goeds en schoons te verrijken. Zijne uitnemende gave van vertellen, zijn losse en schilderachtige stijl, zijne groote wereld- en menschenkennis en onvermoeide werkzaamheid geven recht tot de schoonste verwachtingen. Of die verwachtingen evenwel door de uitgave van Jeannette en Juanito in kracht gewonnen hebben? Wij veroorloven ons, het in ernst te betwijfelen.... Dit wil niet zeggen, dat wij van oordeel zijn, dat ook deze novelle niet de duidelijke sporen draagt van de literarische deugden en talenten, welke haren auteur onderscheiden. Het tegendeel is waar. De teekening van een zeker deel (niet het beste, voorwaar!) van de Haagsche samenleving is treffend van gelijkenis. Juanito, alias Meneer

[pagina 249]
[p. 249]

Alexander van Limbeek, in al het verachtelijke en tevens nietsbeteekenende en kinderachtige van zijn bestaan en karakter, is een goed gelukt type van de Haagsche Jeunesse dorée, of ten minste van hare meest bedorvene elementen. Tegen dien donkeren achtergrond komt de nobele figuur van Victor Wilman treffend uit, wiens muzikale fantasieën op meesterlijke wijze in rijmelooze verzen van vrijen vorm en afwisselende maat, op de manier der Nordsee-Bilder van Heinrich Heine, worden vertolkt.

Maar - indien wij nu bovendien nog den zuiveren en bevalligen Hollandschen stijl en den goed volgehouden toon der beschaafde conversatie in dit verhaal naar verdienste geprezen hebben, dan hebben wij naar ons beste weten ook al de deugden opgesomd, waardoor het zich onderscheidt.

En nu de schaduwzijde! Die ligt, naar wij meenen, voornamelijk hierin, dat dit verhaal bijna geen enkel oogenblik de nieuwsgierigheid en belangstelling van den lezer voor het lot der dramatis personae kan opwekken of gaande houden. Het is nagenoeg ontbloot van eenigen kunstmatig gelegden knoop of eenige verwikkeling. De loop van de geschiedenis kan in een paar woorden worden weergegeven. En, hoewel wij zoodanig résumé in den regel niet wenschelijk achten, zouden wij toch in dit geval bijna geene zwarigheid gemaakt hebben, om van dien regel af te wijken. Waar toch geene verwikkeling bestaat, kan niemand van de lectuur weerhouden worden door mededeeling van den korten inhoud. Maar neen.., we zouden zoodoende toch, vreezen wij, het genot van den lezer eenigermate verminderen.

Op een zeker oogenblik toch stelt deze zich onwillekeurig de vraag, hoe het ongelukkige levenslot van Jeannette van Voorden, na haar huwelijk met den eleganten hondsvot Alexander van Limbeek, nog een betere wending zal kunnen nemen...

Zeggen wij dus alleen, dat deze knoop, indien hij er een genoemd mag worden, niet wordt losgemaakt maar doorgehakt.

Overigens is de loop der gebeurtenissen in dit verhaal zoo eenvoudig en alledaagsch mogelijk, zonder eenig incident. En die eenvoud wordt geenszins vergoed door de teekening van belangwekkende karakters of aangrijpende toestanden. De eenige interessante figuur is Victor Wilman en die wordt meer door den stroom der gebeurtenissen gedragen, dan dat hij dien door eigen energie leidt en beheerscht.

De hoofdrol wordt vervuld door Alexander van Limbeek, wiens oppervlakkige lichtzinnigheid, gepaard aan diepe bedorvenheid en verfijnd egoïsme, door geene enkele betere eigenschap of edeler aspiratie, zelfs niet door eenige wilskracht, vergoed wordt. Jeannette van Voorden, het door zwakke ouders bedorven kind der fortuin, dat later in de harde school des levens gelouterd wordt, zou meer belangstelling wekken, indien hare bekeering wat minder abrupt ware en meer in hare opeenvolgende phases geteekend. Het overige personeel, de welmee-

[pagina 250]
[p. 250]

nende, maar al te toegevende oude Heer Van Voorden, de wereldsche en vrij onbeduidende Mama Van Voorden, ja zelfs la belle Berthe, de Haagsche dame du demi-monde, - zij blijven allen te veel op den achtergrond of spelen hunne rollen te veel achter de coulisses, om eenige diepere emotie bij den lezer te kunnen opwekken.

Het doet ons leed, een zoo hard oordeel over het werk van den verdienstelijken auteur te moeten uitspreken. Maar, in weerwil van de lichtpunten, die wij daarin aanwezen, komt het ons voor, indien wij den indruk, dien de lezing op ons gemaakt heeft, naar waarheid zullen weergeven, dat deze novelle verre beneden het talent staat van den Heer Ten Brink en zijn roem niet zal verhoogen. Wij houden het ervoor, dat bij hare verdichting zijne muze niet goed geïnspireerd was en hopen, dat de eerstvolgende schitterende proeve van zijn talent in dit genre den door ‘Jeannette en Juanito’ gemaakten indruk volkomen zal uitwisschen.

Muisjes met en zonder staartjes door R. Koopmans van Boekeren. Leiden, A.W. Sijthoff, 1877.

Onder dezen titel heeft de Heer Koopmans van Boekeren een viertal verhalen en schetsjes bijeengevoegd, waarop ik de aandacht vestig van alle vrienden van oorspronkelijke, echt-Hollandsche en tevens onderhoudende lectuur. Het zijn nieuwe en welgeslaagde proeven, om den scheidsmuur tusschen onze spreek- en schrijftaal, die al te hoog was opgetrokken en al te lang was blijven staan, voor goed af te breken. Het zijn fijn geteekende en geestig gekleurde tableaux de genre van hedendaagsche Hollandsche zeden en gewoonten. Terwijl de karakterteekening en de gesprekken van personen van verschillenden stand en bedrijf van een groot en geoefend waarnemingsvermogen getuigen, geeft het cadre, waarin de auteur de met photographische nauwkeurigheid naar de werkelijkheid geteekende personen en toestanden plaatst, bewijzen van zijne gave, om prettig en onderhoudend te vertellen. Het zijn geene vreemde, buitengewone toestanden, geene problematieke of grootsche figuren, geene ingewikkelde of spannende intriges, die we hier aantreffen - och neen! het zijn gewone menschen en alledaagsche toestanden, waarin wij verplaatst worden en die ons toch boeien door de levendige en plastische voorstelling en den aangenamen, innemenden verhaaltrant. Van de vier in één bandje geplaatste stukken is het eerste, de geschiedenis van eene in De Oprechte opgenomene huwelijksaanvraag en hare tragi-comische gevolgen, verreweg het uitvoerigste, en, naar ons voorkomt, ook het meest con amore bewerkte verhaal.

Hoewel de poging om een roman of novelle voor het tooneel te be-

[pagina 251]
[p. 251]

werken, zelden gelukt, verbeelden we ons toch, dat uit dit muisje met een staartje een alleraardigst nastukje voor ons tooneel zou kunnen worden gesmeed.

Jammer, dat eene zoo boeiende vertelling, waarin de lezer kennis maakt met zulke belangwekkende, sympathieke figuren, ten slotte eindigt... met eene al te scabreuse aardigheid. Het voorbeeld van Sterne in zijn: ‘Sentimental Journey’ mag in deze niet tot verontschuldiging dienen. Andere tijden, andere zeden.

In het volgende stukje, dat niet veel meer is dan een praatje over eene paedagogische quaestie, hinderde ons het gebruik van allegorische namen als: Egbertina Teutelaar en Mevrouw Klepel.

Bedriegen wij ons niet, dan ontneemt dit aan de voorstelling alle illusie en herinnert bovendien wat al te veel aan zekere wouldbe-populaire boekjes van het ‘Nut’ in eene vroegere gelukkig voorbijgegane periode, waarin het onderwerp per fas et nefas in den vorm meest gegoten worden van samenspraken tusschen vader Eelhart en zijne kinderen.

‘Het verhaaltje: ‘Mag ik u “moeder” noemen?’ is eene eenvoudige schets, waarin het den dichter gelukt is, met enkele, losse trekken de diepste snaren van het gemoed in beweging te brengen, terwijl het laatste nummer van het répertoire: ‘Een springmuis’, eene aardig vertelde anekdote is uit het Nederlandsche: clerical life.

Ons oordeel over de ‘Muisjes’ resumeerende, zeggen wij met het pedante, vlijtig leerende jongetje van Van Alphen: ‘die perzik smaakt naar meer.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Jeannette en Juanito

  • over Muisjes met en zonder staartjes


auteurs

  • over Gerardus Johannes van der Hoeve