Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 35 (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 35
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 35Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 35

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.31 MB)

Scans (83.00 MB)

ebook (4.61 MB)

XML (4.05 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 35

(1878)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vertalingen en herdrukken.

Vloed en Ebbe. Vrij naar het Hoogduitsch van Wilhelm Jensen door Hermina. Arnhem P. Gouda Quint, 1878.

Uit het strooibiljet dat, als voorbericht, vóór in het boek geplaatst is, blijkt mij, dat Wilhelm Jensen een auteur is, die in Duitschland, d.i. zijn vaderland, zeer gunstig bekend staat.

Westermann's Illustrirte Deutsche Monatshefte, de ‘Nirwana, Drei Bücher aus der Geschichte Frankreichs’ besprekende, roemt het veelvoudig, het bijzonder rijk en vruchtbaar talent van den schrijver.

Die Gegenwart prijst, naar aanleiding van zijne historische Novellen: ‘Aus dem sechzehnten Jahrhundert’, zijn meesterschap over den vorm, zijn kunstige ontleding der karakters, zijn geestigen verhaaltrant.

Maar ook in Engeland heeft men, door middel van het tijdschrift: ‘The Atlantic Monthly’ belangstelling in hem trachten op te wekken, en dat wel juist naar aanleiding van ‘Vloed en Ebbe’, ‘een roman, even goed opgezet als fraai uitgewerkt’. Zonderling evenwel komt ons de manier voor, waarop de Engelsche verslaggever hierbij te werk gaat. Ware de ingenomenheid met dezen roman minder sterk uitgedrukt, 'k zou meenen dat men den opmerkzamen lezer, als tusschen de regels door, had willen te verstaan geven, dat die ingenomenheid toch niet zoo bijzonder groot is. ‘Hier en daar treft men beschrijvingen van de zee aan, even goed gedacht als welsprekend uitgedrukt.’ Mocht de recensent er nu ook maar aan hebben toegevoegd, dat die goed gedachte beschrijvingen tevens beantwoorden aan de verschijnselen van de zee, zooals zij aan Duitschland's Noordelijke kusten zich nu eens liefelijk en dan weer stout en woest vertoont! Jensen is Zuid-Duitscher en heeft hij nu de zee nooit gezien, dan mag hij daarvan aardige gedachten hebben, maar zijn die gedachten ook juist en waar? - ‘De schets en ontwikkeling van de verschillende karakters is zoo beknopt en eenvoudig, alsof de

[pagina 56]
[p. 56]

romanschrijver nog pas zijn loopbaan begon.’ Zeker, een eerste schepping, althans die publiek gemaakt wordt, is wel eens het voortreffelijkste dat een genie levert, en, wat zulk een genie later ook aanbiede, 't blijft doorgaans beneden het eerste werk; maar zou dit toch niet het meer gewone zijn, dat een schrijver al doende, al schrijvende leert en vooruitgaat? - ‘De booze genius van het boek, de koopman Asman....’ Maar komt het dan zoo weinig uit, dat niet de onbeduidende, slechts een paar malen zich vertoonende Asman, dat integendeel diens vrouw die genius is? - ‘.... Hattenbach, den ouden geleerde, gedurende zijn beste levensjaren verloofd met de vrouw, die hij wegens zijn armoede niet kan trouwen.’ Zonderlinge wezens! Hattenbach en zijn verloofde trouwen niet, maar tot dien rijpen leeftijd gekomen, die verbiedt zich er met recht over te ergeren, gaan zij toch samenwonen. Is het samenwonen van twee verloofden minder kostbaar dan dat van twee gehuwden, die wel niet meer rekenen kunnen op vergrooting van het gezin? - Schokkende tooneelen en aangrijpende toestanden zal men hier niet aantreffen, meent de Engelschman, en met hem zijn de bekwame vertaalster en de uitgever, die voor een netten en duidelijken druk zorgde, het eens. Maar als een tooneel gelijk de ontmoeting der beide zusters, de eene rijk en in aanzien, de andere met haar kinderen doodarm, de eene trotsch en stout, de andere klein en teer, niet schokkend is, als toestanden gelijk die der beide zusters, die, de eene voòr, de andere nà, den dood in de golven zoeken, niet aangrijpend zijn, dan weet ik niet wat schokkend, wat aangrijpend is. Ziet men zich zulke dingen voorgesteld en kan men die met droge oogen aanzien, dan - zou het dan niet zijn, omdat de teekening wel wat flauw is?

Gelijk onze ‘Gids’ met een enkel woord ‘Vloed en Ebbe’ aanbeval, gun ook ik daaraan gaarne een gunstige ontvangst. En niet ongunstig zal, meen ik, die ontvangst zijn bij zulken, die Corvinus, den schrijver van ‘Een Lenteleven’, kennen en waardeeren. Want als romanschrijver is Jensen ongetwijfeld min of meer een discipel van dien Meester.

Z.

D.v.d.G.

De Drie Bruiden. Naar het Engelsch van Miss Yonge, schrijfster van: De erfgenaam van Redclyffe, Het huisgezin van Dr. May etc. etc. door Ella. Twee deelen. Amsterdam, W.H. Kirberger 1878.

Miss Yonge is ook bij onze landgenooten als degelijke auteur genoeg bekend, dan dat wij noodig zouden hebben haar door boven aangekondigd geschrift bij hen in te leiden.

Dat geschrift heeft alle aanspraak, om ook in onze leeskringen opgenomen en aanbevolen te worden.

De drie bruiden zijn drie jonggehuwde vrouwen. In Engeland behoudt de jonggehuwde in het eerste jaar van het huwelijk niet alleen den naam van bruid, maar blijft ook in dien tijd vele voorrechten genieten, die men bij ons gedurende de eigenlijke bruidsdagen heeft.

De drie bruiden nu zijn gehuwd met drie der vijf zonen van Mevrouw Charnock Poynsett, Vrijvrouwe van Compton Poynsett: Raymond Charnock, den oudsten zoon, lid van het Parlement, Julius, geestelijke (predikant) en Miles, in zeedienst.

Cecil, de jonge vrouw van Raymond, ook een Charnock, een door haar ouders bedorven kind, trotsch, ontevreden, haar eigen zin volgende; Rosamond, de gade van Julius, een levenslustige officiersdochter, een warme natuur in tegenstelling van de koude, berekenende Cecil, openhartig en weldadig, spoedig geprikkeld,

[pagina 57]
[p. 57]

maar even spoedig tot kalmte gebracht; Anna, Miles' echtgenoot, streng opgevoed en opgewassen onder Schotsch Calvinisme en Engelsch Methodisme, zwaarmoedig, terughoudend, maar later zich tot een edele gestalte ontwikkelend, behooren tot de hoofdpersonen van het verhaal, terwijl Mevrouw Poynsett, de moeder, een even deftige als eerbiedwaardige vrouw, als een prachtige figuur in dezen roman uitkomt.

Behalve de genoemde komen er nog vele andere personen in voor, van wie allen we geen melding kunnen maken, zonder een uitgebreid overzicht te geven van den ganschen inhoud en den geleidelijken gang van het verhaal.

Wij meenen te kunnen volstaan met den indruk weer te geven, dien de lezing van het boek over het geheel op ons gemaakt heeft.

't Spreekt vanzelf, dat we hier met Engelsche karakters, Engelsche toestanden, zeden, gewoonten en eigenaardigheden te doen en ze daarnaar te beoordeelen hebben. In het openbare, het maatschappelijke, het huiselijke, het kerkelijke leven worden we hier genoegzaam ingewijd, om er ons in te vertegenwoordigen.

Wij hooren niet alleen verhalen, maar zijn van enkele tafereelen als het ware aanschouwers.

Maar wat tot het schoonste en belangrijkste gedeelte van het werk behoort, is de fijne karakterstudie, die wij erin aantreffen, de diepe menschenkennis, die erin doorstraalt.

Geen onbereikbaar verheven ideaal-menschen worden hier opgevoerd, van geen satanische demonen wenden wij het oog met afschuw af - wij bevinden ons te midden van natuurlijke menschen met hun goede en kwade eigenschappen, met hun deugden en gebreken, met hun wijsheid en dwaasheid en wat meer menschelijk is.

Het ziekelijk piëtisme wordt ook in dezen Engelschen roman niet gemist, maar het is een voorstelling, geen aanbeveling ervan; integendeel, het ziekteproces wordt doorgevoerd met den gelukkigen uitslag, dat genezing volgt.

Omtrent het spel, de wedrennen en andere vermakelijkheden vinden we belangrijke wenken medegedeeld, terwijl de ziekteverschijnselen eener zoogenaamde emancipatie waarschuwend genoeg worden aangewezen.

Het boek laat zich, ook wat den stijl betreft, aangenaam lezen. De correctie laat hier en daar te wenschen over, zoodat tegen de interpunctuatie, het geslacht een enkelen keer gezondigd wordt en een uitgevallen woord de duidelijkheid niet bevordert, zooals in Deel I, bl. 17 en 48, Deel II, bl. 8 en elders.

‘Waarom is het afgegaan?’ lezen we Deel I, bl. 163, waar van een verbroken engagement sprake is. ‘Rosamond had zich verwacht op de onschuldige charade’ enz. bl. 232 en nog eens bl. 241. ‘.... kon ik er mij kwalijk op verwachten’. Deel II, bl. 60: ‘Zij luisterde, en in de duisternis was (in het slaapvertrek) haar eerste opwelling om zich op haren echtgenoot te werpen, hem alles te vertellen enz.’

Met geen korter en krachtiger woorden kon Miss Yonge haar roman eindigen dan met deze: ‘Het was verwonderlijk zooveel levendiger, opgewekter Lady Ballybrehon was, sedert zij zich geheel gewonnen had gegeven aan dien dwingeland, de liefde, en niet meer de slavin was van haar eigen Ik.’

Zij toch bevatten de geschiedenis van een der hoofdpersonen in het verhaal.

H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken