Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 36 (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 36
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 36Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 36

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.16 MB)

Scans (79.54 MB)

ebook (4.30 MB)

XML (4.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 36

(1879)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 234]
[p. 234]

Suum cuique.

Een herderlijk schrijven.

Onder no. 130 heeft de Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, dd. 27 Aug. ll., aan de leden dier Kerk een brief gericht.

Dit verschijnsel is merkwaardig om zijne zeldzaamheid. Wel ontvangen de kerkeraden en de hoogere kerkelijke besturen telken jare een aantal gedrukte bewijzen van de werkzaamheid der Synode, doch de leden der Kerk worden door dit lichaam zelden anders dan in collecte-brieven toegesproken.

Menigeen zal dan ook vreemd opzien over den nu verschenen brief. Er zijn er trouwens velen, die niet eens weten, wat de Synode is, hoe zij saamgesteld wordt en hoe zij werkt. Men behoeft niet eens tot de onderste lagen onzer kerkelijke samenleving door te dringen, om op volslagen onbekendheid met onze kerkelijke organisatie te stuiten. Toch heet deze gebouwd op zuiver democratische beginselen en rust zij op het algemeen stemrecht.

Merkwaardig is deze brief ook om zijne strekking. Want het is een vredebrief en het moet dienen, om de ontstoken gemoederen te kalmeeren. Aanleiding daartoe vindt de Synode in den ouden twist over de oude belijdenisvragen van 't jaar '62. Deze quaestie is nu een nieuwe, en, zooals de Synode verwacht, hare laatste phase ingetreden. De voorgestelde redactie van art. 39 van het reglement op 't G.O., waarin het recept-Douwes was opgenomen, heeft bij de klassikale vergaderingen en bij de Provinciale kerkbesturen geen steun genoeg gevonden, om aan de eindstemming van de leden dezer laatste besturen onderworpen te worden. Daarom heeft de Synode, gebruik makende van de bevoegdheid, haar bij art. 62 van het algemeen regl. gegeven, ‘besloten, de volgende wijziging van art. 39 aan de stemming der leden der Provinciale kerkbesturen te onderwerpen, dat dáár na godsdienstoefening gelezen worde:

Bij welke hun de volgende vragen althans wat den geest en de hoofdzaak van de daarin bevatte belijdenis, verklaring en belofte betreft, worden voorgesteld:’ enz.

Dat de hier bedoelde vragen de oude van 't jaar '62 zijn, behoeft niet gezegd te worden. Dezen maatregel acht de Synode gewichtig genoeg, om dien in een opzettelijk schrijven, waarin tevens met nadruk op kalmte en rust wordt aangedrongen, aan de leden der Kerk mede te deelen Kwaadwilligen zouden kunnen vragen, of misschien vrees voor beroering, als een noodzakelijk gevolg van dien maatregel, haar tot dezen stap bewogen heeft, en of ze misschien beducht is, dat het aantal der bijzondere personen en der collegiën, welke aan de kerkelijke regl., voor zooverre die op openbaren of bedekten geloofsdwang zijn aangelegd, de gehoorzaamheid opgezegd hebben, zorgwekkend zal gaan toenemen. Ergdenkenden zouden kunnen meenen, dat zij juist nu zoo bijzonder op vrede aandringt, omdat zij zeer wel weet, door dien maatregel een waarschijnlijke vredebreuk van den kant der modernen uit te lokken en dat zij juist door dit schrijven de schuld eener mogelijke scheuring bij voorbaat van zich af en op de schouders van hen wil schuiven, welke daardoor feitelijk verongelijkt worden. Wij echter willen het vredewoord zonder achterdocht als ernstig gemeend opnemen, doch verkrijgen daardoor dan toch ook het recht, om de motieven, die hier als rust-

[pagina 235]
[p. 235]

bewaarders vooruitgezonden worden, aan een ernstig onderzoek te onderwerpen. Tot ons leedwezen levert dit geen beter resultaat op, dan dat wij dezen Synodalen brief, merkwaardig om zijn zeldzaamheid en strekking, nog merkwaardiger noemen om de kolossale, òf naïeve, òf voorgewende onwetendheid, waarvan deze motieven blijk geven. Er is er geen enkel onder, waarvan een onpartijdig oordeel niet verklaart, dat het in een of ander opzicht lijdt aan onwaarheid. Lees bijv. die Synodale verdediging van art. 28 R.G.O. tegen de beschuldiging, dat hier geloofsdwang wordt geoefend.

In dit art. staat te lezen: ‘Bezwaren tegen de geloofsovertuiging der aannemelingen leveren geen grond tot afwijzing op, wanneer zij zich bereid verklaren, toestemmend te antwoorden op de vragen, die hun naar art. 39 zullen worden gedaan.’ Indien men nu weet, dat deze vragen alweer de geïncrimineerde belijdenisvragen zijn en dat een belijdenis toch nooit iets anders kan zijn dan een uitgesproken geloofsovertuiging, dan is voor ieder geregeld denkend mensch de boven vermelde aanklacht tegen dit art. bewezen. Volstrekt niet, zegt de Synode; gij dwaalt. ‘Deze zinsnede is door velen misverstaan.’ Zij spreekt van geloofsovertuiging: over het geloof was vroeger reeds gehandeld. Zij wil eene groote moeilijkheid wegnemen. Zij wijst op de verschillende meeningen en opvattingen, die er bij de aannemelingen omtrent gewichtige punten kunnen bestaan, op het verschil van geloofsovertuiging. Doch zij wijst tevens aan, dat men daarom de aannemelingen niet van het lidmaatschap der Kerk mag weren, als hun geloof het geloof des harten is. In dit hart kan geen predikant of ouderling lezen. Wat zullen zij dus? Dit ‘niet als geloofsrechters optreden, maar den aannemeling op het hart drukken, dat hij de vragen toestemmend heeft te beantwoorden in het midden der gemeente voor Gods aangezicht en nu wel moet weten, of hij dit met een oprecht gemoed doen kan.’ Dit glijden, zwenken en draaien met woorden en begrippen is eene niet onvermakelijke tentoonstelling van uitlegkundige behendigheid; meer echter ook niet. De redeneering is aardig, doch onwaar. In den grond der zaak zegt men eenvoudig tot den aannemeling: als gij maar ja zegt op hetgeen wij u zullen voorhouden, zullen wij ons met uwe geloofsovertuiging niet bemoeien; als gij het met ons in de hoofdzaak maar eens zijt, zullen wij op een paar kleinigheden niet zien.

Met de voorgestelde verandering van art. 39 zal naar het oordeel der Synode ieder, die slechts een greintje goeden wil bezit, vrede kunnen hebben. Want, dit is het eerste motief, men is niet aan de letter der vragen, doch enkel aan den geest en de hoofdzaak ervan gebonden. Weet de Synode dan niet, dat het bij de modernen juist om die hoofdzaak te doen is, dat zij niet strijden voor wat meer of wat minder dogmatiek, een zus of zoo geformuleerde leer, maar zich verzetten tegen den dwang van ieder dogma zonder onderscheid? Indien zij het wèl weet, dan is dit motief wel vrijgevig, doch onwaar.

't Is waar, zegt de Synode; deze vragen zijn verplichtend; toch zijn ze weer niet verplichtend, omdat men ze, evenals de liturgische formulieren van vroeger tijd, als voorbeelden mag beschouwen. Het is, alsof zij aan ieder, die er geen vrede mee kon hebben, een oogje geeft en tot hem zegt: leg er u maar bij neer; verander ze maar als ge wilt; wij zullen het u niet lastig maken. Zou ze niet zien, dat juist uit die toegeeflijkheid het gevaar, 'twelk ze nu wil bezweren, voor de toekomst ontstaan zal en dat een andere Synode die vragen als een zwaard zal kunnen gebruiken tegen elk, die met hare verklaring van de hoofdzaak en den geest dier vragen niet instemt? Door deze Synode als de ossenhuid van Dido aan reepen gesneden, omspannen zij eene ruimte, wijd genoeg voor iedere overtuiging, doch als een andere Synode vroeg of laat die reepen eens weer aan een ging hechten? Dit tweede motief is goedhartig, doch wederom onwaar.

Wij kunnen, zoo redeneert de Synode verder, het voorbeeld volgen der Apos-

[pagina 236]
[p. 236]

telen, die bij de bediening des doops, zooals uit ettelijke voorbeelden in de Handelingen der Apostelen blijkt, van het door Jezus zelven, volgens Matth. 28, voorgeschreven doopsformulier afgeweken zijn. Met onbegrensde naïveteit wordt hier de historische geloofwaardigheid van deze Bijbelsche verhalen gaaf weg aangenomen.

Zouden de Hoogeerwaarde Heeren der Synode ten eenen male onbekend zijn gebleven met de critiek der evangelische geschiedenis en nooit iets gehoord hebben van de Tubingsche school? Indien het wel zoo is, dan is ook dit motief onwaar, indien het niet zoo is, zou men hun dan geen plaatsje op de collegiebanken toewenschen? Trouwens, wanneer over deze Synodale theologie het praeadviseerend brein onzer kerkelijke professoren heeft gebroed, dan zou 't hun weinig baten.

Ook bij verschil van geloofsovertuiging, zoo redeneert de Synode verder, kan men in de Kerk naast elkaar staan en met elkaar samenwerken aan alles, wat goed is. Weet zij niet, dat juist deze samenwerking door de modernen begeerd wordt en dat deze juist om die reden tegen elken geloofsdwang zijn? Indien zij het wèl weet, dan is ook dit motief welmeenend, doch onwaar.

De ondervinding, zoo verklaart de Synode, bewijst, dat men zelfs in 'tzelfde kerkbestuur bij alle verschil van meening vriendschappelijk met elkander kan verkeeren. Ziet zij dan niet in, dat hierdoor juist het noodelooze wordt bewezen van die geheele of gedeeltelijke verzaking van geloofsovertuiging, waartoe zij in haar brief aanspoort? Of zij het ziet, of niet ziet, in elk geval is ook dit laatste motief wel vriendelijk, doch onwaar.

Waarheid maakt vrij, onwaarheid bindt. Waarheid schept vrede, onwaarheid leidt ten slotte tot onrust.

Dit voorspelt geen zegen op het Synodale schrijven.

X.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken