Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 40 (1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 40
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 40Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 40

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.12 MB)

Scans (82.17 MB)

ebook (4.27 MB)

XML (4.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 40

(1883)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Brievenbus.

Vivisectie.
- Braakliggend veld. -
Stemmen uit de diepte der zee.
Rekest aan Dames en Heeren Dierenbeschermers.

Geven met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekenden, allen behoorende tot de familie of, zooals de dierkundigen ons minachtend noemen, tot de soort van Clupea harengus L., dat sedert 1346, het tijdstip, toen Willem Beukelszoon het haringkaken uitvond, hun leven meer dan vroeger bedreigd wordt en de mensch, zich noemende Beeldenaar Gods of Homo sapiens, op moorddadige wijze hen vervolgt en gruwelijk mishandelt, meer, dan walvisch, zeehond of haai doen, welke op de scheppingsladder eenige sporten lager staan volgens den nederigen trots van Gods beelddrager; - dat ondergeteekenden er niets tegen hebben, gebakken, gebraden, gezouten, gerookt, zoo vol of ijl, koppelaar of stuk te worden verwerkt, zich onderwerpende aan hun fatum ofte noodlot; maar met allen ernst protesteeren, gelijk zij doen bij dezen, als gekaakte haring aan de markt gebracht te worden.

Om u, edeldenkende dames en heeren, te overtuigen van hetgeen ons wordt aangedaan, noodigen supplianten u beleefdelijk maar dringend uit, om een enkel tochtje met een haringkotter mede te maken. Dan zult gij met afgrijzen zien, hoe ons levend de bovenbuik (het halsstuk) met een scherp mesje wordt

[pagina 145]
[p. 145]

doorkliefd en de kieuwen en het lillend ingewand uitgerukt worden. Zulk een dood is wreed, is onlijdelijk; zóó te sterven, verdienen wij niet, wij, die niemand leed doen, sober levend van wormen en schaaldieren, soms van vischkuit, wel is waar ook eene enkele maal van onze moeders of tantes, maar een haring moet toch leven, en kuit is nog geen visch.

Gelooft ze niet, als de visschers u trachten diets te maken, dat wij dood gekaakt worden. Dit, edeldenkende dames en heeren, is eene zoutelooze woordspeling. Dóór het kaken worden wij gedood, en ons hartebrekend gepiep is er het bewijs van; - vóór het kaken den tol der natuur betaald hebbende, verliezen wij enorm in handelswaarde: wij zijn rood op de graat.

Dit was het Zeeuwsche geheim; het is thans algemeen bekend, dank geld en Schiedam. Eens schreef een Engelsche visschenkenner: ‘Hos (harengos) Hollandi lautius et elegantius parare norunt quam nostrates.’ Hetgeen in uwe taal, edeldenkende dames, overgezet zijnde, beteekent: ‘Deze (haringen) weten de Hollanders smakelijker en keuriger toe te bereiden dan onze landgenooten.’ - Let nu, edeldenkende heeren, op 's menschen consequentie: de Engelschman heeft eene onvolprezen wet op de vivisectie, en wij worden door de ruwe visschers, ergo Engelsche ook, zoo hemeltergend mishandeld!

Edeldenkende dames en heeren! kreeften worden levend gekookt, wij levend gekaakt, en zoovelen onzer natuurgenooten vreeselijk gemarteld; och! mocht de dood onmiddellijk volgen door zweep, strik, net, hoek, harpoen, schietgeweer, ontleedmes, enz. en uwe stemmen klinken als bazuinen voor onze vervolgde broeders; maar niemand denkt eraan, ons te beschermen, die bijna vijf en eene halve eeuw zoo gruwelijk worden gefolterd. Onbekendheid met ons lot kan u thans niet meer verontschuldigen. Daarom naderen ondergeteekenden u vrijmoedig, zoo het mogelijk ware op de bloote knieën, met de hardgrondige bede, een gebed de profundis: richt ons een asyl op, gelijk ons is kond gedaan, dat gesticht is in des Graven Hage, Ammunitiehaven 169, voor arme honden; of, zoo dit vooralsnog onuitvoerbaar blijkt vanwege de geldelijke bezwaren, vraagt, smeeken wij, den tegenwoordigen Minister van Justitie, wiens roem gedaald is tot op den bodem der zee en die het hart op de rechte plaats heeft, om medewerking tot het verkrijgen van eene internationale wet tot wering van het haringkaken!

Hetwelk doende, enz.

Clupea harengus. ♂

Noordzee, tusschen 47o en 67o N.B.

♓ 1882.

 

Bijlagen.

1. De datum is 19 Februari 1882, toen de zon stond in dit teeken:

 
't Latijn zegt, dat dit piscis,
 
En Siegenbeek, dat dit visch is.

2. Bij ons beteekenen ♂ het uitvoerend bewind, ♀ de wetgevende macht, en deze heeft gedreigd, als de Hollandsche menschen Oostindisch doof mochten zijn, een gebrek, dat met AP der schatkist innig moet samenhangen, zich te wenden tot de Engelsche ♀ menschen, als zijnde voor hunne lager staande mede-

[pagina 146]
[p. 146]

schepselen de besten ter wereld. De patersche tak onzer familie wil weten, dat de Engelsche ♂ menschen meer ophebben met marauding, beef-steaks en port, maar deze tak is zooveel als de adel bij u, hoewel hij ons gelijken is, en zijn praten dient enkel, om de gedachten (s.v.v.) te verbergen en ons voor het gelag te laten zitten.

3. Bij u vigeeren wetten op jacht en visscherij. Dergelijke bestonden vroeger ook voor de zee. De mensch meende de visch te kunnen uitroeien, of, zooals hij zich in zijn waan uitdrukte, de zee te kunnen doodvisschen. Engelschen, Franschen, Belgen gingen stillekens hun gang, en de Hollanders (eerlijke lui, die de wetten stipt eerbiedigden) begrepen eindelijk, dat het hoog tijd was, deze wetten in te trekken. Dit moet het werk zijn geweest van een zekeren Thorbecke, zooals onze nichten en neven, bijgenaamd alosa, door u elft genoemd, ons vertelden. Zij zwemmen bij het begin van het voorjaar uwe rivieren op, om bruiloft te houden, en als zij terugkomen, hebben ze allerlei nieuws. - Nu zou het zeer ad rem zijn, in het adres aan den Minister van Justitie te laten vloeien, ons eveneens bij zekere belangwekkende verrichtingen internationaal te beschermen.

 
Ai! slaat genadig 8
 
Op deze jammerkl VIII.

4. Patersche haring. In den regel de beste. Saamgetrokken uit diepwatersche, zegt men. Daar echter de paters bekend stonden als fijne proevers, is de volksspraak zeker de ware.

Het verwerken van den h. met zout heet steuren; vandaar steurh.

Volle h., volle bokking, met hom ♂, met kuit ♀.

Kuitzieke h., als hom of kuit reeds gedeeltelijk is uitgedreven. - Lekker is deze niet.

IJle, yle h., als hom of kuit geheel is uitgestooten.

Bokking, gerookte h. Om gerookt te worden, rijgt men den h. onder de kieuwdeksels aan speten, d.z. rechte stokken van ongeveer een meter lengte, aan het eene einde afgepunt. Dit doorsteken heet speten = aan het spit rijgen.

Is de kop zwak of slap, dan slipt hij door; de h. wordt koppelaar. Om dezen, alsmede stukken of gedeelten van h, te kunnen rooken, bezigt men latjes, met haken voorzien, kortweg haakjes genoemd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken