Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 42 (1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 42
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 42Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 42

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.20 MB)

Scans (81.90 MB)

ebook (4.31 MB)

XML (4.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 42

(1885)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 252]
[p. 252]

Levenswoorden.

Een liefdevolle opmerkzaamheid op datgene, wat de mensch bezit, maakt hem rijk; daardoor verkrijgt hij een schat van herinneringen betrekkelijk onverschillige dingen.

Göthe.

 

Voort en voort vliegt de wagen van het lot, door de zonpaarden van den tijd getrokken; onzichtbare geesten drijven de rossen aan en ons blijft niets over, dan kloek de teugels te houden, opdat de raderen de steenen op den weg vermijden en de wagen niet omver valt. Waarheen gaat het in de vaart? Wie zal het zeggen? Wij herinneren ons nauw, vanwaar wij komen!

Göthe.

 

Toon den trotschaard uw onverschilligheid en gij ontwapent hem.

Klinger.

 

Waar gevoel en goede smaak hebben voelhorens - een gave der natuur, die aan kleine insecten verleend werd en welke veel menschen ontberen.

Benzel-Sternau.

 

Hoe weinig valt er op den invloed van de wet der zedelijkheid te bouwen bij een wezen, dat niet sterk genoeg is, zich aan de hygiënische voorschriften te houden, schoon de straf der overtreding hem spoedig de slechte gevolgen doet ondervinden.

Klinger.

 

Wie de wijsheid aan de gezondheid opoffert, heeft minstens ook de wijsheid opgeofferd.

Jean Paul.

 

Dikwijls doet ons leven ons denken aan de vruchtboomen in den winter. Wie denkt eraan, dat die dorre takken in het voorjaar weder groen worden en bloeien en weder vruchten dragen. En toch, wij hopen, wij weten 't.

Göthe.

 

Wie uit de boeken niet meer leert, dan in de boeken staat, heeft de boeken slechts half gebruikt. Indien de boeken iemand niet leeren, ook datgene te verstaan en te beoordeelen, wat er niet in staat; indien de boeken het verstand niet scherpen en verhelderen, hij zou er niet veel aan verliezen, indien hij in het geheel geen boeken gelezen had.

Lessing.

 

Verstandstrots is het bedriegelijkste van alles en, wanneer de eigen-

[pagina 253]
[p. 253]

liefde de moeder is van de zelfzucht, dan is verstandstrots zeker haar vader.

Klinger.

 

Het is een zeer gewone, maar zeer schadelijke zelfmisleiding, dat men zich ten allen tijde voor den eenigen man houdt, die zekere dingen opmerkt.

Jean Paul.

 

Onder alle dingen op aarde is een eigen hart de kostbaarste bezitting, en toch, onder duizenden zijn er nauw twee, die het hebben.

Göthe.

 

Het is voor 't minst een gewaagde gevolgtrekking, den mensch te willen beoordeelen naar zijn voornaamsten hartstocht, dien hij zelden verbergt of verbergen kan. Den sleutel voor de waarde van zijn hart en zijn verstand vindt men veeleer in de middelen, die hij tot bevrediging van zijn hartstocht aanwendt, en die middelen verbergt hij; men moet ze naspeuren.

Klinger.

 

Met levenslust is het als met de gezondheid: hij ontvlucht hem, die veel geniet, om bij den vermoeiden werkman te wonen.

Benzel-Sternau.

 

Iedere ondeugd is de ontaarde dochter eener brave moeder.

Cremer.

 

De mensch is tienmaal sterker, wanneer zijn pols kalm blijft en zijn oordeel vrij.

Taine.

 

De wereld is een spiegel en geeft ieder de weerkaatsing van zijn eigen gezicht terug.

Thackeray.

 

Iedereen heeft zijn geluk in zijn eigen hand, evenals de kunstenaar de ruwe stof, die hij tot een beeld wil vervormen.

Met deze kunst is het echter evenals met alles; alleen het talent daartoe wordt ons aangeboren; het moet geleerd en zorgvuldig ontwikkeld worden.

Göthe.

 

Het leven is een ernstige zaak, waarin men een zegen of een vloek voor velen kan zijn. Maar niet als zoodanig wil men het beschouwen; men verlangt niets beters te zijn dan een vogel, die zijn veeren opplukt en hier en daar pikt, wat hij 't liefst lust. Men is ontevreden met de wereld, omdat men de kleinigheden niet krijgen kan, die in den smaak vallen, en niet omdat het een wereld is, waarin myriaden van mannen en vrouwen in zonde en ellende vergaan of met bederf besmet zijn.

Eliot.

[pagina 254]
[p. 254]

Het is weldadig te bedenken, dat hetgeen waarop het in de wereld aankomt, om iets groots tot stand te brengen, in de eerste plaats is, niet takt, niet waardigheid, maar hart.

Pierson.

 

Of een theoretische overtuiging zalig dan ongelukkig maakt, hangt niet zoozeer af van haar inhoud als van den geest, waarin zij aanvaard wordt.

Land.

 

In gezelschappen vertoonen de menschen in den regel slechts staaltjes van hun waren, zooals de commis-voyageurs; wanneer ge echter meent, dat het stuk ook zoo is, dan loopt ge erin, want zelden gaat de levering op staal.

Hippel.

 

Vele weinig bekende vrouwen oefenen in den engen kring van het huiselijk leven stille deugden uit, waarvoor dikwijls een hoogere graad van sterkte des gemoeds wordt vereischt dan die, waarmee op het groote schouwtooneel der wereld de daden verricht worden, die de bewondering van het publiek wekken en de pennen der geschiedschrijvers bezighouden. En berust niet grootendeels op die stille deugden het welzijn der huisgezinnen en op deze weder de welvaart van den staat?

Wieland.

 

Geen erbarmelijker wezen op de wereld dan een besluiteloos mensch, die op twee gedachten hinkt, ze gaarne zou vereenigen en niet begrijpt, dat niets ze vereenigen kan als juist de twijfel, de onrust, die hem pijnigen.

Göthe.

 

Een al te nauwgezet geweten, dat zijn eigen ik overschat, maakt zwaarmoedig, indien het niet door groote werkzaamheid in evenwicht wordt gehouden.

Göthe.

 

Er zouden meer flinke menschen zijn, wanneer men den moed had, het te wezen; den wil daartoe hebben zeer velen.

Klinger.

 

De menschen deelen gaarne hun slagen, maar niet hun lauweren.

Benzel-Sternau.

 

Wij ontdekken bij het najagen van stoffelijken rijkdom en welvaart een noodlottig verschijnsel, namelijk, dat er verraad schuilt in hun bezit en dat zij niet te verkrijgen zijn dan door verzwakking en uitdooving van het moreel gevoel.

Emerson.

[pagina 255]
[p. 255]

Er zijn van die voorname menschen, die niet weten, wat zij zeggen; op hun woorden afgaande zou men gelooven, dat zij alles wisten, maar zij begrijpen niets. Wie geen ervaring heeft van de wereld en haar vuurwerk, meent, dat deze grootsprekers ook daders des woords zijn, en bewondert zoo veelomvattende kennis. Hoed u voor hen; zulke helden ratelen alleen; zij hebben geen geest en verbinden geen kracht en waarheid aan hun woorden.

Hippel.

 

Sedert de uitvinding der schrijfkunst hebben de verzoeken veel van hun kracht verloren, de bevelen daarentegen gewonnen. Geschreven verzoeken kan men gemakkelijker weigeren en geschreven bevelen lichter geven dan mondelinge. Bij beide wordt een hart vereischt, dat dikwijls ontbreekt, wanneer de mond spreken moet.

Lichtenberg.

 

Elke band van ons leven is een schuld; de plicht gebiedt de trouwe betaling van die schuld; nergens anders zult gij vrede vinden.

Eliot.

 

Wij moeten het leven niet tot een feest maken, zoolang er nog zooveel leed te verzachten is.

Auerbach.

 

De grootste verdienste van den mensch moet daarin bestaan, dat hij de omstandigheden zooveel mogelijk leidt en zoo min mogelijk door haar zich leiden laat. Alles buiten ons en in ons is slechts bouwstof en diep in ons verscholen ligt de scheppende kracht, die moet voortbrengen, wat wezen zal, en ons rust noch duur laat, totdat wij buiten ons of in ons hebben voortgebracht, wat er zijn moet.

Göthe.

 

Wij zijn niet klein, wanneer de omstandigheden 't ons moeilijk maken, maar wanneer zij ons overheerschen.

Göthe.

 

Het algemeene oordeel is altijd verdacht en van den man, die algemeen geprezen wordt, kan men veilig aannemen, dat hij een zeer gewoon mensch is, want alleen dezulken verstaan 't, aan allen te behagen. Een eigen meening te hebben, gevoel van eigenwaarde, beleedigt de menigte en alleen hij bevalt algemeen, die op allen gelijkt.

Klinger.

 

Vele menschen kweeken in zichzelf, wat zij in anderen afkeuren.

Benzel-Sternau.

 

Stel u elken morgen voor, welke hartstochten u op den dag vermeesteren kunnen, en gij zult er minder last van hebben, want men is zelden ten tweeden male zwak.

Jean Paul.

[pagina 256]
[p. 256]

Wanneer men aan een werk begint, dan is het verstandig, om zich niet terstond om het eind te bekommeren, want dit heeft soms iets drukkends; men moet letten op 'tgeen, waarmee men op 't oogenblik bezig is, en als men daarmee gereed is, gaat men aan het volgende.

Lichtenberg.

 

Er is veel lijden, dat in stilte geleden wordt, en de angst, die een menschelijk hart van pijn doet wegkrimpen, gaat dikwerf onmerkbaar in den storm van het voortgezweepte leven voorbij. Van menige aangeërfde smart, die een geheel leven vergald heeft, werd nooit zelfs fluisterend gerept.

Eliot.

 

Ik ken vele menschen, die heel gaarne goed en verstandig zouden zijn, wanneer zij niet geloofden, dat zij beide kochten boven de waarde, welke deze in de wereld hebben, en dat wel voor zulke dingen, die werkelijk hooge en hoogere waarde juist in deze wereld hebben.

Klinger.

 

Wien God een ambt geeft, dien geeft hij ook, zoo niet verstand, dan toch een vrouw.

Jean Paul.

 

Van nature bezitten wij geen gebrek, dat geen deugd, geen deugd, die geen gebrek kan worden. De laatste zijn zelfs de bedenkelijkste.

Göthe.

 

Waar vrees is, bestaat geen ware deugd; alleen de vrijheid is haar moeder, geeft haar waarde.

Klinger.

 

Uw tong ijle niet uw gedachte vooruit.

Bias.

 

Het leven heeft zijn waarde voor iederen man, die maar eenige vonken gezond verstand en gevoel en moed bezit. De flinkste kerel van allen is hij, die zich verheugen kan, dat hij geleefd heeft, omdat de wereld in het algemeen zoo ellendig is, en dat leven gediend heeft, om den een of ander te helpen, die zijn hulp noodig had.

Eliot.

 

Het is onmogelijk, tot een zegen te zijn en zich niet gezegend te voelen.

Van Gorcum.

 

Die vertwijfeling valt ons het zwaarst, waarbij wij gevoelen, dat wij ons lot verdienen.

Klinger.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken