Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 43 (1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 43
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 43Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 43

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.02 MB)

Scans (81.70 MB)

ebook (4.28 MB)

XML (4.04 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 43

(1886)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 251]
[p. 251]

Levenswoorden.

Wij worden verstandiger, niet beter met de jaren, en de gevaarlijkste vijanden van ons hart zijn de jaren.

Dya-Na-Sore.

 

Verlies uzelf niet, dan blijft gij bij elk verlies rijk genoeg.

Gebauer.

 

Karakter is een volkomen gevormde wil.

Novalis.

 

Diep gevoelende menschen kunnen evenals diepe denkers vanzelf hierdoor in hun leven veel lijden, dikwijls aan lichaam en ziel. De gedachteloozen schijnen 't het gemakkelijkst te hebben. En toch - wat is het leven zonder denken? Een groote, lange zandwoestijn, waaruit zelfs een tropische zon geen bloemke doet ontspruiten.

*

 

Niet uit de ervaringen in het gewoel der wereld, niet uit de schatten der geleerdheid haalt de geest het bevruchtende water: de heilige bron, waaruit wij geestdrift, groote gedachten, verhevene voornemens putten, vloeit verborgen in ons binnenste, in ons gemoed. Het leven - op zichzelf ledig, - het weten - op zichzelf dood, - krijgt eerst vandaar zijn waarde en zijn beteekenis. Hebben in vroeger eeuwen de menschen hierin gedwaald, dat zij om hun gemoedsleven zich geheel en altijd aan den omgang met menschen onttrokken, in de laatste eeuwen bleven daarentegen dikwerf de edelste kiemen van het kennen en willen, de kracht van het denken en de sterkte van het karakter onontwikkeld ten gevolge van het ontbreken der eenzaamheid en het opgaan in het uiterlijke leven, waarin de menschen zich als in een draaimolen bewegend, tot geen vaste overtuiging, tot geen kalme overweging geraken en weldra door verveling en afkeer worden aangegrepen. De ware wijsheid brengt mee, de beide schalen van geestelijke werkzaamheid, van innerlijk en uiterlijk leven in evenwicht te houden.

Passavant.

 

Een ziel zonder gedachten moet, evenals een huis zonder bewoners, spoedig in verval geraken.

Young.

 

Zelfbeperking, ontbering brengt ons dikwijls een wonderlijke kalmte, in een soort van evenwicht met het gewenschte voorwerp, waarin wij

[pagina 252]
[p. 252]

door het genot zelf niet zouden gekomen zijn. Dit laatste bestaat grootendeels alleen in de verbeelding.

Bürhlen.

 

Wie niemand beleedigt en toch vijanden heeft, moet geen gewoon mensch zijn.

*

 

Wij gevoelen niet meer, zoodra wij denken.

*

 

De mensch gevoelt zich het meest vrij, wanneer hij onder een druk leeft, dien hij om een goed doel zichzelf oplegt en met edele zelfverloochening draagt.

*

 

De ware vreugde wandelt op aarde evenals de ware wijsheid - door weinigen gezien en door vrede vergezeld.

Stolberg.

 

De vroolijkheid komt niet van buiten; in het hart ontspruit die wonderlijke bron, waaruit wij levenskracht en vreugde putten.

Auffenberg.

 

Hoop in niemand een vriend te vinden, die niet in u een vriend gevonden heeft.

Young.

 

Wij meenen standvastigheid in het ongeluk te hebben, terwijl het alleen afgematheid is, en wij verdragen het ongeluk, zonder het in het aangezicht te zien, - zooals de kleinmoedige zich laat nedervellen, alleen uit vrees zich te verweren.

Rochefoucault.

 

De verbeelding siert niet meer op datgene, wat men bezit; de verblinding houdt op, waar het genot aanvangt.

Rousseau.

 

De proef van een genot is de herinnering.

Jean Paul.

 

Er zijn dagen, waarin men zeer gelukkig gestemd is en gemakkelijk nieuwe plannen maakt, maar ze evenmin kan meedeelen als uitvoeren. Dat zijn geen gedachten, maar schaduwen van gedachten.

Schlegel.

 

Men kan er niets aan doen, dat er vogels over ons hoofd vliegen, maar wel, dat zij zich op ons hoofd nestelen. Zoo kan men ook de booze gedachten niet weren, maar wel verhinderen, dat zij in ons wortelen slaan en ons tot booze daden brengen.

Luther.

[pagina 253]
[p. 253]

Aan de vrouw, welke de man kiest, kan men zien, van welken geest hij is; of hij gevoel heeft van eigenwaarde.

Göthe.

 

De ijverzucht is een hartstocht, die met ijver zoekt, wat lijden geeft.

Schleiermacher.

 

De boom der onthouding heeft tot wortel bescheidenheid, tot vrucht tevredenheid.

Diderot.

 

Wie ontbeert, om te geven, geniet dubbel.

Bürhlen.

 

Het ernstig genomen besluit moet snel worden uitgevoerd; de beste wil kan wankelen, wanneer men uitstelt.

Müllner.

 

Zonder strijd en ontbering is niemands leven, ook dat van den gelukkigste niet; immers, het ware geluk vindt men slechts, wanneer men zijn gevoel niet afhankelijk maakt van de omstandigheden.

W. von Humboldt.

 

Men zou een menigte menschen gelukkig kunnen maken met het geluk, dat in de wereld niet gewaardeerd wordt.

*

 

Wie gelukkig zijn wil, moet boven het geluk zelf verheven zijn.

*

 

Begane fouten kan men niet beter verontschuldigen dan met de belijdenis, dat men ze werkelijk als zoodanig erkent.

Calderon.

 

Luimen zijn een soort van goede en kwade feeën, die door de kleurmengeling uit de dingen, die voor ons staan, kunnen maken, wat zij willen.

Wieland.

 

Wanneer men gekweld wordt door een gevoel van lusteloosheid en traagheid, is niets practischer dan iets aan te vatten, wat het ook zij, waarbij wijzelf werkzaam moeten wezen; immers, het komt erop aan, het vertrouwen op onze krachten te herstellen. Bewijst men dat door de practijk, dan gaat men vanzelf weder zich naar het doel richten, waaraan men vertwijfelde.

Loeben.

 

Men kan niet licht over te veel dingen denken, maar wel over te veel lezen. Naarmate ik over meer onderwerpen denk, d.w.z. deze in verband breng met mijn ervaringen en mijn begrippen, des te meer neemt mijn kracht toe. Met het lezen is het omgekeerd; ik breid mij uit, zonder mij sterker te maken.

Lichtenberg.

[pagina 254]
[p. 254]

Het geluk is veel onpartijdiger, dan men meent.

Bürhlen.

 

Door schamele kleeren ziet men de kleinste gebreken; lange jassen en pelsmantels bedekken alles. Besla de zonde met goud, de sterke lans der gerechtigheid zal erop breken, zonder haar te kunnen wonden; kleed haar in lompen, en een stroohalm is genoegzaam, om haar te doorboren.

Shakspeare.

 

Wat men gewoonlijk een goed hart noemt, is niets anders dan traagheid des geestes en zwakheid van karakter. Iemand met een werkelijk goed hart leeft naar een vast beginsel en is altijd vergezeld van de rechtvaardigheid.

Fessler.

 

De menschen denken over de gebeurtenissen van het leven niet zoo verschillend, als zij erover spreken.

Lichtenberg.

 

De mensch is al te dikwerf dwaas voor zichzelf, verstandig waar het anderen geldt; hij heeft raad voor iedereen, slechts niet voor zichzelf.

Göthe.

 

Woorden zijn voor de gedachten, wat goud is voor de diamanten; men heeft het noodig, om ze in te zetten, maar men heeft er weinig van noodig.

Voltaire.

 

Gelukkig onder de stervelingen is slechts hij, die zijn geluk nooit aan geluk te danken heeft.

*

 

De eetlust, ja, de geeuwhonger om te lezen, een soort van niets doen, wordt bij het lezend publiek door de talrijke dagliteratuur onderhouden - niet om zich te beschaven, te ontwikkelen, maar om te genieten, - zoodat de hoofden daarbij altijd ledig blijven en voor oververzadiging geen vrees behoeft te zijn; men heeft den schijn van bezigheid met een geschikte tijdpasseering.

Kant.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken