Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 43 (1886)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 43
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 43Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 43

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.02 MB)

Scans (81.70 MB)

ebook (4.28 MB)

XML (4.04 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 43

(1886)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 340]
[p. 340]

Levenswoorden.

Men moet de verdiensten van den mensch niet beoordeelen naar zijn groote gaven, maar naar het gebruik, dat hij daarvan maakt.

La Rochefoucauld.

 

Er zijn karakters, die groot zijn door hetgeen zij bereiken, andere door datgene, wat zij versmaden.

H. Grimm.

 

Het algemeene gezond verstand is een slechte beoordeelaar, zoodra er van groote dingen sprake is.

Renan.

 

Geen berichten vinden zoo gemakkelijk ingang als die, welke het genie verlagen en den nijd van de bewuste middelmatigheid streelen.

Macaulay.

 

Op zedelijk gebied is evenals in de kunst spreken niets, doen alles.

Renan.

 

Niets is op zichzelf goed of slecht, het denken stempelt het eerst daartoe.

Shakespeare.

 

‘Gij moet’ - blijft onder alle omstandigheden een hard woord, wanneer het niet verzacht wordt door de bijvoeging: ‘Immers, datgene wat gij moet, is hetzelfde, wat gij redelijkerwijze ook wilt.’

Lindner.

 

Ware moraal en moraliteit hangt van geen godsdienst af, schoon elke godsdienst haar heiligt en haar daardoor steunt.

Schopenhauer.

 

Gelijk een verscheurend dier lichter overmand wordt dan zwermen insecten, zoo is niet de overwinning van de zeldzame en groote, maar die van de kleine en dagelijksche verzoekingen beter en moeilijker.

J. Paul.

 

Er is geen beter en afdoender middel, om onze aandoeningen te beteugelen, dan ze te begrijpen.

Feuchtersleben.

 

Wie met de kracht der wet of door een of ander afschrikkend middel meent de menschen te kunnen tegenhouden, wanneer hun eigen

[pagina 341]
[p. 341]

natuur hen tot een of andere daad voortdrijft, die gelooft aan het onmogelijke en bewijst zijn naïveteit.

Thucydides.

 

De geestdrift, welke den mensch vereenzelvigt met zijn ideaal, is niets als de geweldige aandrang, dat ideaal in het leven daarbuiten tot een werkelijkheid te maken, een grootsche aandrift, het leven te omvatten en met dat leven te worstelen, om zijn geest daarop af te drukken. Is een ideaal daarom zoo schoon, omdat het niet in de dagelijksche werkelijkheid zich oplost, het is tevens een wonderbare kracht, omdat het een voortdurende spoorslag is tot zijn verwezenlijking in het leven.

De gewone egoist, wiens hoogste doel beperkt blijft tot zijn eigen genot, heeft nimmer het volle bewustzijn van eenheid in zijn streven: hij moet, afhankelijk van de genade van den wisselenden tijd, zich dat genot rusteloos zoeken te verwerven. Bezit hij het eindelijk, dan is het in plaats van een drijvende levenskracht slechts het opteren van een genieting, welke, eenmaal voorbijgegaan, slechts ledigheid of afkeer achterlaat.

De arbeid is voor den scheppenden kunstenaar in weerwil van zijn moeite met de brooze stof een voortdurend rusten in het hem voor den geest zwevende ideaal, dat hem aanvuurt, om de heerlijk schoone trekken te beitelen, te schilderen, te dichten. Zoo is ook de diepste levensvreugde van den godsdienstigen mensch daarvan afhankelijk, dat zijn hoogste droom niets is als een krachtige greep in de werkelijkheid, - dat elke schrede in het leven daarbuiten tevens is de geheele inkeer in zichzelf, in zijn vurigst en dierbaarst verlangen. De scheppende droom, dien zulk een mensch in zijn hart omdraagt, wil leven worden, wil, zij 't ook onder vele smarten, geboren worden en bindt daarom den mensch aan dien droom met de heiligste banden, - met den band der moeder, die in de diepste smart niet sterven, niet scheiden wil, vóordat zij aan het kind onder het harte het aanzijn heeft gegeven. Wie iets werkelijk grootsch heeft te zeggen, iets verhevens te doen, hij wil niet sterven.

Henri Lou.

 

Een waarlijk edel karakter stellen wij ons altijd voor met een zeker waas van weemoed, die niets minder is dan voortdurende droefheid over de dagelijksche onaangenaamheden, maar veeleer een uit kennis ontsproten bewustzijn van de nietigheid van alle goederen en van het lijden des levens, en van zichzelf niet alleen.

Schopenhauer.

 

Geschiedenis en ervaring leeren, dat hartstochtelijke karakters tevens de fanatiek strengste zijn in hun plichtgevoel, zoodra hun hartstocht hen drijft zich in deze richting te ontwikkelen.

Mill.

[pagina 342]
[p. 342]

Iedere tijd en elke natie heeft zekere karakteristieke ondeugden, die bijna algemeen heerschen, die nauw iemand zal ontkennen en die zelfs de strengste zederechter slechts zachtkens afkeurt. De opeenvolgende geslachten verwisselen van mode in hun moraal evenals in de mode der hoeden, nemen een of andere ondeugd in bescherming en verwonderen zich over de slechtheid van hun voorvaderen.

Macaulay.

 

Al de gebreken, die men heeft, zijn nog meer te vergeven dan de middelen, die men aanwendt, om ze te verbergen.

La Rochefoucauld.

 

Het geweten is de elastiekste stof in de wereld; heden kunt gij het niet over een molshoop spannen, morgen bedekt het een berg.

Bulwer.

 

Het karakter is niets anders dan een langdurige gewoonte.

Plutarchus.

 

Besluiteloosheid schijnt mij de meest gewone en meest in 't oog vallende van de gebreken van onze natuur te zijn.

Montaigne.

 

Ons lichamelijk welzijn, onze zedelijke waarde, ons maatschappelijk geluk, onze politieke rust, alles hangt, af van die beheersching van onze begeerten en hartstochten, welke de ouden voor de deugd aller deugden hielden: matigheid.

Burke.

 

Bescheidenheid is voor de verdienste, wat de schaduw is voor de beelden van een schilderij: zij geeft haar kracht en uitdrukking.

La Bruyère.

 

Het veredelt ons geluk, dat wij daarvoor danken kunnen, en wellicht is het nog moeilijker eenzaam te zijn in het geluk dan in het leed.

Henri Lou.

 

Het zekerste teeken met groote eigenschappen geboren te zijn, is geen nijd te kennen.

La Rochefoucauld.

 

De deugd is niet een weten, maar een willen.

Zachariae.

 

Over het algemeen doen de meeste menschen onrecht, zoodra zij in de gelegenheid zijn het te kunnen doen.

Aristoteles.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken