Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 45 (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 45
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 45Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 45

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.18 MB)

Scans (83.69 MB)

ebook (4.39 MB)

XML (4.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 45

(1888)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 85]
[p. 85]

Op practisch terrein.

Het daghet in het Noorden luidt het motto van een onlangs bij den heer H.D. Tjeenk Willink verschenen werkje van den heer F.W. van Eeden, algemeen secretaris der Nederlandsche Maatschappij tot bevordering van Nijverheid, directeur der Musea op het Paviljoen te Haarlem.

In verband met de strekking van het Noorderlicht, zooals het werkje is getiteld, is dit motto zeer zeker te verdedigen; maar als men daardoor herinnerd wordt aan het diep gevoelde, roerende lied:

 
‘Het daghet in den oosten,
 
Het lichtet overal;
 
Hoe luttel weet mijn liefsten
 
Och, waer ic henen sal’, enz.

dan ondervindt men toch wel eenige teleurstelling bij de lezing van het boek.

Het Noorderlicht toch is een zeer prozaïsch werk, waarin wij geen zweem terugvinden van 't Meisken

 
‘Met hare claerder stemme
 
Die misse dat si sanc
 
Met haer sneeuwwitte handen
 
Dat si dat belleken clanc’.

Wij haasten ons echter erbij te voegen, dat het tevens een hoogst nuttig werk is, geheel in overeenstemming met de betrekkingen, welke de schrijver bekleedt en die wij daarom achter zijn naam vermeldden.

De heer Van Eeden heeft het Noorden niet bereisd als toerist; hijzelf zegt dan ook, dat op reis gaan alleen, om een toer te maken, hem eene kwelling zou wezen. Hij verlangt een doel, en dat doel, dat hij zich met zijne reis voorstelde, was kennis te maken met een tak van onderwijs, die in het Noorden een zekeren trap van ontwikkeling heeft bereikt: het ambachts-onderwijs, indien wij het met dien algemeenen naam mogen aanduiden. De daartoe strekkende instellingen in Kopenhagen, Christiania, Stockholm en eenige andere steden heeft hij bezocht en in verband daarmede de musea van kunstnijverheid en de verzamelingen van wetenschappelijken aard, die met dit gewichtig volksbelang in verband staan.

[pagina 86]
[p. 86]

Vooral echter, wat hij in zijn boek schrijft over het ambachts- of handwerks-onderwijs, is zeer belangrijk. Van eene model-inrichting voor dit vak van onderwijs, het Slöjd-Seminarium te Nääs, geeft hij de volgende beschrijving:

‘De Slöjd-scholen zijn een eigenaardig Zweedsche instelling; zij kunnen met onze huisvlijt- noch met onze ambachtsscholen worden vergeleken. Zij vormen een werkelijk deel van het algemeen onderwijs. Het handwerk heeft in het lager onderwijs gelijke rechten als het voorvaderlijke lezen, schrijven en rekenen. Dit is het beginsel van de Zweedsche Slöjd-scholen.

Het doel van het onderwijs is: voorbereiding voor het leven door eene wezenlijke vorming en ontwikkeling van algemeene vaardigheid in den handenarbeid. Het onderwijs moet den leerlingen lust en liefde tot den arbeid inboezemen, eerlijken lichaamsarbeid leeren achten, eigen werkzaamheid opwekken, orde, nauwkeurigheid, zindelijkheid en netheid inprenten, aan opmerkzaamheid, vlijt en volharding gewennen, de ontwikkeling van lichaamskracht bevorderen en den zin voor vormen beschaven. Werktuiglijke arbeid, spelerij en al te fijne arbeid of knutselarij zijn uit het programma geweerd. Alle vervaardigde voorwerpen moeten in de huishouding bruikbaar zijn. Zij moeten door den leerling zonder vreemde hulp gemaakt worden; zij worden niet gepolitoerd. Voorwerpen van weelde zijn uitgesloten.’

Omtrent het lokaal, waar het onderricht wordt gegeven, zegt de schrijver: ‘Daar heerschte een ijver en een vroolijke bedrijvigheid, zooals ik nog nimmer in eene werkplaats, laat staan in eene school had gezien. Overal zag ik niet alleen de handen, maar den geheelen mensch in verschillende houdingen en voortdurende beweging. Mannelijke en vrouwelijke leerlingen van alle natiën: Zweden, Denen, Noren, Russen, Finnen, Engelschen, Duitschers, Italianen, werkten met gelijken ijver in het zweet huns aanschijns. Hier niets schoolachtigs, niets klassikaals. Ieder maakte een geheel voorwerp alleen; de een een houten lepel; de ander een lade of bak, de derde een eierrek, de vierde een tafeltje of een bankje, alles van hout, en elk voorwerp werd gezaagd, geschaafd, uitgesneden, gelijmd door een en dezelfde persoon.’

Ook andere instellingen van onderwijs worden door den heer Van Eeden met ingenomenheid beschreven. Hij heeft er hart voor, dat blijkt het geheele boek door, en hij ziet in de ontwikkeling van het volk in deze richting meer heil dan in het aanleeren van andere kundigheden. Is hij misschien wel wat eenzijdig, wij vergeven het hem gaarne: wie voor een beginsel strijdt, moet niet te veel concessies doen.

Hij wil de nationale kunstnijverheid ook in ons land doen herleven, die langzamerhand bezweken is, en daarmede ook den kunstzin van het volk. Men heeft geene liefde meer voor eigen, nationale nijverheid; men koopt in de ‘magazijnen’ voorwerpen, in het buitenland fabriekmatig

[pagina 87]
[p. 87]

vervaardigd, voorwerpen, die goedkoop zijn en blinken, maar men heeft geen gevoel meer voor waarlijk schoone vormen, die een eigen karakter hebben, door het volk zelf eraan gegeven.

Van deze nationale industrie zag hij in het Noorden vele proeven van vroeger tijd in de vele musea's, die hij daar bezocht en die hij in zijn boek beschrijft. De opmerkingen, welke de heer Van Eeden erbij voegt, maken die beschrijving lezenswaardig; zonder dat zou uit den aard der zaak zulk een museum in schrift geene bijzonder boeiende lectuur zijn. Musea moet men zien, om den waren indruk te erlangen.

Wat de heer Van Eeden voorstaat, is geene nieuwe richting voor ons land. In den laatsten tijd wordt de behoefte aan practisch onderwijs meer en meer gevoeld: de ambachtsscholen en de huisvlijtscholen zijn daarvan het uitvloeisel, maar zij zijn nog weinige en slechts enkele zijn van beteekenis.

Voor hen, die met het onderwijs aan die inrichtingen zijn belast of erbij betrokken zijn, bevat Noorderlicht menigen goeden wenk. Wij hopen, dat die behartigd zal worden en het boekje aan de verwachting van den schrijver beantwoorden zal, zoodat ook de tweede regel van het oude liedje waarheid zal worden: ‘Het lichtet overal.’ Vooral hopen we, dat het licht, hetwelk nu in het Noorden opgaat, zijne stralen ook over ons land verspreiden zal en een heilzamen invloed op de practische ontwikkeling en den kunstzin van ons volk zal uitoefenen.

R.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken