Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 63 (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 63
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 63Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 63

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.45 MB)

Scans (84.11 MB)

ebook (4.55 MB)

XML (4.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 63

(1906)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 452]
[p. 452]

Een onderneming, die faalde.

Studies in Volkskracht. Tweede Serie, nos. XI, XII. Onder Redactie van L. Simons. - Haarlem, De Erven F. Bohn, 1905.

Met deze laatste aflevering van de tweede reeks, die onder den titel ‘Democratische Opvoeding’ van de hand van den heer R.A. van Sandick belangwekkende mededeelingen over Amerikaansche methoden op onderwijsgebied bevat, houden de Studies in Volkskracht op te verschijnen.

De redacteur, de heer L. Simons, noemt verschillende redenen, die tot dit besluit hebben geleid.

Eenerzijds vond hij niet genoeg medewerking.

Toen de reeks twee jaar geleden werd begonnen, gebeurde dat met toezegging van medewerking van allerlei kanten.

‘Een geheele reeks studies kon aanstonds worden aangekondigd. Doch tusschen beloven en doen ligt overal de kloof van het kunnen. Onze tijd legt op allerlei wijzen beslag op de aandacht en de werkkracht juist van hen, die men ook voor deze Serie studies in de eerste plaats te vragen had om medewerking. Zoo bleef menige belofte onvervuld. En de aanbiedingen van anderen kant konden dikwijls niet worden aanvaard, omdat deze vielen buiten het grondplan van deze Serie.’

In de tweede plaats bleek moeilijkheid voor den dag te komen bij de uitvoering. De grondleggende vraagstukken bleken, voor zooveel ons land betreft, nog te moeten worden onderzocht. ‘In Duitschland, maar vooral in Engeland en Amerika, verschijnen telkens weer uitvoerige studies over den mensch in de maatschappij; over de elementen der volkskracht en de sociologische, hygiënische, psychologische, biologische invloeden welke haar versterken of verzwakken. De verwachting, in ons land de krachten te zullen vinden, welke de uitkomsten van eigen of anderer onderzoek zouden samenvatten in het korte bestek van onze “Studies”, leesbaar voor den algemeen ontwikkelden belangstellende, is naar ten deele verwezenlijkt. Voor deze korte “Studies” bleek de tijd menigmaal te vroeg; het uitvoeriger werk, dat er aan moest voorafgaan, was nog niet geschreven.’

En eindelijk en ten derde is de uitgave ook bij het publiek niet geslaagd. Ondanks de nadrukkelijke verklaring, dat niet beoogd werd een ‘nieuw tijdschrift’ te geven, maar alleen een reeks losse, door een grondgedachte verbonden studies, zijn publiek, boekhandel en pers aan de gedachte van een tijdschrift blijven vasthouden. ‘Maar aan nieuwe tijdschriften bestaat in ons land waarlijk geen behoefte.’ En van den verkoop der enkele nummers op zichzelf kwam weinig in.

Waarschijnlijk zal menigeen na het verscheiden van deze publicatie met eenige verrassing hebben vernomen, dat zij geen tijdschrift was.

[pagina 453]
[p. 453]

Onder ‘tijdschrift’ meenen wij te moeten verstaan: een op geregelde tijden verschijnende publicatie op een bepaald gebied, een gebied, dikwijls nog veel nauwer omgrensd, dan in dezen het geval was, zonder dat omtrent de volgorde en den samenhang der stukken van verschillende auteurs, die daarin worden opgenomen, een bindende rege, bestaat.

Men zou zeggen, dat de Studies in Volkskracht aan deze definitie tamelijk wel beantwoordden. De typographie van den omslag, de losse aanteekeningen, die de redacteur in den regel op de artikelen liet volgen, moesten den indruk versterken, dat wij met een tijdschrift te doen hadden. Nu vernemen wij, dat de bedoeling van den heer Simons eigenlijk is geweest een verzamelwerk uit te geven.

Ja, maar de onderdeelen van een verzamelwerk plegen door een bepaalden samenhang en een bepaalde volgorde verbonden te zijn. Van een verzamelwerk pleegt vooraf een plan te worden opgemaakt. Men verdeelt het onderwerp in onderdeelen en draagt de behandeling dier onderdeelen aan verschillende medewerkers op, zoodat de lezer een aaneengesloten geheel ontvangt. Daarvan schijnt in dezen geen sprake te zijn geweest.

Het uitvoeriger werk, dat aan deze Studies in Volkskracht moest voorafgaan, was nog niet geschreven. Men zou willen vragen: had de redacteur deze omstandigheid dan niet vooraf kunnen ontdekken?

Ook de gewichtige en omvangrijke arbeid, met de bespreking en vaststelling van een algemeen plan gemoeid, blijkt te zijn achterwege gebleven. Men heeft zee gekozen in het vertrouwen de tuigage van het schip onderweg wel in orde te zullen brengen. Men heeft willen bouwen, zonder dat de fundeering was gelegd.

Het gewichtige doel, met de uitgave beoogd, had zorgvuldiger voorbereiding verdiend.

Was het noodig, studies in volkskracht uit te geven in de Nederlandsche taal?

De heer Simons herinnert, dat in Duitschland, Engeland en Amerika uitvoerige sociologische studies, boeken en tijdschriften verschijnen; hij vergeet daarbij Frankrijk en Italië. Ware dat nu voor de sociologische wetenschap niet voldoende?

Het wil ons met hem voorkomen, dat er inderdaad in Nederland ook nog wel ruimte voor sociologische werken bestaat, indien men daarmede vooral beoogt het Nederlandsche belangstellende publiek, dat door het kiesrecht geroepen wordt, om mede te werken tot het staatsbestuur, omtrent de sociologische beschouwingswijze der samenleving in te lichten.

Zeer te recht verheugt de heer Simons zich er dus over, dat door zijn Series in ons land een eerste stoot is gegeven aan ‘de algemeener beschouwing van het menschvraagstuk en volksvraagstuk’.

Wat ook aan de uitvoering moge zijn te kort gekomen, hoezeer men de lijst der medewerkers ook gaarne breeder en tusschen de behandelde onderwerpen meer onderlingen samenhang had gezien, - de verdienste kan den heer Simons niet worden onthouden, in ruimer kring de aandacht op het groote belang der ‘volkskracht’ te hebben gevestigd.

De grondgedachte zal doorwerken, hoe men ook moge oordeelen over de aanvankelijk gedane poging, om haar te propageeren. Die hoop en dat vertrouwen deelen wij met den heer Simons.

De wetenschap der samenleving heeft tweeërlei doel: 1o. de oorzaken op

[pagina 454]
[p. 454]

te sporen, waardoor beheerscht wordt hetgeen gebeurt; en 2o. op grond van de aldus gevonden regelen hetzij toekomstige gebeurtenissen te voorzien, hetzij een gedragslijn aan te bevelen voor toekomstige omstandigheden.

Nu heeft het feit, dat deze wetenschap in haar verschillende vertakkingen doorgaans door juristen wordt beoefend, ten gevolge gehad, dat aan de deductieve methode bij haar beoefening veelal een ruime plaats wordt toegekend.

Juristen toch plegen een stel van algemeene regelen en begrippen op te bouwen langs syllogistischen weg. Hebben zij met een speciaal en concreet geval te doen, dan brengt de methode der rechtspractijk niet mede dat geval met een aantal gelijksoortige gevallen te vergelijken; integendeel, dan is het erom te doen, dat eene geval aanstonds te passen in een der aanwezige algemeene regelen. Vandaar, dat de werkwijze, om door de vergelijking van een groot aantal bijzondere gevallen een algemeenen regel te zoeken - de inductieve methode -, door juristen in den regel minder beoefend wordt dan b.v. door mannen der natuurwetenschap. Dat is ook de oorzaak van de moeilijkheden, die onze juristen plegen te ondervinden bij den wetgevenden arbeid, die noodzakelijk de toepassing der inductieve methode vereischt. Ook van den soms ietwat gespannen voet, waarop vele juristen der practijk tegenover de staathuishoudkunde plegen te staan. De oeconomie, in Duitschland bij de philosophische faculteit ingedeeld, kan de inductieve methode niet ontberen.

De beteekenis der sociologie ligt nu in haar streven, om de inductieve methode toe te passen op de leer der samenleving. En terwijl de oeconomie zulks doet speciaal voor zooveel de vermogensverhoudingen betreft, wil de sociologie datzelfde doen met al wat overigens nog op het gebied der menschelijke samenleving moge liggen.

Zij gaat van de gedachte uit, dat een gemeenschap uit menschen is samengesteld; dat de hoedanigheid der gemeenschap dus afhangt van de hoedanigheid der menschen, die haar samenstellen, en dat dus ons wetenschappelijk onderzoek terug moet gaan tot de individueele, concrete gemeenschapselementen, de menschen zelf, zoowel in hun biologische als in hun ideëele geaardheid.

Deze gedachte werd door den heer Simons op zijn wijze uitgewerkt in de inleiding, die hij aan het eerste nummer der Studies in Volkskracht vooraf deed gaan:

‘Een ras of volk, dat in aantal vermindert, sterft noodzakelijk uit.

Een ras of volk, dat in gehalte vermindert, gaat denzelfden weg der vernietiging op.

Een ras of volk, waarvan het weerstandsvermogen, de gezondheid, de verstandelijke begaafdheid, de arbeidsdeugdelijkheid en de krachtsinspanning verzwakken, moet in den bestaansstrijd ondergaan.

Een volk, dat in den bestaansstrijd zich niet de noodige en onontbeerlijke bestaansmiddelen weet te verzekeren, kan zichzelf onmogelijk handhaven.

Daarom dient volksteelt het begin en het einde van onze zorgen te hebben en is volkswetenschap de eerste en de meest omvattende van alle studies; de belangrijkste voor een ieder, wien de toekomst van zijn volk en stam ter harte gaat.

Deze wetenschap zou tot devies kunnen hebben het woord van den ouden wijsgeer (?): “niets menschelijks is mij vreemd”.

Zij houdt zich bezig met alle vraagstukken, die den groei en den bloei der volkeren raken. Met den aangroei der bevolking, met de stoffelijke omstandig-

[pagina 455]
[p. 455]

heden en de zedelijke opvattingen, die de volksgeboorten doen toe- en afnemen; met den leeftijd en de levensomstandigheden, waarop en waaronder huwelijken gesloten worden; met de kindersterfte en haar beteekenis in 't goede en kwade voor de volkskracht; met de verspreiding der bevolking over 't platteland en de steden; met de levenswijs en de voeding en den invloed daarvan op heel het volksleven, het vermeerderen of verminderen der stamkracht, intellectueel en hygiënisch. Zij bestudeert de beteekenis van het vrouwelijke element in de bevolking en van de dusgenoemde emancipatiebeweging; van den invloed der zeden en gewoonten, van onderwijs, van geestesvorming, kunstverspreiding en lichaamsoefening, van ziekte en gezondheid op het wezen, den groei en het voortbestaan van volk en stam.

En gelijk iedere empirische wetenschap, die zich met den socialen mensch bezig houdt, behoort te doen, houdt zij ook rekening met den lichtval uit de theoretische bespiegelingen van wijsgeeren, psychologen en naturalisten. Met Darwin's ontwikkelingsleer, met de toepassing van deze leer op het menschelijke geslacht.’

Dit alles is in hoofdzaak juist.

Het is alleen maar de vraag, of de heer Simons het einddoel gelukkig formuleert, als hij het in zijn slotwoord aldus omschrijft: ‘Hoe kweeken en ontwikkelen wij het beste menschmateriaal?’

Misschien is deze formule aangaande een heerschend ‘we’, dat zich bezighoudt met het kweeken en ontwikkelen van ‘menschmateriaal’, toch wel wat al te auto- en aristo-cratisch.

Of nu het heerschende ‘we’ een Staat-alvoogd en -albemoeier dan wel een heerschende groep of klasse is: ‘menschmateriaal’ laat zich niet zoo gemakkelijk kweeken en ontwikkelen of veredelen als groenten en bloemen of hoender-, honden- en paardenrassen.

Als de menschen zichzelf niet ontwikkelen, hun eigen krachten niet kweeken en zelf voor het verwekken van voortreffelijke nakomelingschap zorgen, is te vreezen, dat het resultaat niet aan de verwachtingen zal beantwoorden.

Zullen wij practisch te werk gaan, dan moet tweeërlei ons doel zijn.

In de eerste plaats moet de algemeene belangstelling worden gewekt voor de beteekenis, die volkskracht heeft voor het volksbestaan, voor de volkswelvaart en voor de volksontwikkeling.

Die algemeene belangstelling is onmisbaar, zal het inzicht der mannen van studie practisch in daden worden omgezet door het geheele volk.

En als dan die daden eens begonnen met het nalaten en vermijden van al datgene, wat aan de ontwikkeling en de aankweeking van een krachtig menschenslag schade en afbreuk zou kunnen doen?

Men denke b.v. aan huwelijksverbod voor dronkaards, epileptici en anderen, aan betere regeling onzer poenale executive, aan onthouding van onnoodigen en schadelijken wettelijken dwang en ambtenaarsvoogdij en aan zooveel meer.

Misschien kan men er dan naderhand in de 21ste eeuw wel toe komen, om Friedrich Wilhelm I's voorbeeld te volgen en elken ‘langen Kerl’ uit te huwen aan zijn welgebouwde ‘Dörte’.

Hopen wij, dat hier te lande eerlang een degelijk sociologisch werk ertoe moge bijdragen, om het ideaal, dat ook den heer Simons voor oogen zweefde, nader tot zijn verwezenlijking te brengen.

V.K.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken