Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 64 (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 64
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 64Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 64

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.39 MB)

Scans (98.32 MB)

ebook (4.67 MB)

XML (4.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 64

(1907)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 132]
[p. 132]

Levenswoorden.

't Gebeurt dikwijls, dat een vriend de eerlijke bedoeling heeft ons te helpen en daar ook moeite voor doet; maar - hij ziet niet in, wat wij werkelijk noodig hebben en wat dienstig is om ons op den door onszelf gekozen weg verder te brengen. De vriend meent stok en stijf, dat wij zijn weg moeten inslaan, en maakt ons uit voor onverbeterlijk, omdat wij dat niet willen en niet kunnen. Het gevolg is, dat de menschen dikwijls eenzaam hun weg gaan; niemand wil zijn naaste helpen en ieder wordt gedwongen een defensieve houding aan te nemen om van zijn buurman geen last te hebben.

Carlyle.

 

Ideale toestanden kunnen nooit geheel verwezenlijkt worden. Idealen blijven altijd op zekeren afstand en wij moeten tevreden zijn, wanneer wij ze iets nader komen. Niemand, zegt Schiller, moet den maatstaf der volmaaktheid aanleggen bij de gebrekkige werkelijkheid in deze arme wereld. Zoo iemand zouden wij niet houden voor een wijs mensch, maar voor een ontevreden dwaas.

Toch mogen wij nooit vergeten, dat er idealen zijn; tracht men niet meer die naderbij te komen, dan gaat alles onfeilbaar te gronde. Geen metselaar bouwt een huis zuiver loodrecht; dat is mathematisch onmogelijk; hij stelt zich tevreden, wanneer het eenigermate loodrecht is, en hij laat het, zooals het is; een goed metselaar moet op zijn tijd klaar zijn met zijn werk; wee hem echter, wanneer hij al te zeer van het loodrechte afwijkt, het paslood wegwerpt en achteloos steen op steen zet. De wet der zwaartekracht zal hem vinden, zich op hem wreken en hem begraven onder het puin van zijn muur.

Carlyle.

 

Volgens de wet der natuur hebben alle soorten van idealen bepaalde grenzen, een tijd van jeugd, van rijpheid of volmaaktheid, van verval en eindelijk van dood, van verdwijnen. Er wordt niets geboren, wat niet sterven moet.

Carlyle.

 

Een lange, stormachtige lente, een regenachtige April, winterkou tot in Mei. En toch komt eindelijk de zomer. De boom stond al dien tijd kaal; de dorre, naakte takken klaagden en knarsten in den wind. Men hoorde zeggen: hak hem om; wat doet hij daar! Neen, niet zoo.

[pagina 133]
[p. 133]

Wij moeten wachten; alles heeft zijn tijd. De zomerwarmte strijkt langs den kalen boom en hij staat in blader- en bloemdos. De wintertijd heeft zijn werk gedaan, al zag men het zoo niet. Het dorre zwijgen sprak sterker, naarmate het langer duurde. Bij boomen, menschen, instellingen, geloofsbelijdenissen, volken, bij al wat wast en wordt op deze wereld, nemen wij zulke veranderingen, zulke bloeitijdperken waar.

Carlyle.

 

Arme menschelijke natuur! Is niet de vooruitgang des menschen in waarheid een voortdurend vallen? Het kan niet anders. In den wilden storm des levens schrijdt hij voorwaarts; hij valt en zinkt diep; altijd weder moet hij onder tranen en berouw, met een bloedend hart zich oprichten en verder strijden. Dat hij in zijn strijd trouw en onverwinlijk is, dat is de hoofdzaak.

Carlyle.

 

En zijn vele hoogst fatsoenlijke, onbesproken menschen, die toch niet veel waard zijn. De man, die zijn handen rein houdt, omdat hij zijn werk altijd als met handschoenen aanvatte, verdient niet veel lof.

Carlyle.

 

Het is een groote waarheid, ten minste de ééne zijde van een groote waarheid, dat de mensch de omstandigheden maakt en geestelijk zoowel als materieel de schuld is van zijn geluk. Deze waarheid heeft echter nog een andere zijde, namelijk dat de omstandigheden des menschen het element zijn, waarin hij leven en werken moet; dat hij uit den aard der zaak zijn kleur, zijn kleed, zijn uiterlijk van de omstandigheden verkrijgt en in bijna alle dingen tot in het oneindige daardoor gewijzigd wordt. Daarom kan men in een anderen zin niet minder waar zeggen, dat de omstandigheden den mensch maken. Houden wij voor onszelf steeds aan de eerste waarheid vast en laten wij aan de laatste steeds indachtig zijn, wanneer wij over andere menschen oordeelen.

Carlyle.

 

Is niet de maat der smart tevens de maat van het gevoel, waartoe de mensch in staat is, de maat van zijn kracht en van de overwinning, die hij behalen zal? Ons leed is de keerzijde van onzen adel. Onze kracht is zoo groot als onze vertwijfeling; deze geeft de hoogte aan van ons kunnen. De zwarte rook, die uw omgeving omhult, kan door ware wilskracht een vlam worden, een glanspunt.

Carlyle.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken