Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 65 (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 65
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 65Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 65

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.50 MB)

Scans (82.13 MB)

ebook (4.43 MB)

XML (3.75 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 65

(1908)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 417]
[p. 417]

Levenswoorden.

Wonderlijk is de voorstelling, die wij ons maken van geluk. 't Komt zoo wat op het volgende neer: Op grond van zekere schattingen en zelfgemaakte berekeningen geraken wij tot de slotsom van een zeker gemiddeld lot, dat naar onze meening ons van natuur- en van rechtswege toekomt. Dat lot zou ongeveer zijn de betaling van ons loon, van onze verdiensten, waarvoor wij noch dank schuldig zijn noch moeten klagen. Vinden we nog iets meer dan de som, dan spreken wij van geluk; is er een tekort, dan beschouwen wij dat als behoorend tot ons ongeluk.

Neem echter in aanmerking, dat wij de schatting van onze verdiensten zelf gemaakt hebben en - dat in elk mensch een groote mate van zelfingenomenheid, inbeelding huist. Is het dan te verwonderen, dat de weegschaal zoo dikwijls naar den verkeerden kant gaat? Menige domoor roept in dat geval: Is dat nu een betaling, heeft wel ooit een zoo verdienstelijk man als ik zulk een behandeling ondervonden?

Ezel, ik zeg u, dat de oorzaak alleen ligt in uw ijdelheid, in de verdiensten, die gij u inbeeldt. Stel u voor, dat gij verdient gehangen te worden en gij zult het voor een geluk achten, dat gij doodgeschoten wordt. Zet voor uw aanspraak op geluk een nul. Een wijs man schreef: het leven vangt aan met zelfverloochening.

Carlyle.

 

Het geluk, waarin men het doel van ons bestaan zoekt, deze heele even onedele als kleingeestige theorie, is welbezien nog geen twee eeuwen oud. Het eenige geluk, waarnaar de mensch eertijds veel vroeg, was die graad van geluk, welke hem veroorloofde zijn werk te doen. Niet het refrein: ‘ik kan niet eten’, maar ‘ik kan niet werken’ was de klacht van alle wijzen in de wereld. Wel beschouwd is dat ook het eenige ongeluk voor een mensch, dat hij niet werken kan, zijn bestemming als mensch niet kan vervullen. De dag gaat snel voorbij, ook ons leven, en de nacht komt, waarin niemand werken kan.

Carlyle.

 

Van ouds vond men, dat een meer dan gewone maat van geluksgoederen gevaarlijker is dan een bescheiden deel daarvan en dat van

[pagina 418]
[p. 418]

de honderd, die het ongeluk verdragen konden, nauw éen is, die het geluk kon dragen. Wat is de wereld, de mensch veranderd!

Carlyle.

 

Uw ‘roem’, ongelukkige sterveling, waar zal hij en gij met hem over vijftig jaren zijn? Houd toch op opgewonden koortsachtig op uw roem te zitten, met de vleugelen te slaan en grimmig te sissen als een broeiende zwaan op zijn laatste ei, wanneer iemand u te na dreigt te komen! Laten wij niet kijven, ons niet boos maken; maak uit uw ei, wat gij kunt en houd het vast; ik zal het u niet ontrooven, want ik geloof, dat het een windei is.

Carlyle.

 

Wanneer in onzen tijd nog altaren gebouwd werden, mocht er wel een opgericht worden voor het zwijgen. Zwijgen is het element, waarin groote dingen worden gesmeed, opdat zij in volmaakten vorm indrukwekkend het daglicht aanschouwen. Niet alleen Willem de Zwijger, maar al de groote mannen, die ik ken, zelfs die van diplomatie en strategie geen idee hadden, vermeden het te praten over de plannen, die zij ontwierpen. Ja, ook wat uw gewone dingen betreft, houd een dag lang uw mond en ge zult zien, hoeveel duidelijker, helderder den volgenden morgen uw voornemens en plichten zijn. Die stomme arbeiders vegen een hoop vuil weg, wanneer onbescheiden gedruisch wordt vermeden en het stille werk zijn tijd gelaten.

De taal is dikwijls niet, zooals men gezegd heeft, de kunst zijn gedachten te verbergen, maar zijn gedachten zoo in te toomen, dat zij niet verborgen behoeven te worden. De taal is machtig en groot, maar zij is niet het grootste. Zooals het spreekwoord zegt: Spreken is zilver en zwijgen is goud.

De bijen arbeiden in het duister; de gedachten werken in het zwijgen en de ware deugd werkt ook niet dan in het verborgen. Laat uw rechterhand niet weten, wat de linker doet. Zelfs uw eigen hart zult gij niet voorpraten van die geheimen, die allen bekend zijn. Is niet de schaamte de grond van alle wezenlijke deugd, van de goede zeden, van alle moraal? Evenals de planten wast de deugd niet, wanneer haar wortels niet voor het oog der zon verborgen zijn. Laat de zon er op schijnen, ja werpen zelfs een verstolen blik, de wortel verwelkt, de bloem valt af.

Carlyle.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken