Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 65 (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 65
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 65Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 65

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.50 MB)

Scans (82.13 MB)

ebook (4.43 MB)

XML (3.75 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 65

(1908)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 384]
[p. 384]

Onparlementaire kroniek.

't Zou mij niet voegen, 't waagstuk van een parlementaire Kroniek nog te bedrijven, nadat Mr. J.H. Valckenier Kips heel 't parlementaire wezen in ditzelfde tijdschrift zoogezegd vermorseld en verpulverd heeft. Daar zij geen dubben meer: Het parlementair gedoe is dood of, zachtst, aan 't sterven. Mr. Kips heeft het ten doode gestoken.

 
Weh! Weh!
 
Er hat sie zerstört,
 
Die schöne Welt,
 
Mit mächtiger Faust!...

Wie dus nu nog over ons parlementken schrijft, moet er om rouwen, of het belachen. 'k Verkieze 't leste en 'k tijg aan 't kronijken, oneerbiedig, onparlementair.

 

* * *

 

't Kronijken loonde de pijne niet van 't penneduiken in den pot, als niet de groote sterre was herrezen in de Kamer, de sterre met den fellen gloor uit den kop en met den langen volgsteert: Dr. Abraham Kuyper. Daar en is geen tier of trek zonder hem in onze Tweede Kamer. Hoe zei 't ook Heer van der Vlugt zoo wel, voor eenige jaren:

 
Wo Du nicht bist,
 
Herr Organist,
 
Da schweigen alle Flöten.

En is 't geen waar? Wat makke kudde is ons Kamerken zonder dezen listigen wolf. Wat slappeleutke zonder dit piment. Waar toch verduikt zich wel de politiek, als hij er niet mee komt te spelen? Hoe toch een wereld tollen kan om éénen man! Wat vlakke beemd was onze politiek, sinds hij er uit verging. Daar stak maar amper eens een bosch in op of 'n kopke. Onze afgevaardigden vergraasden langzaam 't voer, een elk pront aan zijn deel, en keven noch krakeelden om mekanders zoode. Ze wrochten naarstig, allesaam, aan 't zelfde vreetstuk, zoo gezapig als 't gedierte in 't Paradijs. Ze graasden de eene wet na de aêre kaal en bogen seffens naar een nieuwe. Daar was in lange niet zoo braaf en drok in 't werk geploeterd als sedert Dr. Kuyper's heengang. Daar werd wat mans verzet op 't Binnenhof. Men scheen alweer de groote politiek verzuimen en maar zaken doen te willen.

[pagina 385]
[p. 385]

Jong, wat een tamme tijd! Redekout als murmelende beekskens. Zittingen als winteravondbabbels. Ja en de kranten zelfs, de kranten sloten pais en vonden niets te snebberen meer in 't politieke kroos. These, antithese noch krantithese. Neen wat een tijd! De dood zelf scheen gestorven.

Hewel, de groote staartster is weer opgestoken. Die Lucifer, die weggesmakt en neergetuimeld scheen uit onzen parlementairen hemel, hij beurt zijn tronie weer op; hij is weeromgekeerd. Nu zal 't weer speelsch en vinnig worden. Held Michael Borgesius, gesp u den kolder aan 't lijf, omgord het zwaard, duik in den helm, en weer u achter 't blanco-schild: Hij is weerom, Vorst Lucifer!

En gij, Luciferisten, hereenigt u om den antithese-roffel en om 't wuiven van den Standaard.

 
Op, treckt op, o ghy Luciferisten,
 
Volght dees vaen.
 
Ruckt te hoop al uw krachten en listen,
 
Trekt vry aen.
 
Volght dezen Helt op zijn trommel en trant,
 
Beschermt uw Recht en Vaderlant.

Ei, of al de Luciferisten 't wel met smaak zullen doen? Daar is onder hen een zekere Heemskerk. Gewis, hij volgt. Gewis, hij schrijft een Memorie van Antwoord, daar hij den Meester in vereert. Con amore, zegt de Standaard.

Con amore? Of was 't temet, omdat een Kabinet van rechtschen bloede toch bezwaarlijk zijnen stamheer loochenen kon, toen eenmaal, in de linkerpers, de mogelijkheid van zoo een loochening rondgevezeld was? De loochening in daden was er. Heemskerk's Kabinet gedroeg zich gansch verschillig van het Kuypersche. 't Meed al wat hitsen kon of prikken. ‘Bevrediging’ zou het schenken. 't Deed onopzichtig, stil en pacifiek. Dat was toch gansch niet Kuypersch, wel? Wat wonder dat de linkschen vroegen: zijn dit Kuyper's kinderen? Is dit Kuyper's bloed? En oordeelden: Neen, dit's een aêr geslacht. 't Trekt wel zoowat op Kuyper's wezen, maar 't heeft diens eigen felheid niet.

Moest toen - en 't liep al harder vaart - niet Heemskerk toonen, dat hij Kuyperiaan gebleven was? Dat hij zijn politieken vader niet had afgeloochend? Stond hij dat hem niet, en zichzelf, ten schuld? Wat houding ware 't anders wel geweest? Wat pas had zoo'n verlaten van den grooten veldheer door zijn oversten gegeven voor een man, die hart in 't lijf en pit heeft in den rug en moed in 't oog?

Maar Con amore?

Laat ons wachten. Daar is een nieuwe antithese opgesteld, daareven net in die Memorie. De antithese tusschen.... these en antithese. De Standaard monkelt er wat om en heet het ‘spel’, dat beter werd gelaten. Neen, 't is geen spel en 't is zoo min verschil niet eens. Die 'n antithese voor zijn politiek ten uitgang kiest, zoekt strijd. Die 'n these kiest, die zoekt den oorlog niet, doch mijdt hem waar hij 't kan, aanvaardt hem maar waar 't moet.

Dat is een machtig onderscheid.

 

* * *

 

Beklaaglijk dat Heer Kuyper nog aan 't dubben stond, Heemskerk's memoriebloem nog mijmerziek uitbladerde - Hij mint me.... mint me niet....

[pagina 386]
[p. 386]

en eindelijk juichte: Mint me, con amore! - toen Atjeh in de Kamer werd bekeuveld. Hij hadde, oorlogsman, van deze oorlogszaak een andere klaroen gestoken!

Nu was 't wat zoetekout.

Humaan te vechten! Schoon gedacht!

'k Heb zitten peizen, hoe we 't oorlogshandwerk beteren konden, zóó dat Heer Thomson, Heer de Stuers en Heer van Kol haarluider zielen niet meer zouden butsen aan te grimmige berichten. Mij dacht, daar zou wat goeds te stichten zijn met reguleering dusgelijks:

1. Het is verboden te schieten, vóór de vijand schiet.

2. Als de vijand niet raak schiet, zal hij geacht worden, saluutschoten te hebben gelost en dit zal met eereschoten in de lucht beantwoord worden.

3. Als de vijand raak mocht schieten, zal men, alvorens vriendelijk terug te vuren, den bevelhebber van den troep tot den vijand doen gaan (natuurlijk ongewapend, opdat onze humane bedoeling zou blijken) en hem doen vragen, of het zijn bedoeling was raak te schieten.

4. Als de bevelhebber onderweg door den vijand bij vergissing mocht worden neergeschoten of door een ander vijandelijk abuis niet tot de zijnen weer mocht keeren, dan zal de naastvolgende bevelhebber met gelijke missie worden gezonden en zoo vervolgelijk, tot niemand van den troep meer over is.

5. Alsdan zal een nieuwe troep worden opgesteld en deze zal, nadat een parlementair eene proclamatie van leedwezen den vijand zal hebben overgebracht, waarin de bevelhebber zijn leedwezen uitdrukt over de inhumane noodzakelijkheid waarin hem 's vijands handelwijze brengt, gezegden vijand met scherp beschieten, echter met inachtneming van het sub 1 en 2 bepaalde en nadat vooraf nauwkeurig onderzocht zal zijn, of zich in 's vijands naaste omgeving (gemeten met een straal van 10 K.M.) ook vrouwen, kinderen (beneden de 21 jaar), ouden van dagen (boven de Winklersche Senescentiegrens), zieken, gewonden, gebrekkigen, krankzinnigen, of vredelievende personen bevinden. In dit laatste geval verbiedt natuurlijk de humaniteit het schieten op den vijand, nademaal een in zijne omgeving aanwezige vrouw, een juveniel of seniel persoon, een zieke, een gewonde, een kreupele, een gek of een Atjehsche pacifist mogelijk zou kunnen worden getroffen.

6. Tot het schieten met scherp zal uitsluitend gebruik worden gemaakt van patronen, waarvan de kogel vervaardigd is van versch en zuiver spek, tenzij de vijand tegen het ontvangen van zoodanige spekprojectielen Mohammedaansche gemoedsbezwaren mocht hebben kenbaar gemaakt, in welk geval het spek zal zijn te vervangen door kalfsvet.

7. Beide spek en kalfsvet zullen van uitstekende hoedanigheid moeten zijn en vóór het afvuren door den bevelhebber moeten worden gekeurd. Kogels waarvan het spek of het vet bedorven is, zullen, als schadelijk voor des vijands gezondheid, onvoorwaardelijk worden afgekeurd.

8. Ten einde aan de kogels voldoende stopping-power te verzekeren, zal het, overeenkomstig den wenk van Heer Thomson, geoorloofd zijn dezelve dum-dum te maken door vooraf het zwoerd er af te bijten. Daarentegen zal het onvoorwaardelijk verboden zijn, zulks te doen door inkerving van een kruis, nademaal dit door den vijand zou kunnen worden opgevat als een beleediging van zijn Mohammedaansche beginselen.

9. Mocht eene patrouille onverhoeds door den vijand met de klewang

[pagina 387]
[p. 387]

worden aangevallen, dan zal het haar geoorloofd zijn zich te verdedigen (tenzij zich onder den vijand een of meer der sub 5 bedoelde personen mochten bevinden), nadat vooraf tot driemaal toe de gebruikelijke sommatie zal zijn geuit: ‘Naar huis, of geweld zal worden gebruikt.’

10. Mocht vorenbedoelde sommatie, ook ten derdenmale geuit, zonder effect blijven, dan zal de bevelhebber (behoudens wanneer een der sub 5 bedoelde personen zich onder den vijand bevindt) het zijdgeweer doen trekken en daarmede den troep in staat van wettige zelfverdediging stellen. Hij zal daarbij toezien, dat de vijand, zoodra deze afdeinst, met rust worde gelaten en de overtreders van dit gebod straffen wegens ‘hinderlijk volgen’ overeenkomstig art. 426 bis van het Strafwetboek.

11. Als zijdgeweer zal uitsluitend gebezigd worden een vel van de Handelingen der Staten-Generaal, waarop eene Atjeh-rede van Heer Thomson, Heer de Stuers of Heer van Kol gedrukt staat.

12. Het is verboden, te slaan met het scherp van het zijdgeweer. Voor de eerste maal mag uitsluitend het plat, voor alle volgende malen alleen de rugzijde worden gebezigd.

13. Er wordt gestreden, overeenkomstig de regelen, vastgesteld in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Vijanden die zich hardhandig of in 't algemeen inhumaan bejegend achten door onze troepen, kunnen in beklag komen bij den Voorzitter der Tweede Kamer. Deze beslist in hoogste ressort, na vooraf de heeren Thomson, de Stuers en Van Kol te hebben gehoord.

14. Behoudens het slot van het vorige artikel gelden de vorenstaande regelen alleen voor onze troepen. De vijand zal jegens ons vrij zijn in zijn wijze van oorlogvoeren.

 

Welhoe, is dit niet wat om onzen Minister en onzen G.G. op het hart te binden?

't Schrijverke.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken