Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 25 (2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 25
Afbeelding van Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.07 MB)

ebook (3.99 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 25

(2003)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 188]
[p. 188]

Signaleringen

Daniëls, Wim (2002). Gids voor de eindredacteur. Amsterdam: L.J. Veen. ISBN 9020420569. Prijs: € 16,50 (157 blz.).

Met zijn uitstekende pen en zijn brede ervaring in de taaladvieswereld is het is aan Wim Daniëls wel besteed om een boekje te schrijven over aspecten van schrijfvaardigheid en eindredactie. De auteur brengt allerlei tekstkenmerken in kaart waarop eindredacteuren bedacht moeten zijn bij het redigeren van teksten die zij aangeleverd krijgen. Daniëls structureert de aspecten van tekstkwaliteit met behulp van zijn zogenoemde RED-model. De pijlers van deze 3-bij-5 matrix zijn Regels, Eenheid en Doelgroep, die elk op vijf verschillende niveaus beoordeeld moeten worden, namelijk Presentatie, Formulering, Op - bouw, Inhoud en Tekstsoort. De matrix bevat in totaal 25 beoordelingspunten (sommige cellen bevatten meer dan één punt), bijvoorbeeld ‘juiste spelling’ en ‘juiste interpunctie’, ‘consequente toepassing van tekstsoortregels’ en ‘gepaste tekstsoortkeuze’. Om teksten te kunnen beoordelen op hun kwaliteit moeten eindredacteuren deze punten systematisch afwerken. Daarmee hebben zij een instrument in handen om tekstcorrecties beter gemotiveerd uit te voeren. Het boek is praktisch, het is gericht op een specifieke doelgroep en het biedt een modelmatige aanpak. Op deze drie kenmerken ga ik in deze recensie achtereenvolgens in.

De praktische waarde van de ‘Gids voor de eindredacteur’ bewijst zich doordat het boekje aan de hand van de 25 beoordelingspunten uit de matrix is opgebouwd. Nadat in het eerste hoofdstuk het model gepresenteerd is, worden in de volgende hoofdstukken achtereenvolgens de 25 beoordelingspunten behandeld. Dat maakt het boekje overzichtelijk en toegankelijk. Wim Daniëls gaat in op vragen die iedereen zich wel eens stelt tijdens het construeren en corrigeren van teksten, bijvoorbeeld: Waar zet ik een komma? Hoe ga ik om met een afkorting? Moet ik ‘almaar’ of ‘alsmaar’ schrijven? De antwoorden op dergelijke vragen zijn praktisch en bruikbaar. Aan het eind van het boek zijn een (op sommige punten achterhaalde) lijst met correctietekens en een functioneel register opgenomen. De eindredacteur kan dus meteen aan de slag.

De eindredacteur? Gelet op de titel is het boek op deze doelgroep gericht. Daaruit zou de meerwaarde moeten blijken ten opzichte van de vele andere, meer algemeen georiënteerde publicaties op dit terrein. Maar de inhoud van dit boek stelt in dat opzicht teleur. Ten onrechte gooit Daniëls alle eindredacteuren op één hoop. Zijn boek is bedoeld voor eindredacteuren van dagbladen, vakbladen en tijdschriften, en ook voor mensen die binnen een bedrijf of instelling verantwoordelijk zijn voor bedrijfscorrespondentie, schriftelijk reclamemateriaal, jaarverslagen, beleidsnota's enzovoorts. In het boek wordt echter niet ingegaan op de accentverschillen

[pagina 189]
[p. 189]

die deze verschillende typen eindredacteuren moeten leggen. Voor een eindredacteur van dagbladartikelen is het bijvoorbeeld veel belangrijker om de aandacht van de lezer te trekken en vast te houden dan voor een eindredacteur van een jaarverslag. De eindredacteur, aldus Daniëls, is uiteindelijk iedereen die schrijft, want ‘in de laatste fase van een schrijfproces moeten schrijvers ook hun eigen eindredacteur kunnen zijn’ (blz. 7). Daniëls geeft in zijn gids voornamelijk algemene schrijfadviezen. Dat blijkt ook uit de vele niet-doelgroep-specifieke voorbeeldzinnen. Neem de volgende (foutieve) zinnen: Na een half uur in de oven te hebben gestaan, aten zij het visgerecht op of Vrolijk liedjes zingend werden de aardappels geschild. Dat zijn geen zinnen die in een krant of beleidsnota voorkomen. Met de suggestie die uitgaat van de titel wordt de potentiële koper van het boek dus op het verkeerde been gezet. Met de voornamelijk algemene schrijfadviezen ondergraaft de auteur wat de kracht van dit boek zou kunnen zijn geweest, namelijk het geven van concrete adviezen voor een specifieke doelgroep.

De modelmatige aanpak voor het beoordelen van tekstkwaliteit is al langer bekend. De gelijkenis tussen het RED-model en het CCC-model (Correspondentie, Consistentie, Correctheid) van Jan Renkema springt onmiddellijk in het oog. De vraag naar de meerwaarde van het RED-model dringt zich op (maar krijgt geen antwoord), omdat de modellen slechts minimaal van elkaar blijken te verschillen. Het aantal te beoordelen punten is bij Daniëls wel groter, maar dat lijkt slechts een kwestie van naamgeving en indeling. Opvallend is verder dat het RED-model de hiërarchische volgorde van de vijf niveaus omkeert. Daardoor komt de Presentatie (o.a. spellingskwesties) op de eerste plaats, terwijl dit in het CCC-model nu juist de laatste plaats inneemt. De omkering van de hiërarchische volgorde is eigenlijk het enige middel dat Daniëls gebruikt om op zijn beoogde doelgroep in te spelen. Volgens de auteur is de belangrijkste taak van de eindredacteur namelijk ervoor te zorgen dat er geen fouten in de tekst staan; de afstemming op de doelgroep, wat de belangrijkste taak is van de schrijver, is in de eindredactiefase minder aan de orde. De nadruk in het boek op het opsporen van foutjes blijkt dan vervolgens uit de omvang van de verschillende hoofdstukken. In de ‘Gids voor de eindredacteur’ zijn de hoofdstukken over Presentatie en Formulering zeer breed uitgemeten (samen ruim honderd pagina's), terwijl het hoofdstuk over Tekstsoort slechts vier pagina's beslaat.

En dan zijn we terug bij af, want als het dan toch om algemene schrijfadviezen gaat, met name op het gebied van Presentatie en Formulering, dan heeft de schrijvende bevolking van Nederland waarschijnlijk al van alles in de boekenkast staan. Een goede reden om het boekje desondanks aan te schaffen is dat het een overzichtelijke en werkbare samenvatting geeft van de meer lijvige werken die op dit gebied geschreven zijn en dat het vanwege zijn handzame formaat gemakkelijker uit kast of tas te pakken is.

 

Hanny den Ouden

Sanders, E. & Metselaar, K. (2000). Stijlboek NRC Handelsblad. Utrecht/Antwerpen, Rotterdam: Van Dale Lexicografie/NRC Handelsblad, 2000. ISBN 9066489960. Prijs: € 18,- (315 pp.)

Altijd leuk om weer even te repeteren: welke bouwwerken worden de zeven wereldwonderen genoemd? Het gaat in ieder geval om werken die beroemd waren

[pagina 190]
[p. 190]

in de Oudheid. Het Stijlboek NRC Handelsblad biedt uitkomst: de piramide van Cheops in Gizeh, het mausoleum in Halicarnassus, de kolossus van Rhodos, de hangende tuinen van Babylon, de tempel van Artemis in Efeze, de tronende Zeus van Phidias in Olympia en de vuurtoren op het eiland Pharos bij Alexandrië. Talloze bouwwerken zijn later het ‘achtste wereldwonder’ genoemd.

Anders dan de titel doet vermoeden, besteedt het Stijlboek dus niet enkel aandacht aan stijlkwesties; de samenstellers Ewoud Sanders en Koos Metselaars bespreken uiteenlopende zaken: de journalistieke normen waaraan de krant zich houdt, onderwerpen die de ambachtelijke kant van het vak belichten, encyclopedische ingangen en taal-, stijl-, en spellingkwesties.

Nieuwe uitgaven van het Stijlboek verschenen respectievelijk in 1988, 1995 en 2000. De laatste uitgave is niet alleen verspreid onder de medewerkers van NRC Handelsblad, maar is ook voor het eerst op de markt gebracht.

De auteurs beogen met het Stijlboek de ‘interne consistentie’ te vergroten van de artikelen in NRC Handelsblad. Het werk is dan ook in eerste instantie geschreven voor de redacteuren van deze krant. En dat blijkt: het bevat een hoog wij-gehalte. Onder ‘et cetera’ staat bijvoorbeeld: ‘Wij schrijven bij voorkeur: enzovoorts [...]’.

Het werk bevat 5400 ingangen in slechts 317 pagina's. De auteurs wilden dan ook beknopt zijn: redacteuren willen snel antwoord op hun vragen.

Een voorbeeld van journalistieke normen: onder ‘bronvermelding’ wordt uitgelegd wanneer een bron vermeld wordt, hoe en waar. Zo worden bij wetenschappelijke berichtgeving bij voorkeur de wetenschappers zelf benaderd, en wordt informatie gehaald uit hun vakpublicaties in gerenommeerde tijdschriften. Wat de ambachtelijke kant van het vak betreft: onder het uitgebreide lemma ‘nieuwsbericht’ is bijvoorbeeld te lezen dat een nieuwsbericht in de tegenwoordige tijd is geschreven en geen kennis van het voorafgaande veronderstelt bij de lezer. In de encyclopedische ingangen worden uiteenlopende items besproken als ‘bijbelboeken’, ‘dioxine’ en ‘OPEC’.

De auteurs houden zich in eerste instantie bij de taal-, stijl-, en spellingkwesties aan de richtlijnen uit het Groene Boekje, maar dat die niet zaligmakend zijn wordt al snel duidelijk. Zo is te lezen bij woorden die eindigen op -iaans, zoals Edwardiaans en keynesiaans: ‘[...] Het Groene Boekje is zeer inconsequent in het toekennen van hoofdletters aan woorden die eindigen op -iaans.’ Geregeld zijn dit soort kritische noten te lezen. Ze werken verfrissend en relativerend, en pleiten voor de samenstellers.

Nog een pluspunt: de selectie van woorden die problemen opleveren bij de spelling is niet willekeurig. Van Dale Lexicografie onderzocht met de Spellingcorrector een volledige jaargang NRC's (20.000.000 woorden). Dit resulteerde in een lijst met 700 woorden waarvan de schrijfwijze afweek van die in de woordenboeken van Van Dale. Woorden die het vaakst verkeerd gespeld werden zijn: onder meer (ondermeer is fout), maffia (alleen Italianen schrijven mafia), dan wel (danwel is niet correct), zo nodig (zonodig is fout) en naoorlogs (niet na-oorlogs omdat de a en de o geen botsende klinkers zijn).

Het is overigens wel jammer dat in het Stijlboek niet wordt aangegeven welke woorden afkomstig zijn uit de lijst die Van Dale Lexicografie samenstelde. Dat zou met name redacteuren en andere tekstschrijvers extra alert kunnen maken op de juiste schrijfwijze. En het is ook wat onhandig dat er één alfabetische lijst gevormd is van bovengenoemde vier onderdelen. Bundeling per rubriek zou overzichtelijker zijn.

Het Stijlboek biedt ongetwijfeld hou-

[pagina 191]
[p. 191]

vast aan NRC-redacteuren. Maar wat is nu precies de meerwaarde voor ieder die niet voor NRC Handelsblad schrijft? Het Groene Boekje, de Schrijfwijzer, woordenboeken en encyclopedieën bieden immers uitgebreidere informatie.

Lezers van de NRC vinden in dit boek antwoord op vragen waarom gekozen is voor een specifieke schrijfwijze, afkorting, kop, bronvermelding enzovoort. Daarnaast biedt het hun in ieder geval de kans ‘de redactie te controleren op de eigen voornemens’, zoals de hoofdredactie het weergeeft in haar ‘Woord vooraf’.

En wat biedt het de niet-NRC-lezers? Zij hebben niet direct iets aan de journalistieke normen, maar mede vanwege de zo nu en dan eigenzinnige zienswijze op taal-, stijl- en spellingkwesties kan het Stijlboek in ieder geval als aanvulling fungeren op de bestaande werken. En het is natuurlijk ook handzamer dan een woordenboek of encyclopedie.

Kortom: het is een beknopt en handzaam werk dat ondanks de wat onhandige indeling naast het Groene Boekje, de Schrijfwijzer, woordenboeken en encyclopedieën gebruikt kan worden. Bovendien biedt het een helder overzicht van de journalistieke normen die de NRC-redactie voorstaat.

 

Karen van Oyen

Houët, Henriëtte (2002). Kramers stijlgids. Utrecht: Het Spectrum. ISBN 9027476705. Prijs: € 22,50 (169 pp.)

Dat is geen stijl! En dat mag allebei!

Veel neerlandici verdienen hun brood door voor anderen uit te maken of hun uitspraken ‘stijl’ of ‘geen stijl’ zijn. ‘Dat kan allebei!’ kun je immers niet verkopen, al zijn beide mogelijkheden goed te beargumenteren. Klanten willen een uitgesproken oordeel. Voor hen kunnen taaladviseurs niet prescriptief genoeg zijn, bij het imperatieve af liefst. Hoe prescriptief is Henriëtte Houët, schijftrainer bij bureau Vergouwen Overduin, in haar nieuwe boek ‘Kramers Stijlgids’?

Mild prescriptief, zou ik zeggen, zeker niet imperatief. Redelijk, aansluiting zoekend bij taalkundige conventies die zich anno 2003 uitkristalliseren. Zijn er geen goede argumenten om een taalverschijnsel tegen te houden? Het zij zo. Zelfs de logica moet soms opzij, immers, als het volk het wil. Als het volk wil dat wij zeggen ‘Hieraan zijn een aantal voorwaarden verbonden’: het zij zo. Maar Houët vindt ‘Hieraan is een aantal voorwaarden verbonden’ ook goed. Kan allebei, dus. (Geen honorarium.)

Maar ze argumenteert onder het lemma aantal overtuigend verder en komt tot een voorschrift (in de gebiedende wijs): ‘Kies bij combinaties van woorden als aantal, hand(je)vol, hoop, reeks en massa het meervoud, behalve als het accent ligt op het woord dat de hoeveelheid uitdrukt.’ En hoe stel je vast of er sprake is van accentuering? Wanneer er een bijvoeglijk naamwoord bij staat. ‘Er kwam een enorme massa stenen naar beneden rollen.’ Kijk, dat zijn duidelijke criteria. Dat is een regel die in de praktijk goed is toe te passen. Daar zijn klanten tevreden over. Honorarium verdiend.

Al met al een liberaal advies, vrij van taalkundig dogmatisme. Sommige taalkundigen zullen haar dit niet in dank afnemen. De pluralisering van het Nederlands? Gaan we het Engels achterna (the police are on patrol)? Nee, voor 2100 zullen Nederlanders niet zeggen dat de politie patrouilleren. Al mogen we nu van Houët al zeggen dat een aantal agenten patrouilleren.

Veel bekende taalkundige dilemma's komen voorbij in ‘Kramers stijlgids’. Soms staat er ook voor de vakgenoot van Houët - niet de doelgroep van het boek - iets

[pagina 192]
[p. 192]

nieuws in. Een van de lemma's heet Croma-verandering. Croma-verandering? Die term is in 1992 bedacht door collega Van der Horst, vertelt Houët. Een bekende fabrikant van bakboter lanceerde in die tijd de slogan: ‘Hou je van vlees, braad je in Croma.’ Van der Horst vond het opmerkelijk dat in het tweede gedeelte van deze zin het woordje ‘dan’ ontbrak. Gebruikelijk is immers dat na een voorwaardelijke bijzin (al of niet vergezeld van ‘indien’ of ‘als’) in de hoofdzin het woordje ‘dan’ volgt. Sedert de uitvinding van de bakboter schijnt dit ‘dan’ aan slijtage onderhevig. Ook uit mijn eigen adviespraktijk herken ik deze trend. Houët adviseert in brieven veiligheidshalve geen Croma-zinnen te gebruiken, zolang niet duidelijk is of we hier met een tijdelijke hype dan wel met een blijvende taalverandering te maken hebben. Als benaming voor het verschijnsel heeft de laatstgenoemde term (Croma-zin) overigens mijn voorkeur. Klinkt beter dan Croma-verandering. Ik ga hem ook in mijn praktijk gebruiken.

Ook de term ‘weeskindbepaling’ die Houët aanhaalt, was mij niet bekend. Ongetwijfeld een bedenksel van taalkundigen. Taalbeheersers rangschikken het verschijnsel onder ‘foutieve beknopte bijzin’.’Huppelend werden de kinderpostzegels rondgebracht.’ Het kind dat de zegels in de actieve zin rondbracht, is in de passieve variant gedeleet, met als gevolg dat niet duidelijk is wie er huppelt. Kijk, en daar kunnen wij taalgebruikers niet tegen. Identiteitsbewijs graag. Geen ouders? Dan noemen we dit zinsdeel een weeskindbepaling. Hier is Houët duidelijk in: weeskindbepalingen kunnen niet, want ze zijn vaak hilarisch. ‘Nog geen twee jaar oud emigreerden mijn ouders naar Canada.’

Een derde leermoment was voor mij de indeling van het meervoudsperspectief ‘we/wij’. Houët onderscheidt daarin een vijftal vormen: het organisatiemeervoud, het bescheidenheidsmeervoud, het majesteitsmeervoud, het betuttelmeervoud en het generaliserende meervoud. Alleen het betuttelmeervoud, volgens Houët ook wel verpleegstersmeervoud of verpleegsterspluralis genoemd, is volgens haar af te raden. En bij het bescheidenheidsmeervoud mag je alleen ‘we’ gebruiken, niet ‘wij’. Subtiel.

Een enkele keer is de adviseuse streng. Zo mag je van haar het tegenstellende voegwoord ‘echter’ niet aan het begin van een zin gebruiken (wel verderop). Argument: ‘lezers kunnen zich aan deze formulering storen.’ Echter, in formeel taalgebruik lijkt er mij weinig op tegen. Het enige argument waarvoor ik gevoelig zou zijn, is dat het riekt naar een ‘anglicisme’, zeker als je er ook nog een komma achter zet. Houët adviseert als alternatief aan het begin van de zin het gewone ‘maar’. Ik geef toe: ‘maar’ aan het begin van een zin is helemaal ingeburgerd geraakt, ook onder de journalisten en columnisten van deze tijd. Maar dit advies druist dwars in tegen wat in oude stijlgidsen staat: ‘maar’ zou alleen mogen in het tweede deel van een nevenschikkende zin na een komma. Net zoals ‘but’ in het Engels. Promotie van ‘maar’: geen probleem, maar niet ten koste van een verbod op ‘echter’ in pole position.

Elk tijdsgewricht verdient zijn eigen stijlgids; 2003 verdient ‘Kramers stijlgids’.

 

Willem Bulter


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Hanny den Ouden

  • Willem Bulter

  • Karen van Oyen

  • over Wim Daniëls

  • over Ewoud Sanders

  • over Henriëtte Houët