Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 28 (2006)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 28
Afbeelding van Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 28Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 28

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.29 MB)

ebook (4.17 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 28

(2006)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 181]
[p. 181]

[Nummer 3]

Thea van der Geest, Mariëlle Leijten en Luuk van Waes
Taalproductie en -verwerking onderzoeken met de computer
Ter inleiding

Samenvatting

Dit themanummer richt zich op nieuwe toepassingen van ICT in de praktijk van het taalbeheersingsonderzoek. ICT biedt allerlei mogelijkheden om processen van taalproductie en -verwerking gedetailleerd te registreren, te visualiseren en te analyseren. Dit scala van mogelijkheden wordt hier getoond en met voorbeelden geïllustreerd. De artikelen beschrijven de volgende onderzoekstechnieken: hardopdenken, toetsregistratie, oogbewegingsregistratie en neuroimaging (fMRI en ERP). De auteurs beschrijven telkens een bepaalde methode en bespreken vervolgens de belangrijkste toepassingsmogelijkheden en beperkingen. Extra aandacht gaat daarbij uit naar methodologische aspecten van reactiviteit en triangulatie. De basis voor dit themanummer werd gelegd tijdens het VIOT-congres 2005 in Nijmegen waar we een symposium organiseerden rond ‘Methodes en instrumenten voor observatie-onderzoek in schrijf- en leesonderzoek in digitale omgevingen’.

ICT-toepassingen stellen taalonderzoekers nu in staat om lees-en schrijfprocessen, spreek- en luisterprocessen te registreren op een niveau van detail dat we hiervoor niet konden realiseren. Maar dat veronderstelt dat we wel goed weten hoe die nieuwe registratiemogelijkheden precies werken en wat er eigenlijk wordt geregistreerd. Welk soort onderzoeksvragen kunnen en willen we beantwoorden nu we deze nieuwe mogelijkheden tot onze beschikking hebben? Wat zijn de methodologische vragen en overwegingen die opgeroepen worden door deze nieuwe registratie- en analyse-instrumenten?

 

Wie processen van taalproductie en -verwerking wil onderzoeken, moet feitelijk drie stappen zetten.

1.Oproepen van het te bestuderen taalgedrag (elicitatie).
De lezer moet aangezet worden om iets te lezen, de schrijver moet opdracht krijgen om iets te schrijven, de luisteraar krijgt iets te horen, de spreker reageert op een of andere stimulus en zegt iets (terug). Het te bestuderen gedrag moet dus in gang gezet worden. Dat kan gebeuren in een zo natuurlijk mogelijke omgeving en context, waarbij de proefpersoon zich er misschien niet eens van bewust is dat zijn taalgedrag onderwerp van onderzoek is. Maar het kan ook plaatsvinden in een volkomen onnatuurlijke omgeving, waarbij de proefpersoon wordt uitgedost met een badmuts vol elektrodes of in de tunnel van een MRI-scanner ligt. Wat
[pagina 182]
[p. 182]
is de invloed van de elicitatie en de context waarin die plaatsvindt op de taalprocessen die we willen onderzoeken?
2.Opnemen en vastleggen van het taalgedrag (registratie).
Het proces dat onderwerp van onderzoek is, wordt op een of andere wijze vastgelegd, vaak door of met behulp van de computer. Soms is die registratie nauwelijks te beïnvloeden door de proefpersoon, bijvoorbeeld als de hersenactiviteit wordt geregistreerd die samengaat met het luisteren naar taaluitingen. In andere gevallen is de invloed van de taalgebruikers op wat er geregistreerd wordt behoorlijk groot, bijvoorbeeld als ze hardopdenkend een tekst schrijven of een website gebruiken. Wat willen we registreren en hoe verhoudt de geregistreerde werkelijkheid zich met de ‘echte’ processen die we willen onderzoeken? Hoe weten we of onze data een valide en betrouwbaar beeld geven van het proces dat we proberen te betrappen?
3.Analyseren en interpreteren van het geregistreerde gedrag (analyse).
De onderzoeker zal proberen vast te stellen wat er nu precies gebeurt of gebeurd is tijdens de taalproductie en -verwerking. De registratie maakt het mogelijk het proces te herhalen, terug te spelen en eventueel zelfs de proefpersoon zelf er weer op te laten reageren. De ‘real-time’ observaties van de onderzoeker kunnen worden aangevuld als het geregistreerde gedrag in alle rust en in alle detail kan worden bestudeerd. De codering en interpretatie zijn makkelijker door meerdere onafhankelijke beoordelaars uit te voeren. De ICT-toepassing zelf kan ook voorbewerkingen uitvoeren en zo een deel van het analysewerk vergemakkelijken. Kwantitatieve gegevens, zoals leestijden of cursorposities, kunnen gepresenteerd worden op een manier die (statistische) analyse vergemakkelijkt. Maar wat zijn de vragen waarop de analyse een antwoord moet geven en bieden onze instrumenten ons wel de gegevens die we nodig hebben om een antwoord te vinden? Elke vorm van analyse gaat onvermijdelijk gepaard met verlies van data aan de ene kant en toespitsing op wat de ontwerpers van het instrument belangrijke data vinden aan de andere kant. Wat kunnen we eigenlijk te weten komen met deze instrumenten en is dat ook wat we willen weten?

De artikelen in dit themanummer, de neerslag van een themasessie op het VIOT-congres 2005 aan de Radboud Universiteit Nijmegen, zijn gerangschikt op twee dimensies. We beginnen met wat wij veronderstellen dat de meest bekende onderzoeksmethode is: hardopdenkend gebruik maken van een website, geregistreerd met de computer. De reeks artikelen wordt gesloten met de minst bekende methode van registratie en analyse, neuroimaging. Misschien niet toevallig is er in de achtereenvolgende artikelen ook sprake van afnemende beïnvloeding. De mate waarin de geregistreerde gegevens bewust beïnvloed kunnen worden door de proefpersoon zelf of door de elicitatie is bij hardopdenken veel groter dan bij oogbewegingregistratie of neuroimaging. Tegelijkertijd is, paradoxaal genoeg, bij die laatste methode de situatie en omgeving van de proefpersoon het minst natuurlijk en daardoor ook het meest nadrukkelijk aanwezig: de proefpersonen bevinden zich in een scanner tijdens het onderzoek naar hun taalgedrag. De mate van reactiviteit en de invloed daarvan op het te onderzoeken taalgedrag is eigenlijk alleen goed vast te stellen als we verschillende onderzoeksmethoden naast elkaar gebruiken om het proces te registreren en te analyseren (triangulatie). De mogelijkheden om bijvoorbeeld de reactiviteit van hardoplezen en commentaar geven te onderzoeken met behulp van oogbewegingregistratie wordt in het artikel van Lentz en zijn mede-auteurs gedemonstreerd.

[pagina 183]
[p. 183]

De eerste bijdrage in dit themanummer richt zich op wat wij de laatste decennia als de ‘klassieke’ registratiewijze van lees-en schrijfprocessen zijn gaan beschouwen: de hardopdenkmethode. Maaike van den Haak, Menno de Jong en Peter Jan Schellens verkennen in hun artikel Hardopdenkprotocollen en gebruikersonderzoek: Volledigheid en reactiviteit van de synchrone hardopdenkmethode de grenzen van die methode. De methode wordt in het door hen gerapporteerde onderzoek in de eerste plaats gebruikt als een manier om problemen op te sporen die gebruikers van een website ondervinden bij het uitvoeren van taken. De gebruikers worden aan het werk gezet met taken waarvoor zij tekst op de webpagina moeten lezen, verwerken en omzetten in acties (elicitatie). Die acties worden in dit geval geregistreerd met video, maar dat zou ook met een log-programma zoals Camtasia uitgevoerd kunnen worden. De registratie maakt het mogelijk het proces terug te spelen en de gebruiker om post-hoccommentaar te vragen, in aanvulling op het hardopdenken tijdens de taakuitvoering.

In het artikel wordt nadrukkelijk het probleem van reactiviteit aan de orde gesteld. Wat is de invloed van de proefleider en diens interactie met de proefpersoon? Wat is de invloed van de specifieke website die gebruikt wordt om het taalgedrag op te roepen? Wat is de invloed van het verbaliseren zelf, als dit tijdens het feitelijk gebruik van de website plaatsvindt? Leidt de registratiemethode zelf, het hardopdenken, hier niet tot vermeende gebruiksproblemen, die dus artefacten van de toegepaste registratiemethode zijn? De vragen die Van den Haak en haar collega's aansnijden voor de hardopdenkmethode gelden in feite voor elke registratiemethode, dus ook voor de methoden die in de volgende artikelen in dit themanummer worden gepresenteerd.

Luuk van Waes en Mariëlle Leijten presenteren een tweede registratie-instrument, speciaal bedoeld om schrijfprocessen vast te leggen en te analyseren. Ze beschrijven het programma Inputlog, waarmee het gedrag wordt vastgelegd van schrijvers die gebruikmaken van de computer als schrijf-of dicteerinstrument. Elke toetsaanslag of elk ingesproken woord wordt geregistreerd en het geheel wordt voorbewerkt voor analyse. Ook hier kan het geregistreerde schrijfproces teruggespeeld worden, zodat de schrijver in tweede instantie commentaar kan leveren op zijn eigen gedrag. De auteurs illustreren het gebruik van Inputlog met een studie van revisiegedrag, maar natuurlijk kan het programma ook dienen om de protocollen van hardopdenkende schrijvers of dicteerders te voorzien van een zeer gedetailleerde procesregistratie. Aan het eind van hun artikel doen Van Waes en Leijten de suggestie om een programma als Inputlog te combineren met oogbewegingregistratie. Niet alleen kunnen we dan nog veel preciezer vaststellen hoe schrijvers de geproduceerde tekst nu eigenlijk herlezen tijdens het reviseren, het is tegelijkertijd een vorm van triangulatie. Daarbij kunnen we bijvoorbeeld de pauzetijden analyseren die Van Waes en Leijten meten tijdens de foutdetectie van de reviserende schrijver: kijkt de reviseerder daarin ook daadwerkelijk naar de fout, of is hij in feite ook nog met andere delen van de tekst bezig?

In het derde artikel richt Reinier Cozijn zich specifiek op oogbewegingregistratie. Verschillende Nederlandse universiteiten hebben recent dergelijke apparatuur aangeschaft. Cozijns artikel bevat een duidelijke uitleg over wat oogbewegingregistratie nu eigenlijk inhoudt. De oogbewegingen worden gebruikt als indicatie van (cognitieve) processen van taalverwerking en -productie. Elicitatie vindt plaats door experimenteel materiaal, bijvoorbeeld teksten, plaatjes of websites, via een beeldscherm aan te bieden. De nieuwste generaties apparatuur maken het mogelijk het bewegingspatroon en de blikrichting terug te tonen op het computerscherm, over het aangeboden experimenteel materiaal heen. Cozijn illustreert

[pagina 184]
[p. 184]

de mogelijkheden van oogbewegingregistratie met een case study waarin hij het effect van tekstopmaak laat zien op leestijden, blikrichting en fixaties.

Ook in het vierde artikel staat oogbewegingregistratie als instrument centraal. Leo Lentz, Pim Mak en Henk Pander Maat laten zien hoe het ingezet kan worden voor gebruikersonderzoek. Het onderzoek dat zij rapporteren ligt in het verlengde van wat Van den Haak en haar collega's rapporteerden (eerste artikel). Ook in hun geval voeren lezers hardopwerkend taken uit, in dit geval leestaken. Met behulp van de oogbewegingregistratie verkennen Lentz en zijn co-auteurs in hoeverre de taakuitvoering wordt beïnvloed door de opdracht hardop te lezen of naderhand commentaar te geven op de tekst. Oogbewegingen laten bijvoorbeeld zien of de proefpersonen die commentaar moesten geven, vaker teruggaan naar de gelezen tekst. Het artikel illustreert hoe een instrument als oogbewegingregistratie ingezet kan worden om invloeden van de elicitatie (in dit geval de opdracht om commentaar te geven) op het taalverwerkingsproces te observeren en te analyseren.

John Hoeks, Petra Hendriks en Gisela Redeker beschrijven in het laatste artikel, Communicatie en het brein: Het gebruik van neuroimaging bij onderzoek naar dialogen, de meest gebruikte neuroimaging methoden (PET, fMRI en ERP's), technieken die velen wellicht alleen kennen in de medische context. MRI-scans en andere scantechnieken worden ingezet om een beeld van hersenactiviteit te geven bij bepaalde taken. In het artikel van Hoeks en zijn collega's betreffen het talige taken. De techniek maakt het mogelijk om in te zoomen op de hersengebieden die actief zijn tijdens taalproductie of -verwerking. De mogelijkheden van deze techniek worden kritisch besproken en de ERP-methode wordt daarna geïllustreerd aan de hand van een experiment. De methode levert een visualisatie op van de verwerkingsactiviteit in de hersenen van de taalgebruiker: er wordt meer bepaald gekeken naar wat er gebeurt in de hersenen van een proefpersoon als die geconfronteerd wordt met taaluitingen die niet voldoen aan één van de maximes van Grice. Hoeks en zijn collega's maken in de discussieparagraaf van hun artikel duidelijk dat we nog maar aan het begin staan van het taalonderzoek met behulp van deze neuroimaging technieken. Tegelijkertijd stellen zij dat voor de interpretatie van de fijnmazige gegevens die hiermee verzameld worden, aanvulling met bijvoorbeeld oogbewegingregistratie onontbeerlijk is. Hiermee wordt de reeks artikelen in dit themanummer afgesloten, met een pleidooi voor de combinatie van onderzoeksinstrumenten en -methoden. Wij hopen dat het themanummer u op nieuwe ideeën brengt over de verschillende manieren waarop onderzoek naar taalproductie en -verwerking kan plaatsvinden en over de rol die ICT daarin kan spelen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Thea van der Geest

  • Luuk van Waes

  • MariĆ«lle Leijten


taalkunde

  • Taalverwerving / Psycholinguïstiek