Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 1 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 1
Afbeelding van Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.77 MB)

Scans (768.44 MB)

ebook (8.25 MB)

XML (1.77 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 1

(1896)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 367]
[p. 367]

Wetenschappelijke mengelingen.

Het blijven leven van toevallig onder den grond begraven personen. - Het is volstrekt geen zeldzaam feit, dat werklieden bij het arbeiden in mijnen, zand- en steengroeven, enz. of bij het maken van putten, grachten, gaanderijen, tunnels of ander werk van dergelijken aard door een plotselinge instorting onder den grond bedolven worden. In Brussel zijn zelfs onlangs nog op den openbaren weg, voorbijgangers wat al te vroegtijdig begraven geworden, ten gevolge van een inzakking van den bodem, op plaatsen waar vroeger putten bestaan hadden, die wat al te eenvoudig toegelegd waren geworden.

In zeer vele gevallen zijn de ongelukkige slachtoffers onmiddellijk gedood of bezwijken zij na korten tijd, nog vóór men ze heeft kunnen bereiken, hetzij dat zij verpletterd of gedood zijn door de neerstortende massa's stoffen, hetzij dat zij stikken bij gebrek aan een voldoende hoeveelheid bruikbare lucht.

Wanneer een instorting van den grond of een verschijnsel van soortgelijken aard heeft plaats gehad, dan worden gewoonlijk, in den beginne althans, de reddingswerken met ijver en moed ondernomen, maar niet zoodra is men eenigen tijd aan den arbeid zonder een voldoenden uitslag, of men begint te wanhopen en dan gaat men allicht tot het staken der reddingswerken over. Op dat oogenblik is het vooral de taak van den geneesheer of van den ingenieur, die weldra op de plaats van het onheil gewoonlijk aanwezig zijn, om het voortzetten van den arbeid te eischen. Men heeft meer dan eens werklieden levend terug gevonden, die reeds zes of zeven dagen onder een instorting begraven waren; het is waar, dat in bijna al die gevallen de neerstortende massa een soort van vout boven de slachtoffers had gevormd, waaronder zij soms wel niet veel

[pagina 368]
[p. 368]

beweging konden maken, maar waar zij nochtans een kleine hoeveelheid inadembare lucht hadden; soms zelfs lieten kleine spleten toe dat de buitenlucht naar binnen drong en dat men duidelijk de toevallige gevangenen kon hooren spreken of roepen; maar meestal hield dit laatste na twee of drie dagen op, hetzij de slachtoffers den moed opgaven hetzij ze bezwijmden ten gevolge van den honger, van het lijden of van andere oorzaken. Gewoonlijk verminderde dan ook de bedrijvigheid der redders. Men heeft echter dikwijls groot ongelijk zoo spoedig te wanhopen en wij willen hierbij als voorbeeld een geval aanhalen, dat zich vóór eenigen tijd - in den loop van dit jaar - in Frankrijk heeft voorgedaan en wel eenigszins reden tot nadenken geeft.

Langsheen een spoorbaan werden bij het uitvoeren van aardewerken vijf werklieden onder een instorting begraven.- De reddingswerken werden onmiddellijk aangevangen en na eenigen tijd waren twee arbeiders levend terug gevonden; maar dan wilde men de verdere pogingen staken onder voorwendsel, dat de drie andere arbeiders onvermijdelijk reeds moesten dood zijn. Een geneesheer, die zich ter plaats bevond, drong echter aan op de voortzetting der werken en toen hij zag dat goede redenen niet hielpen, maakte hij zich kwaad en schold den persoon, die het staken had bevolen, uit voor ‘imbécile’. Dit had een zeer onverwacht gevolg. Die persoon in kwestie deed zijn sluier aan: het was de ‘maire’ (burgemeester) van de gemeente en de geneesheer wordt thans voor de rechtbank gedagvaard voor het misdrijf: beleedigingen tegen een overheidspersoon, in de openbare uitvoering van zijn ambt. - Toch moet het heden aangenamer zijn in de plaats van den geneesheer dan in die van den maire te zijn, want deze had niet alleen de beleediging aangeteekend maar tevens...... bevel gegeven de reddingswerken voort te zetten en toen eindelijk de drie werklieden waren teruggevonden, had de geneesheer het geluk nog een van hen tot het leven te kunnen terugroepen. Zoo iets is natuurlijk ten minste even

[pagina 369]
[p. 369]

belangrijk als ongepast zijne waardigheid van overheidspersoon te willen doen eerbiedigen, wanneer dat eerbiedigen op een - wel is waar onvrijwilligen - moord kon uitloopen en - in dit bijzonder geval - ook zou uitgeloopen zijn.

Dit en talrijke voorbeelden leeren om niet te vroeg te wanhopen, maar bij instortingen en dergelijke ongevallen, de nasporingen en reddingswerken veel langer voort te zetten dan men - wetenschappelijk en theoretisch - hoop heeft nog slachtoffers levend terug te vinden.

Aardwespen in de nesten van andere wespen. - Onze lezers zullen wel allen weten wat wespen zijn. Het zijn dieren, die wel eenigszins op de bijen gelijken: de wespen zijn echter slanker gebouwd, maar zij hebben evenals de bijen een angel, waarmede sommige soorten althans, zeer pijnlijke en wel eens gevaarlijke steken kunnen toebrengen; de wespen leven ook meestal - evenals de meeste bijensoorten - in gezelschappen of maatschappijen, waarin mannetjes, wijfjes en werkwespen (onvruchtbare wijfjes) voorkomen. - De gewone wesp (Vespa vulgaris) en de nauwverwante soorten, die in onze streken gewoon lijk vereen igd, en met elkander verward worden onder de benamingen van appel horzels of appelbijen, hebben allen een zwart lichaam met gele vlekken en dwarsbanden en zullen wel aan niemand onbekend zijn.

Sommige wespensoorten bouwen haar nest in den grond; andere soorten leggen hare nesten aan in holle boomen terwijl nog andere soorten zeer kunstige Avoningen welen te bouwen, die aan een tak van een boom vastgemaakt worden.

Deze nesten bestaan uit een papierachtige zelfstandigheid, die door deze vernuftige insecten verkregen wordt door het kauwen en met speeksel mengen van hout en schors.

Men begrijpt gemakkelijk dat dieren, die gewoon zijn onder den grond te leven niet dezelfde levenswijze hebben als andere, die in de boomen huizen. Juist daarom mag hier wel aangehaald worden, dat men onlangs in Noord-Amenka van

[pagina 370]
[p. 370]

deze papierachtige, am boomtakken vastgemaakte nesten gevonden heeft, die door hare oorspronkelijke bewoners verlaten waren en na bewoond bleken te zijn door wespen, die anders altijd onderden grond leven. Deze balden het dus gemakkelijker gevonden zich de woningen van eene andere soort - misschien wel met geweld - toe te eigenen, dan er zelf eene aan te leggen en hadden daarom hare gansche levenswijze gewijzigd.

 

Levende insectenlarven op de sneeuw. - Het komt meer dan eens voor, dat men doode en soms ook wel levende insectenlarven (rupsen, maden) 's winters boven op de sneeuw vindt. Dit wel eenigszins eigenaardig verschijnsel is echter niet moeilijk uit te leggen.

Sommige insectenlarven leven en overwinteren immers in den grond, maar toch betrekkelijk dicht bij de oppervlakte. - Wanneer nu de sneeuw de aarde dekt en daarop een van die zonnige, betrekkelijk warme dagen volgt, - zooals er nu en dan zelfs in den winter, maar vooral in het late najaar en in het vroege voorjaar voorkomen - dan gaat de sneeuw onder den invloed van de zon aan het Smelten en het ijskoude sneeuwwater dringt in den bodem, waarvan de bovenste laagzelfs eenigszins ontdooid is; de insectenlarven laten zich daardoor verlokken om den grond te verlaten en boven op de sneeuw in de zon te komen.

Als de temperatuur echter begint te dalen, dan wordt de grond in zijne bovenste laag weer hard en dikwijls trachten de insectenlarven eerst dan in den bodem terug te keeren, wanneer het reeds voor haar onmogelijk geworden is de bovenste, bevroren aardlaag te doorboren, 's Anderendaags zal men dan in verreweg de meeste gevallen die insectenlarven dood op de sneeuw aantreffen.

G.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken