Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 4 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 4
Afbeelding van Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.59 MB)

Scans (608.71 MB)

ebook (5.11 MB)

XML (1.43 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 4

(1899)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Topographische photographieën.

De kennis van eene min of meer groote oppervlakte eener streek, met hare huizen, wegen, beken, stroomen en bosschen, kan in menig geval nuttig zijn.

Om met eene zekere juistheid de verscheidene deelen eener landstreek met hunne verhoudingen weer te geven, had men tot nog toe geen ander middel dan het opmaken van topographische landkaarten. Doch dat middel alhoewel zeer juist, is zeer langdurig en vraagt daarenboven bijzondere toestellen.

In menig geval kan het noodig zijn eene dergelijke kaart, of ten minste eene schets, zoo vlug mogelijk op te maken.

In deze laatste tijden is de luchtballon daartoe gebruikt geweest. De reizigers nemen een photographischen toestel mede, en op eene zekere hoogte, als zij deze voldoende achten, nemen zij een negatief van het landschap dat zich onder hen bevindt. Zeer schoone negatieven van het ‘Champ de Mars’ werden alzoo verkregen tijdens de expositie van Parijs. Doch de luchtballons zijn groot, kostelijk en, in een woord niet practisch.

Ook willen wij hier den lezer onderhouden over eene tweede

[pagina 373]
[p. 373]

manier om dergelijke topographische photographieën te verkrijgen.

De zware en onpractische luchtballons zijn weggelaten, en vervangen door eenen eenvoudigen vIieger.

t' Is vóór een achttal jaren dat in Frankrijk de eerste proeven in dien zin gedaan werden. M. Batut, was de eerste die eenen goeden uitslag verkreeg. De vlieger waarvan hij zich bediende, had den gewonen vorm dien wij kennen; bamboesstokken vormden er het geraamte van. De hoogte van den vlieger was 2m50, de breedte 1m75. De omtrek was door eene koord afgeteekend en de oppervlakte met papier bedekt. Om eene grootere sterkte te verkrijgen waren de hoeken met lijnwaad verdubbeld.

De photographische toestel was zeer eenvoudig: eene doos in wit hout, van binnen gezwart en van buiten met zwart papier overdekt. Het objectief werd op de eene zijde gevestigd en op de tegenovergestelde bevond zich de gevoelige plaat.

Volgens M. Batut moeten de toestel en de vlieger afhankelijk zijn. Daarom werd de toestel in eenen driehoek gevestigd en deze werd in het onderste gedeelte van den langen bamboesstok gevijsd.

De sluitplaat was zeer eenvoudig: eene guillotine. Zij werkte door middel van een zwamwiek die men bij het loslaten van den vlieger ontstak. De koord die den vlieger vasthield, was op eene groote houten bobijn gewonden.

Met die eenvoudige toestellen verkreeg M. Batut nochtans eenen goeden uitslag.

Eene nieuwe toepassing der photographie was gevonden. Ook had M. Batut vele aanhangers.

Laatst heeft M.E. Wentz van Reims de proeven hernomen en aan het photographisch materieel van M. Batut groote verbeteringen gebracht.

De vlieger van M. Wentz heeft dezelfde oppervlakte, d.i. 2.125m2.

[pagina 374]
[p. 374]

Men begrijpt zonder moeite dat het dragen van zulk eene oppervlakte niet zeer gemakkelijk noch aangenaam is. Dat heeft M. Wentz ook ondervonden.

Daarom is het dat hij eenen plooibaren vlieger uitvond. Het geraamte van zijnen vlieger bestaat uit vier stokken van bamboeshout, die men in de vier holten van twee, in een kruis gebrazeerde buisjes kan vestigen. Die stokken hebben, de eerste 2 meter, de tweede 0m50 en de twee andere 0m85.

Hunne uiteinden zijn van koperen ringen voorzien, zooals die van eene hengelroede.

Zoo vormt men een kruis waarvan de uiteinden door eene koord vereenigd worden. De oppervlakte bestaat uit een stuk lijnwaad of katoen dat twee- of driemaal vernist is. De hoeken zijn uit leer vervaardigd voor de sterkte.

Men ziet dat een dergelijke vlieger zeer praktisch wordt; niet moeilijk om te dragen, kan hij gemakkelijk en vlug ter plaatse aaneengezet worden.

De staart is ook in lijnwaad. Het bovenste gedeelte er van heeft eene breedte van 15 centimeter, de andere verdunnen meer en meer en kunnen aan het eerste gedeelte gevestigd worden. De totale lengte is van 8 tot 12 meter volgens de sterkte van den wind.

De photographische toestellen waarmede M. Wentz proeven nam, waren in dun hout vervaardigd en hadden verschillende grootten. Gewoonlijk 11 × 15 1/2 en 13 × 18. Soms ook wel 18 × 24.

Het objectief was uit aluminium. Achtereenvolgens werden gebruikt: Een aplanetisch objectief Hermagis; een dubbel aplanetisch objectief tot het bekomen van stereoscopische zichten; een tele-objectief dat vijf malen vergrootte.

In den beginne was de toestel, zooals M. Batut het noodig geacht had, aan het onderste gedeelte van den langslen bamboesstok vast gemaakt, doch M. Wentz ondervond spoedig dat zulks zeer onvoldoende was.

[pagina 375]
[p. 375]

Dit is verstaanbaar, want als de photographische toestel aan den vlieger vast is, dan moet hij al zijne bewegingen volgen, en daardoor komen zeer dikwijls de koorden in den weg en soms ook de staart.

Zoo is het dat op eene photographie, waarvan wij een afbeeldsel gezien hebben, het onderste gedeelte van den vlieger en een groot deel van den staart zichtbaar zijn.

Daarom veranderde M. Wentz de wijze waarop de toestel was vastgemaakt. In zijne proeven zien wij de toestel aan de koord gehecht, en geheel en al onafhankelijk van de bewegingen van den vlieger.

Daarom is het, dat de koord vier vertakkingen in de nabijheid van den vlieger heeft, en 't is tusschen die vier kleinere koorden dat de toestel vastgemaakt is.

De sluitplaat werkt zooals die van M. Batut met eene zwamwiek. Deze wiek houdt eene veer vast, en wanneer zij verre genoeg opgebrand is, springt de veer los en de sluitplaat komt in werking.

Men kan ook in plaats van eene wiek, eene tweede koord en zelfs de electriciteit gebruiken. De koord welke den vlieger vasthield werd op eene groote bobijn opgerold, door middel van twee tandwielen. Deze koord had eene lengte van 2000 meter en moest dus spoedig kunnen opgerold worden.

M. Wentz nam een groot getal proeven, vooral te Bercksur-Mer. La Nature en La Photogazette gaven schoone afteekeningen van eenige photographieën die zeer goed gelslaagd waren.

De photographie zelve diende tot het berekenen van de hoogte die de vlieger bereikt had.

Die berekening is zeer eenvoudig. Indien a de lengte is van een huis, op de photographie, b de lengte van hetzelfde huis in natuurgrootte, en indien f de afstand is van het objectief tot de gevoelige plaat, dan is de hoogte door den vlieger bereikt gelijk aan af/b.

[pagina 376]
[p. 376]

Natuurlijk werden zulke proeven zoo wat overal hernomen. Men ondervond dat de vliegers in 't algemeen geen al te groot gewicht konden dragen, en daarom was men genoodzaakt de toestellen zoo licht mogelijk te maken.

Ook zocht men om aan de vliegers eene grootere draagkracht te geven.

Die daarin het beste slaagde was M. Hargrave. De Scientific American gaf eene beschrijving van dien zonderlingen vlieger. Als uitzicht is het eene ondiepe langwerpige doos zonder bodem noch deksel.

Dien vorm verkrijgt men door het aaneenvoegen van latten in pijnhout, waarrond men lijnwaad plakt. Die latten worden aaneengezet zonder nagels. Men voegt ze samen met koordjes en dan bedekt men de knoopen met eene bijzondere soort van lijm, eene oplossing van zetmeel in benzol.

Men voegt twee dergelijke vliegers samen, en heel de toestel stijgt omhoog zonder staart.

Een vlieger van 1 meter lengte kan een gewicht van 4 kg. mededragen, wanneer de wind eene snelheid van 30 tot 40 kilometer per uur heeft.

Men ziet dus dat een dergelijke vlieger toelaat de gewone photographietoestellen te gebruiken, hetgeen een groote vooruitgang is.

Het eenige bezwaar welke die nieuwe methode kan opleveren, is de noodige snelheid van den wind. Doch daar ten minste zeven dagen op tien onze winden de noodige snelheid, d.i. 5 meter per seconde, hebben om zoo een vlieger te laten opstijgen, is het bezwaar niet zeer ernstig.

Wij denken dat deze enkele opgaven voldoende zullen zijn om den lezer, die in deze nieuwe toepassing der photographie belang zou stellen, toe te laten zulke proeven te hernemen, en, zoo mogelijk de toestellen er van te verbeteren.

A.B.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken