| |
| |
| |
Verslag over de Jaarlijksche Algemeene Vergadering van het Willems-Fonds gehouden te Gent in het Lakenmetershuis den 8en November 1903
Te 10 3/4 uur nemen de heeren leden van het Algemeen Bestuur aan het bureau plaats.
De volgende heeren stemgerechtigden zijn aanwezig:
Afdeeling Antwerpen. M. Rooses, A.C. Van der Cruyssen en Is. Van Doosselaere. |
Afdeeling Brugge. C. De Bruyne en A. Van de Velde. |
Afdeeling Brussel. J. Strang en E.H. T'sjoen. |
Afdeeling Contich. R. Delvaux. |
Afdeeling Eekloo. A. Daneels en A. Gillis. |
Afdeeling Gent. Em. Bailliu, V. De Vleesschauwer, P. Fredericq, O. Proost, J. Sanglet, V. Van Wilder, A. Vermast, B. Wante en L. Willems. |
Afdeeling IJzendijke. Iz. Leenhouts. |
Afdeeling Kortrijk. A. Matton. |
Afdeeling Ledeberg. L. Droesbeke. |
Afdeeling Lier. F. Lambrechts. |
Afdeeling Lokeren. L. De Buysscher. |
Afdeeling Mechelen. Maur. Sabbe en Van den Berghe. |
Afdeeling Nieuwpoort. P.F. De Swarte. |
Afdeeling Ninove. A. De Cock en Th. De Grave. |
Afdeeling Oudenaarde. J. Haeck. |
Afdeeling Rupelmonde. Lod. Scheltjens. |
| |
| |
Afdeeling Schaarbeek. J. Claeys, Ed. Danckers, Ev. Danckers, en J. Winnens. |
Afdeeling St-Nikolaas. L. Meert. |
Afdeeling Tienen. K. Meysmans. |
Voor de inschrijvers buiten de Afdeelingen. G.D. Minnaert, J. Van Schoote en J. Vercoullie.
De heer G.D. Minnaert, Voorzitter, spreekt een openingsrede uit, die meermalen wordt toegejuicht (Zie verder blz. 81), waarna wordt overgegaan tot het 1e punt der dagorder:
| |
Verslag over de werkzaamheden en algemeene rekening van het bestuurjaar 1903. - Begrooting voor 1904.
De heer J. Vercoullie, Secretaris, herinnert dat het Tijdschrift reeds eenige dagen is verzonden, zoodat al de inschrijvers hebben kunnen kennis nemen van het verslag, de rekening en de begrooting. Hij vestigt de aandacht op eenige der voornaamste punten van het verslag, waaronder de vermeerdering van het getal der inschrijvers, de ontworpen uitgaven van boeken, de stichting van rondreizende bibliotheken en den lof, waarmede de heer Alb. Mechelynck in het onlangs gehouden Congres der liberale werken over het Willems-fonds heeft gesproken. Hij spoort de aanwezigen aan om met onverdroten ijver en ononderbroken volharding voort te werken aan den bloei onzer instelling.
De heer M. Rooses (Antwerpen) is zeer ingenomen met het werk der rondreizende bibliotheken en spoort het Algemeen Bestuur aan op dien weg voort te gaan.
De heer G.D. Minnaert, Voorzitter, bemerkt in de vergadering den heer Duthoit, den eersten student uit Zuid-Afrika, die zijne studiën te Gent komt doen. Hij heet hem welkom en hoopt dat hij door vele andere zal gevolgd worden.
De heer Paul Fredericq (Gent) is evenals de heer Rooses van gevoelen dat de rondreizende volksbibliotheken een zeer nuttig werk zijn, waaraan niet genoeg ruchtbaarheid kan gegeven worden.
De heer G.D. Minnaert, Voorzitter, deelt mede dat het Bestuur, om den lust tot kennismaking met wetenschappelijke werken aan te kweeken, zooveel mogelijk bij iederen roman of novelle een boek over landbouw, ambachten, natuurwetenschap, enz. heeft laten inbinden.
| |
| |
De heer A. Matton (Kortrijk) vraagt om in volgende verslagen de kosten van zoo een bibliotheek te vermelden. Velen zouden misschien geneigd zijn een zekere som aan het Algemeen Bestuur te schenken om een nieuwe bibliotheek te stichten.
De heer J. Vercoullie, Secretaris, antwoordt hierop dat de kosten van een bibliotheek kunnen opgemaakt worden uit de gegevens, die in verslag en rekening voorkomen.
De heer L. Verbrugghe (Oostende) zegt dat zijne Afdeeling ook wel een tweetal rondreizende bibliotheken zal kunnen inrichten en hoopt dat andere Afdeelingen hetzelfde zullen kunnen doen.
De heer M. Sabbe (Mechelen) acht het beter dat de Afdeelingen een of twee bibliotheken schenken aan het Algemeen Bestuur. Op die wijze beschikken zij ook over de 7 bibliotheken, die het Algemeen Bestuur heeft ingericht.
De heer V. Fris (Oostende) wil juist die centralisatie bestrijden, terwijl de heer M. Rooses (Antwerpen)er in dit geval voor is.
De heer G.D. Minnaert, Voorzitter, doet opmerken dat dit een punt van uitvoering is.
Het verslag wordt goedgekeurd.
Eveneens de rekening en de begrooting, nadat is gebleken, dat niemand hierover het woord verlangt.
| |
Verkiezingvan zeven leden van het Algemeen Bestuur voor den tijd van drie jaar, waarvan
a) | Twee die van rechtswege le Gent moeten verblijven, in vervanging van de heeren O. Van Hauwaert en J. Vercoullie, uittredende leden; |
b) | Vijf di buiten Gent mogen verblijven, in vervanging van de heeren P. Cnudde, J. Pauwels, G. Van de Sompel en A. Van de F. Verstrynge, overleden. |
Na eenige toelichtingen van den heer J. Vercoullie, Secretaris, wordt overgegaan tot de stemming.
Worden gekozen de heeren
Osc. De Cavel, ingenieur, te Gent; |
Th. De Grave, onderwijzer, te Ninove; |
Hon. De Swarte, nijveraar, te Nieuwpoort; |
Vict. Fris, leeraar aan het athenaeum, te Oostende; |
Hect. Ost, postbeambte, te St-Andries (Brugge); |
A.C. Van der Cruyssen, eere-hoofdschoolopziener, te Antwerpen; |
J. Vercoullie. hoogleeraar, te Gent |
| |
| |
| |
Protest tegen de vermindering van de staatstoelage aan de drie Vlaamsche schouwburgen te Gent, Antwerpen en Brussel (Afd. Brussel.)
Daar de stemgerechtigde van Brussel, die de bespreking moest inleiden, niet tegenwoordig is, wordt er overgegaan tot het volgende punt van de dagorder.
| |
Wat kan het Willems-fonds doen, om het wetsontwerp Coremans over het gebruik van het Nederlandsch in de vrije gestichten van middelbaar onderwijs te ondersteunen? (Afd. Gent.)
De heer P. Fredericq (Gent). Onder al de punten, die de Vlaamschgezinden aanbelangen is dat het voornaamste, maar de slag zal vooral moeten geslagen worden door de clericalen. Wanneer de taalwet van 1883 werd voorgesteld, was de toestand dezelfde, maar omgekeerd. Dan kwamen de pogingen door de clericalen aangewend, aan de liberalen verdacht voor. Dan was het de plicht van de liberale Vlaamschgezinden op het ministerie en de linkerzijde, die bijna uitsluitend uit Walen bestond, te drukken, en zij zijn daaraan niet te kort gebleven.
Nu hebben wij een clericaal ministerie en een clericale meerderheid en men vraagt om in de vrije gestichten van middelbaar onderwijs in te voeren hetgeen sedert 1883 in de officieele gestichten bestaat. Als wij zeggen: doet dat, dan zullen de clericalen denken dat wij hun scholen willen ondermijnen. Onze plicht is hier zeer kiesch: wij moeten bij de katholieke flaminganten, die wij kennen, onzen invloed krachtdadig gebruiken om het David-fonds en de hoofden der katholieke flaminganten te overtuigen dat ze een zedelijken plicht te vervullen hebben met de wet te doen doorgaan.
De heer L. Willems (Gent). Indien ik wel heb begrepen, wil de heer P. Fredericq slechts eene onrechtstreeksche werking van ons. Ik geloof echter dat we wel iets rechtstreeks kunnen doen; wij kunnen namelijk bij de heeren De Vigne, Van Rijswijck, enz. persoonlijke stappen aanwenden om te bekomen dat de wet in bespreking worde gelegd. Dan zouden we aan zekere clericale flaminganten kunnen zeggen: maskers af!
De heer P. Fredericq (Gent). Hetgeen de heer Willems heeft gezegd is een aanvulling in mijn zin. Wij zullen als liberalen niet vergeten wat wij te doen hebben, maar de groote slag moet
| |
| |
van de clericalen komen. Van vertrouwelijke zijde heb ik vernomen dat de liberalen en socialisten bereid zijn de wet te stemmen. Er moet dus slechts een klein getal clericalen bijkomen, maar de clericalen willen de wet niet in stemming laten leggen. Wij moeten bijgevolg aan de clericale flaminganten zeggen: aan u te drukken op uw ministerie.
De heer M. Rooses (Antwerpen) denkt dat onze rol anders moet zijn. Wij moeten de openbare meening van het land voor het wetsvoorstel Coremans winnen met aan het land te toonen dat het hier geen zaak geldt van toevallig, maar van hoogreikend belang. Is niet op die wijze het algemeen stemrecht bekomen? Zijn wij voor de taalwet van 1883 niet hand aan hand gegaan met de clericalen? En doen wij nu hetzelfde niet voor het verkrijgen van eene Vlaamsche hoogeschool?
De heer E.H. T'sjoen (Brussel) is ook van gevoelen dat wij partij moeten kiezen. 't Is nu de derde maal dat het wetsvoorstel opkomt: in 1890, in 1894 en eindelijk nu. De Algemeene Vergadering zou moeten de verklaring afleggen dat het Willems-fonds haakt naar den dag, waarop het voorstel zal in stemming komen.
De heer G.D. Minnaert, Voorzitter. Ik meen dat wij als Willems-fonds ons in den strijd niet kunnen mengen. Dit ligt meer op den weg van de politieke kringen.
De heer A.C. Van der Cruyssen (Antwerpen) deelt dit gevoelen niet. 't Is hier een zuiver Vlaamsche zaak, die wij ons moeten aantrekken. De geestelijken zijn er in 't geheel niet tegen; de tegenstand komt van hooggeplaatste personen.
De heer E.H. T'sjoen (Brussel). Het Willems-fonds is reeds dikwijls tusschengekomen om Vlaamsche wetten te verkrijgen. De Algemeene Vergadering kan een stemming uitbrengen ten voordeele van de bespreking van het wetsvoorstel en besluiten dat er een verzoekschrift aan de Kamer zal gezonden worden.
De heeren Is. Van Doosselaere (Antwerpen)en Denucé (Gent) zijn ook voor het zenden van een verzoekschrift en willen daarbij zien aandringen bij onze politieke vrienden.
De heer L. Willems (Gent) stelt voor dat het Willems-fonds een onderhoud zou vragen niet alleen met de liberale maar ook met de katholieke kamerleden.
De heer P. Fredericq (Gent) acht het voorstel van den heer Willems onpractisch, nooit zullen wij zulk onderhoud verkrijgen, doch wij kunnen ons tot allen schriftelijk richten.
| |
| |
Spreker stelt voor: 1o aan al de leden van de Kamer der Volksvertegenwoordigers den wensch uit te drukken dat de wet zoo spoedig mogelijk in bespreking kome en aangenomen worde; 2o bij onze eigene vrienden der linkerzijde in 't bijzonder daartoe aan te dringen.
Dit voorstel wordt aangenomen.
Het verzoekschrift zal ook aan de leden van den Senaat gezonden worden.
| |
Inrichting van liederavonden voor het volk (Comiteit ter bevordering van den Nederlandse hen Zang).
De heer J. Vercoullie, Secretaris. De heer Voorzitter heeft in zijn openingsrede het doel der liederavonden voldoende uiteengezet. Het punt werd enkel op de dagorder gebracht om de aandacht van de Afdeelingen buiten Gent er op te vestigen in de hoop dat zij hetzelfde werk zullen trachten in te richten.
| |
Onderlinge steun door de Afdeelingen aan elkander te verleenen (Afd. Mechelen).
De heer Van den Berghe (Mechelen). Onze Afdeeling doet geen eigenlijk voorstel, maar drukt veeleer een verlangen uit ten gevolge van de ervaring, die zij heeft opgedaan. Er is geen voeling onder de Afdeelingen. Naast de werking naar buiten bestaat de inwendige werking tot bevordering van de nationale Vlaamsche Beweging. Dit kan vooral plaats hebben door het houden van veertiendaagsche vergaderingen. Maar er is gebrek aan sprekers en zangers, zoodat wij ons moeten wenden tot personen buiten de stad. Daarom ware het wenschelijk dat het Algemeen Bestuur een lijst zou opmaken van de sprekers en zangers, die zich in de bijzondere vergaderingen van de Afdeelingen willen laten hooren.
De heer J. Vercoullie, Secretaris, herinnert den geringen bijval, dien het Algemeen Bestuur vroeger heeft gehad bij het opmaken van een lijst van sprekers voor volksvoordrachten.
De heer M. Rooses (Antwerpen) wijst op de jonge letterkundigen, vooral tooneelschrijvers, die er prijs aan hechten hunne voortbrengselen voor te lezen. Indien aan al de inschrijvers en in het Tijdschrift wordt bekend gemaakt dat in deze vergadering de wensch is uitgesproken om een lijst als die waarvan quaestie te bezitten, zal het zeker wel mogelijk zijn er eene samen te stellen.
| |
| |
De heer G.D. Minnaert, Voorzitter, belooft dat het Algemeen Bestuur in dien zin zal handelen en zal trachten de zaak tot het gewenschte einde te brengen.
De heer E.H. T'sjoen (Brussel), terugkomende op het 3e punt van de dagorder, vraagt of het Algemeen Bestuur voldoening zal geven aan het verlangen van de Brusselsche Afdeeling. Er is eigenlijk geen spraak van een protest, maar enkel van een verzoekschrift om te bekomen dat het crediet ter beschikking van den Minister gesteld voor de aanmoediging van het tooneel, zou vermeerderd worden.
De heer G.D. Minnaert, Voorzitter, na verklaard te hebben dat het Algemeen Bestuur de vraag van den heer T'sjoen zal in aanmerking nemen, sluit de zitting te 2 uur.
|
|