| |
| |
| |
Boekbeoordeelingen.
Oude Nederlandsche Volksboeken.
No I. Den droefliken Strijt van Roncevale. Naar den Antw. druk van W. Vorsterman (begin 16e eeuw), uitg. door Dr G.J. Boekenoogen. Met 3 afbeeldingen. Leiden, E.J. Brill, 1902. - Prijs ƒ. 0,90. |
No II. Historie van Floris ende Blancefleur. Naar den Amsterd. druk van 1642, uitg. van Dr G.J. Boekenoogen. Met elf afbeeldingen. Leiden, E.J. Brill, 1903. - Prijs ƒ. 1,00. |
No IV. History vanden reus Gilias. Naar den druk van 1641, uitg. door Dr G.J. Boekenoogen. Met afb. van het titelblad. Leiden, E.J. Brill, 1903. - Pr. ƒ. 0,35. |
No V. Hystorie van Malegijs. Naar den Antw. druk van 1556, uitg. door Dr E.T. Kuiper. Met zeven afb. Leiden, E.J. Brill, 1903. - Pr. ƒ. 2.90. |
No VI. Historie van Jan van Beverley. Naar een paar drukken uit de 16e eeuw, uitg. door Dr G.J. Boekenoogen. Met acht afb. Leiden, E.J. Brill, 1903. - Pr. ƒ. 0,80. |
Onze oude volksromans, die voor de Nederlanders uit vroeger eeuwen een echte versnapering waren, werden in later tijd als een smakelooze spijs op zijde geschoven en versmaad. In onze dagen van democratie en folklore, is de belangstelling voor die oude volkslitteratuur heropgewekt, zoodat een nieuwe uitgave van de merkwaardigste dezer zoo eigenaardige, naieve verhalen niet alleen tot de mogelijkheden, maar zelfs tot de wenschelijkheden behoorde. De Maatsch. van Ned. Lett., te Leiden, heeft die taak op zich
| |
| |
genomen en de uitg. toevertrouwd aan de leiding van Dr Boekenoogen, den welbekenden Leidschen taalgeleerde en folklorist. Deze wordt echter bijgestaan door bekwame medewerkers. Zoo is Dr Kuiper de uitgever van no V (Malegijs), doch hij erkent dat de heer Boekenoogen hem in velerlei opzicht, vooral voor 't opsporen der drukken, zijne hulp verleend heeft In de eerste plaats zijn de uitgevers er natuurlijk voor bezorgd den oudsten en besten druk op te zoeken, want uit de deerlijk verminkte uitgaven van Malegijs blijkt duidelijk, hoe vreemd men daar vroeger mede omsprong en hoe onzichtig hierin dient te werk gegaan. De achteraan geplaatste Bijlagen doen ons de verschillende uitgaven van het volksboek (bibliographie en onderlinge verhouding), alsook de litteratuur er van kennen; dan volgen eenige aanteekeningen betreffende den herdruk en de illustratie. Geleerde noten, die veeltijds afschrikken, heeft men willen vermijden, zich bepalend tot het verklaren van een aantal verouderde woorden. Bovendien is elk deeltje versierd met afbeeldingen van origineele houtsneden en titelbladen.
De lezer, die eenigszins op de hoogte wil zijn van onze middeleeuwsche litteratuur, die den letterkundigen smaak, de zedelijke begrippen en de bijgeloovigheden onzer voorouders uit de 16e eeuw en later wil leeren kennen, neme deze merkwaardige volksboeken ter hand, want zij bieden ons de beste bronnen aan, waaruit men kan putten. Voor den folklorist zijn er echte schatten in neergelegd.
Dat de uitgave, door een geleerde als Dr Boekenoogen bezorgd, in elk opzicht uitstekend mag heeten, hoeft nauwelijks gezegd. Ook het uiterlijke laat niets te wenschen over.
A. De Cock.
| |
| |
| |
Nederlandse Woordelijst volgens de beginselen van de ‘Vereniging tot Vereenvoudiging van onze Schrijftaal’ samengesteld door Dr R.A. Kollewijn, Dr F. Buitenrust-Hettema en Dr J.J. Salverda de Grave, Zwolle, W.E.J. Tjeenk-Willink, VII+111 blz. Prijs ing. f. 0,50 geb. f. 0,75.
Ofschoon het aantal moeilikheden van de spelling De Vries en Te Winkel door de wijzigingen der Vereenvoudigde Schrijftaal ten zeerste worden beperkt, is ook voor Vereenvoudigers een woordelijst niet overbodig gebleken. Vooreerst om de weg te wijzen bij 't schrijven van ei en ij; ou en au; v en f; z en s, enz; ten tweede, omdat het velen moeilik valt uit de algemene regels tot de spelling van een bepaald woord te besluiten, en ten derde, omdat zich voor ieder, bij elk ortografies systeem, gevallen van twijfel voordoen.
Deze Nederlandse Woordelijst is samengesteld door de H.H.Dr R.A. Kollewijn, Dr F. Buitenrust-Hettema en Dr J.J. Salverda de Grave, als een gevolg van de opdracht van het Hoofdbestuur van de Vereniging tot Vereenvoudiging van onze Schrijftaal, om een lijst voor de spelling saam te stellen.
Deze woordelijst neemt geen woorden op, waarvan het schrijven niet het minste bezwaar opleveren kan. Wel vele, die maar aan enkelen moeilikheid zullen veroorzaken. Bij het doorbladeren wordt de aandacht gevestigd op de talrijke bastaardwoorden.
Daar doen zich inderdaad de meeste gevallen van aarzeling voor. Men leide er echter niet uit af, dat de schrijvers het gebruik er van aanbevelen.
Het valt al dadelik in het oog, dat deze woordelijst (vergeleken met die van De Vries-Te Winkel) wel die is van een vereenvoudigde schrijftaal. Zij bevat slechts 111 blz. en het voorbericht, dat bij de zogenaamde officiële spelling 52 pg. beslaagt, telt er hier maar 7.
De grootste verdienste van dit boek is, dat het eenheid
| |
| |
en vastheid brengt in de nieuwe spelling, doordien het aan het immer aangroeiende leger der vereenvoudigers toelaat zich voor elke aarzeling spoedig zekerheid te verschaffen door deze officiële en betrouwbare gids op te slaan. Zo wapent zich langzaam maar zeker de Vereenvoudigde met al het materieel, dat onontbeerlik is, om de oude spelling te verdringen en te vervangen.
In Zuid-Nederland zal deze woordelijst als leiddraad en tevens als verspreidingsmiddel uitstekende diensten bewijzen.
Ondertussen kunnen hier nogmaals de beginselen der nieuwe spelling herinnerd worden.
De Vereenvoudigde Schrijftaal wijkt in de volgende opzichten van de regeling van De Vries en Te Winkel af:
1. | De e wordt op het eind van een lettergreep niet verdubbeld: delen, kwekeling, preken, veren. Op het eind van een woord wordt echter, om dadelik misverstand te voorkomen, ee geschreven: twee, zee, mee, dominee. In afleidingen van zulke woorden (tweede, zeeën) en samenstellingen (zeeschip, veevoeder) blijft dan de ee. |
2. | De o wordt op het eind van een lettergreep niet verdubbeld: lopen, stromen, boze, stro, zo. |
3. | In nederlandse, en enkele met nederlandse gelijk te stellen woorden wordt de ie-klank door ie (niet door i) aangeduid: biezonder, rivier, Kieviet, russies, Januarie. |
4. | De toonloze klinker wordt in de uitgangen -lik en -liks door een i aangeduid (evenals in de woorden havik, monnik, leeuwerik, enz.): gewoonlik, huiselik, dageliks. |
5. | Alleen dàn wordt sch geschreven, wanneer men na de s een ch uitspreekt (schip, schoon, scheppen; - schrijven, schrikken). Dus: vis, mens, wensen, hollandse, franse.
Behalve in vreemde woorden (theater, theologie) en in thuis (waarin door ieder de samenhang met huis nog gevoeld wordt) schrijft men geen h achter de t: tans, altans, tee.
|
| |
| |
|
Evenmin worden stomme medeklinkers geschreven in ert, besje. Kersfeest, Kersmis. |
6. | De n en s worden niet als ‘tussenletters’ geschreven, als ze in de beschaafde uitspraak niet worden gehoord. Dus: zedeleer, sterrekunde, hondehok, pennehouder, oorlogschip. (Natuurlik wèl: toetssteen uit toets en steen, lansstoot, enz., waar men niet met een tussenletter te doen heeft). |
7. | In bastaardwoorden wordt de ƒ-klank niet door ph, maar door ƒ en de k-klank niet door c, maar door k aangeduid: fotograaf, telegrafist, fantazij; - lektuur, elektriciteit, kanapee, koket.
Algemeen gebruikelike bastaardwoorden kunnen als nederlandse woorden worden geschreven: lokomotief, trem, boeket, presies, soeverein.
Wie dergelijke woorden als ‘vreemde’ blijft beschouwen, kan ze op de gebruikelike manier geheel of gedeeltelik spellen zoals dat in de taal, waaraan ze ontleend zijn, geschiedt, dus: anonimiteit, artikel, spion, petitie. |
8. | Eigennamen, famielienamen en aardrijkskundige namen behouden de gebruikelike spelling: George, Visscher, Tusschenbroek, Zwolle, 's-Hertogenbosch. |
9. | Bij de verbuiging van lidwoorden, bijvoeglike naamwoorden en voornaamwoorden richte men zich uitsluitend naar het beschaafde spraakgebruik. Men schrijve dus de, hij, hem, zijn, enz., wanneer men de, hij, hem, zijn zegt. Voorbeelden: Zet de stoel in de hoek. - De boeken van die aardige kleine jongen. - Is de kachel niet aan? Neen, hij is uit. Zal ik aan de meid zeggen dat ze hem ('m) moet aanmaken? - Die soep is erg warm, ze (of ook: hij) is anders lekker. - |
T
| |
| |
| |
Joz. Moreels: Honderd Gedichten voor kindertuinen en lagere scholen (Antwerpen, G. De Vreese.)
De schrijver, die onderwijzer is, had moeten bedenken dat voor kinderen 't beste maar even goed genoeg is en daarom vele nummers uit dezen bundel in portefeuille houden, als zijnde maar heel gewoon, of overbekend, of te droog moraliseerend.
Goede nummers zijn: 3, 7, 10, 20, 22, 24, 26, 29, 30, 40, 45, 49, 60, 77, 78, 90, 95; zeer goede 16, 41, 51, 56, 72, 84.
De schrijver versifieert gemakkelijk, en 't verwondert ons niet dat sommige teksten op muziek werden gezet; andere schijnen ons op bestaande melodieën geschreven. Maar dat gemak mag niet in slordigheid ontaarden, wat wel 't geval is waar smaken rijmt op maakte, (n. 31), liefjes op nietjes (n. 35), liefste op Liesje (n. 40), gedroomd op loont, (n. 71), of waar geëten, in plaats van gegeten, in twee sylben moet worden uitgesproken (n. 71), of nog waar iemand wreedlijk nijpt of slaagt (=slaat, n. 59), enz.
P.A.
| |
P.J. Willems, onderwijzer te Moll-Wezel: Dictaten in doorloopenden Tekst, gevolgd van oefeningen en tafels dienstig tot herhaling der lessen van spraakleer (Antwerpen, G. De Vreese.)
Bovenstaande titel maakt elke uitweiding over den aard en de indeeling van 't werk overbodig. De dictaten zijn alle kort en werden zorgvuldig gekozen. De oefeningen loopen niet bloot over spraakkundige regels, maar ook over woordverklaring, zinverwanten, zinsontleding, over het laatste misschien niet vaak genoeg, terwijl de meeste dictaten ook aanleiding geven tot opstellen, waarbij 't plan van 't besproken dictaat kan nagevolgd worden. Dat is eene zeer groote verdienste van het werk.
| |
| |
Er is een deel voor den onderwijzer (dictaten en opgave van oefeningen) en een deel voor den leerling (oefeningen alleen.)
In een aanhangsel komen samenvattende tabellen en herhalingsoefeningen voor. Eene nota wijst op het nut van 't onderstrepen der naamwoorden, 't zij in den nominatief, 't zij in den accusatief. Immers - zegt de schrijver - ‘het bezigen van het lidwoord den of eenen in den nominatief en het niet gepast gebruiken dier woorden in den accusatief is een der grootste stronkelsteenen voor het schrijven...’ Zeer juist. Maar doeltreffender dan onderstrepen is 't vervangen van een mannelijk woord - in 't enkelvoud - door hij of hem. Waar men hij kan zeggen, schrijve men de, een; waar men hem moet zeggen, den. Men beproeve 't middeltje: probatum est.
P.A.
| |
Pol Selens en Lod. Bruers: Spreuken en Spreekwoorden (Antwerpen, G. De Vreese.)
In alphabetische orde worden hier vijf reeksen spreekwoorden aangeboden: eene over personen, eene over dieren en planten, eene over dingen, eene over deugden en ondeugden, eene over afgetrokken zaken. Elke reeks wordt gevolgd door eenige raadgevingen, die wel eenvoudiger konden worden uitgedrukt; zoo b.v.
Kinderen,
De zeden der menschen volgen de beschaving staphoudend.
Zooals de ingekankerde gewoonten en gebruiken het meebrengen, luidt ook de loopende moraal. Deze is niet altijd wat ze zijn moest: de weerspiegeling der eenige, ware zedelijkheid.
Toch maalt de gekende zedenleer getrouw de algemeene strekking der opvoeding en de hoofdrichting der menschelijke begeerten.
Uit den aard der zaak is dit werkje geen boek om in
| |
| |
éenen adem te worden uitgelezen; maar sommige leerlingen zullen, het af en toe doorbladerend, eenige spreekwoorden in hunne opstellen kunnen te pas brengen.
A.
| |
Jan Van Mulders: Tafereden uit de Geschiedenis van België voor de leerlingen van den middelbaren graad der lagere school (Brussel, J. Lebègue en Co.)
Een boek om door scholieren te worden gebruikt: bewerkt, in 40 lesjes, naar 't officieel programma van den 1n Mei 1897, en met 25 plaatjes opgeluisterd. Bevattelijk geschreven, niet dor en bijna overal eenvoudig van vorm. Soms werd dat wel eens over 't hoofd gezien, b.v.:
En als hij zijn brood bakte, was het nogmaals de oven van den kasteelheer, dien hij verplicht was te gebruiken, mits afstand van het zestiende brood.
In n. 34, Het Koninkrijk der Nederlanden onder Willem I, nemen de grieven van de Belgen, gedetailleerd en genummerd van 1 tot 6, wel wat veel plaats in tegenover dit te algemeene zinnetje:
Koning Willem deed zijn best om koophandel en nijverheid te doen bloeien en het onderwijs te verbeteren.
De taal is veel zuiverder dan degene die we, eilaas, in de meeste Belgische schoolboekjes te verduwen krijgen. Ik trof echter o.a. nog gevang en te aanhooren aan, voor gevangenis en aan te hooren.
P.A.
|
|