Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tirade. Jaargang 17 (nrs. 183-192) (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tirade. Jaargang 17 (nrs. 183-192)
Afbeelding van Tirade. Jaargang 17 (nrs. 183-192)Toon afbeelding van titelpagina van Tirade. Jaargang 17 (nrs. 183-192)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tirade. Jaargang 17 (nrs. 183-192)

(1973)– [tijdschrift] Tirade–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 213]
[p. 213]

Zes gedichten
Arie Gelderblom

Metro

 
Mannen en vrouwen met gisteravonden en eerder
 
in koffer, handtas en hoofd, spelen vrijer
 
met hun electriciteit
 
 
 
er is een bewegen dat vooruitdenkt, de
 
oude man wordt nog een jaar gegund en de vrouw
 
in het wit zit gewoon te trouwen van ja
 
tegen het kind
 
 
 
dat me aankijkt van zoveel ben ik groter
 
en inderdaad hij zal later gaan op zijn
 
laatste reis
 
 
 
waar allen aan denken in een lichaamsdeel
 
vol nacht, dat niet door zon wordt gestoord
 
 
 
ik stap uit, van plan meer te leven dan
 
anders
[pagina 214]
[p. 214]

Zaterdagochtendwandeling

voor jane
 
en zoals soms dacht hij toen (het regende,
 
er was een decimeter ruimte tussen hen)
 
ik ben er niet, ik ben onzichtbaar, ik
 
ben al gestorven, ik ben gestorven door de
 
gedachte dat ik er niet ben, de situatie
 
leek op die van middagen dat hij in het restaurant
 
gezeten als mannen naar meisjesbenen keken
 
hij in plaats van naar de benen naar de mannen
 
keek en van hen walgde,
 
zij praatte vrolijk verder en hij in zijn leegte van
 
geest keek naar haar benen en bleef stilstaan
 
bij de gedachte dat hij misschien binnen in haar
 
nog leefde en zoals soms dacht hij toen
 
(het regende, hun handen raakten elkaar even)
 
ja binnenin haar leef ik het meest, ik leef
 
het meest als ik in bed binnenin haar ben
 
maar waarom alleen daar tussen mijn benen
 
waarom niet helemaal en zoals altijd
 
onder hun wandelingen aaide hij even over haar
 
haar in een poging toch iets van dat verlangen
 
uit te drukken en zoals dan was hij even
 
ontroerd als anders als hij dat deed,
 
terwijl hij een vogel nakeek, keek zij hem
 
dankbaar aan en legde met haar ogen haar horizon
 
een stukje verder en een stukje dichterbij
 
tegelijkertijd en misschien om dat iets
 
van die eeuwigheid dacht hij toen:
 
ik loop alsof er niets gebeurd is, verder
[pagina 215]
[p. 215]

Een busreis

 
het gebeurde niet veel dat hij zo vredig kon zijn
 
met zichzelf en dat alles vredig was, het dorp dat vergleed
 
over de weg, die in een andere richting veranderde,
 
 
 
de lichten die wisselden terwijl het rode
 
lichtje boven de chauffeur het diepst tot
 
hem doordrong, hij dacht:
 
die ene man van 28 en die man van 40,
 
en die grijze van 60 zijn het eindelijk eens
 
en hij streelde haar naast zich en zelfs de te dikke,
 
bijna schunnige benen van een vrouw verderop
 
nam hij voor lief, nee het gebeurde niet veel
 
 
 
dat hij zo vrede had met alles wat niet gebeurde
 
 
 
op een uur dat geen wapen bestond, tussen
 
de tijden die zichzelf scherper stelden.
 
 
 
en hij streelde haar naast zich en peinsde
 
alles wat ik geef, krijg ik terug ook in het onzichtbare
 
en weer zocht hij dat plekje van jong duinzand
 
achter haar oor en onhoorbaar spinde ze
 
met gewassen ogen en een verlichte neus
 
hij dacht: het is heus, de kerken bestaan nog
 
van binnen, al gebeurde het niet veel
 
 
 
de weg veranderde in stad en al gauw
 
was de haast sterker

1.11.72

[pagina 216]
[p. 216]

Weet je nog wel, oudje?

 
op het laatst spraken zij niet meer
 
met elkaar, ze konden het niet meer,
 
of het moest zijn dat de kleine zeer
 
stinkende windjes die ze lieten
 
iets van kontakt onderhielden,
 
in ieder geval stuurde het hun neus
 
niet sneller naar het graf dan
 
als ze zelfs geen windjes meer gelaten hadden,
 
hetgeen een maand later begon,
 
waarna ze nog slechts iets van ademen
 
hadden om op elkaar te letten,
 
terwijl ze nauwgezet om en om
 
probeerden te kreunen, zo blind als
 
ze waren ademden ze met open mond
 
in elkaars gezicht, en hoe het ook stonk
 
ze herinnerden zich de wind en daardoor
 
de maan en de sterren en ze wisten:
 
gelukkig nog even voordat we elkaar geheel
 
achterlaten en juist toen
 
werden ze stom.

15.2.73

[pagina 217]
[p. 217]

Max

 
of hij hier zat of daar was,
 
meer dan eens hoorde hij het,
 
het lachen van max, het was wel een ander
 
natuurlijk en toch het leek max
 
die met de mond van een ander
 
lachte of sprak, max die tijdens
 
een trip van het balkon was gesprongen
 
en waarover zijn vrienden nooit meer spraken
 
omdat hij dood was en toch
 
het zou hem niets verbaasd hebben
 
als deze op een dag lachend voor hem
 
zou staan, alle jongens die een beetje
 
op max leken werden tenslotte een beetje vreemd
 
als max zelf, het leek of hij hen
 
gek maakte hen vanuit een onbekende verte
 
beïnvloedde
 
en of hij hier zat
 
of waar dan ook, meer dan eens per week,
 
soms wel een of twee keer per dag
 
hoorde hij max lachen of praten
 
en hij begreep niet waarom

27.2.73

[pagina 218]
[p. 218]

een slechte dag

 
hij moest op zoek naar guldens
 
en dubbeltjes die los in haar mandje
 
gevallen waren, tenslotte moest er
 
brood komen, ze was ziek en hoewel ze
 
in de slaapkamer lag was er nog die angst
 
van gisteren, terwijl hij zocht dacht hij
 
terwijl hij dacht hoe vreemd hij zich voelde
 
ze is dood, ze is dood, ik ben nu
 
nog de enige levende van de twee
 
op zoek naar haar bezittingen
 
om brood te kopen voor mezelf alleen,
 
ze is dood en geen geluid nog dat iets zegt
 
over haar, hij keerde het mandje om
 
en minder gretig dan anders
 
raapte hij het geld bijeen (alsof
 
het op het moment dat ze stierf
 
plotseling uit haar portemonnee
 
was gevallen) en haatte zijn fantasie,
 
die hem echter ook om het hoekje
 
van de slaapkamer deed kijken,
 
ze was er nog, zag hij en al sliep ze,
 
ze ademde nog, en hij beloofde haar
 
druiven en ook zijn eigen boterhammen
 
terwijl hij haar geld in zijn portemonnee
 
stopte

27.2.1973


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Arie Gelderblom


datums

  • 1 februari 1972

  • 15 februari 1973

  • 27 februari 1973