Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tirade. Jaargang 17 (nrs. 183-192) (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tirade. Jaargang 17 (nrs. 183-192)
Afbeelding van Tirade. Jaargang 17 (nrs. 183-192)Toon afbeelding van titelpagina van Tirade. Jaargang 17 (nrs. 183-192)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tirade. Jaargang 17 (nrs. 183-192)

(1973)– [tijdschrift] Tirade–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 478]
[p. 478]

Elf gedichten
Arie Gelderblom

Wandelend

 
de eenzame uren dat hij door de stad zwerft
 
op zoek naar meer houvast dan voor een uur,
 
ach vergeef hem maar als hij van verre
 
vrouwen in zijn mond een borst vormt of
 
kut zegt tegen een kind op een straathoek,
 
zijn heimwee naar een hand die dag zegt
 
is groeiende, meermalen groet hij zichzelf
 
als een vreemde bekende, op toilet na toilet
 
praat hij tegen onzichtbare vriendinnen die
 
de klok even gevaarlijk vinden als hij, soms
 
gaat in die mist even zijn koffer open en haalt
 
hij emoties tevoorschijn die niemand kent, daar
 
is hij aan gewend, dag zeggend tegen vlees
 
en steen wenst deze zwerver zich een teken
 
van medeleven, meermalen raakt hij zichzelf
 
in zijn ogen met wat beelden uit de tijd
 
dat men hem nog kende aan zijn stem,
 
ach vergeef hem maar als hij naar je staart
 
en je de weg vraagt naar zijn grafsteen

6-7-1973

[pagina 479]
[p. 479]

Zomers moment

 
je zou nu even mooi moeten groeien
 
als de zomer die overal is opgestaan
 
en wegwandelt met bomen in groene badpakken
 
je zou nu zo duur moeten zijn
 
als een mooie, grote ijstaart, je zou
 
evenveel decolletées als je zag
 
in je woorden moeten stoppen, evenveel
 
gedeeltes van broekjes en bloot ook,
 
je zou zo zomers moeten zijn als
 
deze hoopblauwe lucht, je zou
 
moeten lachen om deze dag en deze,
 
je zou zoveel moois moeten om
 
zo goed te zijn als nu is, maar je
 
weet niet goed wat te doen en doet
 
niets dan maar huilen van binnen

10-7-1973

[pagina 480]
[p. 480]

Zachter

 
hij, moetende bezoeker aan zoveel toiletten,
 
zoveel mensen, zoveel ruimtes, steeds met zichzelf
 
achter de ogen, achter de navel, een koele
 
dans tussen hier en een verre ster,
 
een pit die niet te vergeten is aan de zomer-
 
se stranden, een kern die verder verder
 
roept onder hoeren en boodschappen, een hoofd
 
in een hoofd, een lichaam diep in een lichaam,
 
wil mooier dan ooit weg uit zijn armen
 
en darmen, wil varen op een papieren bootje
 
van nooit, wil waaien als vogels,
 
wil waaier zijn en adem van adem
 
wil niet sterven aan de minuten
 
wil een zachter beeld dan van vlees
 
wil een scheet laten die ruikt naar seringen

14-7-1973

[pagina 481]
[p. 481]

Het regent

 
het regent en het regent die verhalen
 
hoe de doden geleefd hebben op zulke
 
dagen met de kleur van geen kleur
 
terwijl iedereen zich vaster houdt in het hoofd
 
en niemand iets roods tovert en het regent
 
hoe een natte paraplu aanvoelt met dat
 
vreemde aan hemel en het regent tegen
 
de minuten aan met een berustend drinken
 
en denken hoe de levenden de middag
 
zin geven zonder al teveel onzin
 
en het regent terwijl je hoopt dat de douche
 
rozen zal sproeien en het regent opnieuw
 
die fantasie dat elton john je broer is want
 
zoveel tranen hebben je ogen wel om hoe
 
het voorbijgaat met een zachte pijn van
 
suiker in azijn en het regent een beetje
 
wonderlijk hoe de levenden zullen leven
 
als jij voorbij bent en de zon schijnt en
 
jij opnieuw passeert in hun verhalen zonder
 
de waarheid die je zo goed kende als het
 
regende en hoe dan een paraplu aanvoelde
 
met dat vreemde aan hemel

15-7-1973

[pagina 482]
[p. 482]

Ontroering

 
dat hij alles bijeen zou kunnen huilen
 
wat nu in hem huilde, de ontroering
 
die hem deed weggaan en terugkeren
 
terwijl het regende, schijnbaar was hij
 
alleen even naar de bushalte gegaan
 
om daar een wind te laten, daarmee
 
had hij trouwens nog een vrijend paartje
 
aan het lachen gemaakt, schijnbaar
 
was het een gewone zondag maar er gebeurde
 
zoveel in hem, zoveel dat hij zelf ook niet
 
kon volgen en zoveel was er dat dus
 
in hem huilde dat hij werkelijk
 
alles zonder tranen bijeen zat te huilen
 
wat er bijeen te huilen was maar
 
het was lang niet genoeg voor al die
 
vreemde gevoelens die zo in hem stormden
 
terwijl het leven maar zo gewoon
 
door leek te gaan, in ieder geval niet
 
ongewoner dan een wind bij een bushalte,
 
nee alles was lang niet genoeg voor
 
het onvertaalbare dat over hem kwam,
 
nee alles was niet lang genoeg voor al dat
 
huilen dat hij eigenlijk moest,
 
hij liet dus nog maar een wind
 
en deed of hij lachte.

15-7-1973

[pagina 483]
[p. 483]

Soms

 
soms is er iemand die iets zegt
 
dat op zeggen lijkt, soms is er een vriend
 
die opvalt met een woord, soms
 
spreekt je vrouw je taal, soms
 
zeg je zelf het oneindige
 
 
 
soms zeg je zelf iets dat niet gezegd
 
is, soms zwijgt je vrouw in alle talen,
 
soms is er een vriend met een
 
onuitspreekbaar verdriet, soms
 
is er iemand die stom is geworden
 
 
 
soms is er iemand die iets zegt
 
dat op zwijgen lijkt, soms is er een vriend
 
die schreeuwt van stilte, soms
 
huilt je vrouw de nacht, soms
 
zeg je zelf het eindige
 
 
 
soms zwijg je zelf terwijl de tijd
 
spreekt, soms zwijgt je vrouw het voorbijgaan,
 
soms is er een vriend die afscheid
 
neemt en een kalender achterlaat,
 
soms zwijgt iemand voor eeuwig

25-7-1973

[pagina 484]
[p. 484]

Belofte maakt schuld

 
jij die de taal wel zou ontwapenen, de klok
 
stil zou zetten op een dag dat ze allemaal
 
tevreden en gezond waren, een dag dat de zon
 
als de uiteindelijke vlag lachte boven de huizen
 
en kinderen maakte van ministers en standbeelden
 
dag waarop men liefde zou zeggen zoals het
 
in jouw boeken gedrukt stond, de vrouwen
 
weer gingen geloven in toveren en je eindelijk
 
een lichaam vond voor het woord dat je zocht
 
 
 
jij die de dood teniet zou doen met verblindend
 
witte gedichten jij die wel namen zou geven
 
aan al het ongezegde, de wereld stil zou zetten
 
op een onvergetelijk ontroerend moment dat voor
 
iedereen even mooi was, een ogenblik dat de handen
 
begonnen te tasten voorbij hun uiteinde en lippen
 
muren vervingen, jij die zou zorgen dat het brood
 
de honger voorbij was en de taal de stilte was
 
gepasseerd, jij die de hartslag vervangen zou met een roos
 
 
 
jij wordt evenveel later als al het vergaan

28-7-1973

[pagina 485]
[p. 485]

Autobiografisch 1

 
hij houdt vol, houdt zijn woorden vol,
 
vol van zijn hoofd vol gedachten aan verder,
 
zijn ogen vol licht en soms zelfs het buitengewone
 
zicht op een driehoekje van een broekje, en
 
menigmaal iets dat niemand nog zag
 
 
 
hij houdt vol, houdt zomaar zijn hand
 
op voor een borst of een trillende vinger,
 
houdt het ademen vol en de hartslag aanhoudend
 
houdt vast aan zijn overtuiging dat niets
 
is zoals hij, houdt iets tegen
 
 
 
hij houdt vol, houdt zijn dood vol tot
 
het einde, houdt daarom van vlees en
 
houdt de dagen vol daden van bijten en splijten,
 
houdt de nachten hartstochtelijk, houdt van
 
haar en verandert opnieuw zijn houding

30-7-1973

[pagina 486]
[p. 486]

De pijn daarom

 
de pijn is weer voelbaar, de verteller
 
vertelt hetzelfde verhaal nog meer
 
hetzelfde, de luisteraars beluisteren
 
de uit het niets druipende minuten
 
alsof ze meer bedriegen, iemand
 
verliest voor het laatst de hoop en
 
doodt voor het eerst een vlieg
 
 
 
de pijn is meer voelbaar, de verteller
 
vertelt merkbaar hoe hij vergaat,
 
zijn sterven hetzelfde als van alle
 
luisteraars, de dodende minuten
 
hardnekkiger in de ogen, de oren,
 
niemand die iets gelooft of belooft
 
dan een nacht die blijft en zwijgt
 
 
 
de pijn daarom, al dat tastende
 
gehandel, gaten vullen met niets
 
dan gaten, vlees is maar vlees en
 
zo zwak als vlees, geen sekonde
 
wordt langer, iemand grijpt naar
 
een dij die van tijd blijkt en blijft
 
voor altijd een beest dat vergeefs bijt

11-8-1793

[pagina 487]
[p. 487]

Nacht

 
woorden uit wegen van tegenzin
 
terwijl de nacht begint en geen lach
 
zich het lachen herinnert, geen
 
honger die te stillen is met deze stilte,
 
geluidloos gillend om meer dat tikt
 
dan de klok, het zoveelste uur
 
in dit heelal, er vallen doden door
 
de muren heen, alleen is meer alleen,
 
er is niemand die zingt in de verte
 
 
 
woorden die de leegte bewegen met
 
leegte terwijl de nacht zich beter en
 
beter past over het in zwart gesloten
 
lichaam en namen slechts daden
 
worden in een onbestaanbare droom
 
iets besteelt het weten, geen
 
ontkomen is mogelijk, het vlees
 
leest het vermoeide bloed uit en
 
er is niemand die zingt in de verte

13-8-1973

[pagina 488]
[p. 488]

Het begin van het einde

 
tijdens dit soort tekens van vrede
 
moet het geweest zijn, de tijd rustig
 
en ruim als een park, de daden veel
 
en minder betekenend, een zon gelijk
 
spelend met de wolken en niemand
 
zo goed als je moeder
 
 
 
op een uur dat je pas was
 
gewassen misschien net had gegeten
 
de thee precies zoet genoeg en de krant
 
dun van de durende zomer, alles gewoon
 
en ongewoon als een wordende gewoonte
 
 
 
op een natuurlijk uur was het,
 
iets van natuurlijk natuurlijk dat niets
 
natuurlijks meer had, je hart veranderde
 
ervan, je handen kregen een vreemde
 
honger en je broer was heel wat
 
jonger nog dan jij al had je tot nu toe
 
altijd van hem gewonnen-,
 
iets zei het, iets wist het, iets slims zei:
 
 
 
je zou niet ouder worden dan een dode,
 
sterven was erfelijk, de tijd naar het einde
 
was begonnen, stil en sluipend als een brood
 
dat slechts op een brood lijkt

18-8-1973


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Arie Gelderblom


datums

  • 6 juli 1973

  • 10 juli 1973

  • 14 juli 1973

  • 15 juli 1973

  • 25 juli 1973

  • 28 juli 1973

  • 30 juli 1973

  • 11 augustus 1973

  • 13 augustus 1973

  • 18 augustus 1973