Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tirade. Jaargang 26 (nrs. 272-283) (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tirade. Jaargang 26 (nrs. 272-283)
Afbeelding van Tirade. Jaargang 26 (nrs. 272-283)Toon afbeelding van titelpagina van Tirade. Jaargang 26 (nrs. 272-283)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tirade. Jaargang 26 (nrs. 272-283)

(1982)– [tijdschrift] Tirade–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 653]
[p. 653]

Cees Sanders
Het verbeelde huis

voor M.-J. Heeren
 
Ga naar margenoot+ Trots op zijn metselwerk en kozijnen
 
staat het huis in de zomer te koop
 
door vreemde bewoners uitgebaat
 
(welke winst brengt het mij op?).
 
Met de sleutel van volwassenheid
 
open ik het huis:
 
omkijken wil ik naar kamers
 
die zich mij nog herinneren
 
of is het reeds lang verjaard?
 
Maar trein en taxi wisten niet
 
de weg naar hier, naar mijn jeugd
 
heb ik dag en nacht moeten lopen,
 
haar deuren staan open naar mij,
 
het opgaande hout van de trap
 
stapelt het praten in mijn hoofd
 
Ga naar margenoot+ als de woorden van mijn 7 zusters
 
die voor haar slaap vaak turfden
 
wie het oudst, het rijkst aan zinnen,
 
ik legde steels mijn oor op de muur
 
om de toekenning van de vrouwenprijs.
 
Toch, buiten waarop de ramen keken
 
fietste de liefde maar niet voorbij
 
wel op het plein waar bleke jongens
 
aan het eerste bier proefden en zij,
[pagina 654]
[p. 654]
 
zij limonade en thee in hun schaduw.
 
Wat fietsten zij ijl naar het strand,
 
ik mocht stil mee, straten en parken
 
applaudiseerden voor hen bouwde ik
 
een koele tuin
 
een kasteel om eeuwigdurend behoud.
 
Hier werd mijn zusters ijs aangereikt
 
speelden zij met het brekende zeewit,
 
lauwe gazeuse dronken zij en riepen mij
 
vooral niet op de zandbank te klimmen,
 
ik wilde me in haar zeeschuim wassen:
 
mij sloten zij de deur naar deze zomer.
 
Een tintel leerde me haar verwachting
 
in de gazeuse die mijn tong besuikerde.
 
Thuis renden zij naar de meidenkamer
 
naar welk dagboek mij verzweeg,
 
Ga naar margenoot+ niet mijn vader: hij streelde
 
het wit van het Agfa-papier als
 
de nylonkousen in zijn fabriek
 
die vrouwen het prestige
 
beleenden waarmee hij ze verfde, zo
 
liep hij met haar verzoeking op,
 
ook in zijn donkere kamer want
 
uit het zwarte chemische fotobad
 
dwarrelden 7 bruiden naar het licht
 
in het bruin van zijn nicotinevinger.
 
Als een pauw zijn veren spreidde hij
 
zijn handen open, rekende mij voor
 
al haar deugden, ik werd klein.
 
Toen stond hij het straatlicht toe
 
wat de keuken in zomerrumoer zette,
 
moeder mengde limonade, en ik,
 
ik nam mijn vaders foto en maakte
 
zijn beeld aan de waslijn vast.
[pagina 655]
[p. 655]
 
Van zijn tuin kroop ik, zusterkind,
 
de ladder naar mijn schuilplaats op:
 
Ga naar margenoot+ het behang heeft mijn schrift bewaard
 
maar het bureau en de kast met boeken,
 
initiatie voor ieders koninkrijk,
 
maken bij niemand hun opwachting
 
(vreemden hebben ze uitgeschud).
 
Zo'n woestijn van domheid slaat
 
het bloed uit mijn hart, hièr
 
heb ik vrijmakende regels gelezen
 
nieuwe regels aaneengeschreven
 
en slapend tussen geblauwde lakens
 
droomde ik er van mijn buurmeisje
 
na eerst op straat met krijt
 
mijn goudlanderijen getrokken
 
vijanden uit mijn rijk verbannen.
 
Men heeft zelfs het gordijn dat
 
me 's nachts omsloot vervreemd:
 
strakker wijst het zomerlicht
 
op de lijkkleur van mijn kamer.
 
Ik laat mijn koffer gesloten,
 
het is niet mis te verstaan
 
het huis sta ik niet meer aan,
 
geen thuisreis of koele tuin
 
geen prestige verheft mij
 
hier is alles verbeeld.
margenoot+
Thuisreis
margenoot+
Een koele tuin
margenoot+
Prestige
margenoot+
Verbeelding

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken