Tirade. Jaargang 38 (nrs. 350-355)(1994)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 452] [p. 452] Katrien Hirs Danaë Ik ontving het goud van god in mijn schoot. Hij weet dat ik alleen ben met lust na de droom - de luwte na slaap, gekoesterd in ijzeren toren. Mijn haar heeft, net als ik, ruimte nodig om te vallen. Men sloot mij op in een harnas van kuisheid en vergat dat gouden regen zijn weg vindt door beteugeling. De krullen vallen. Hij klimt omhoog als een geest - ik zie door storm gebroken bomen. De toren staat naakt in het ongewisse - bliksem slaat in, maakt kooien vogelvrij. Ik zit op een meubel van hout, de benen opgetrokken, het hoofd leeg genoeg voor een ingeving. [pagina 453] [p. 453] Het is de tijd niet voor een testament. Het kind ontvouwt zich, bladert door mijn leven in afwachting van het pijnlijk eenvoudige baren. Amen. Vorige Volgende