heid. Hij neemt het verhaal per scène door, nadien per hoofdstuk, van de delen naar het geheel, en omgekeerd. Hij ontdoet het verloop van inconsistenties, onevenwichtigheden en al wat overtollig is. Hij moet er voor zorgen dat het thema ten volle wordt uitgebeeld en het verhaal overal de juiste spankracht krijgt.
Al doende zal een schrijver dit werk van analyse en reflectie nog vaak herhalen - met de daaruit voortkomende aanpassingen. De roman is als een vrucht die pas genuttigd kan worden nadat die uit talloze bolsters is bevrijd.
Tijdens het schrijven krijg je een dieper inzicht in de structuur en het semantische gestel van het verhaal. En daarmee zie je ook welke mogelijkheden tot manipulatie er zijn. De plotkunst kent dus twee fasen. Eerst is er de selectie en dosering van fictionele elementen volgens een streng economisch principe. Vervolgens gaat het erom hoe het verhaal zal worden verteld opdat het een maximaal effect op de lezer zal uitoefenen.
Aristoteles merkte in zijn beschouwing over de tragedie reeds op dat de plot het belangrijkste middel is om de toeschouwer met hart en ziel mee te slepen. Wanneer de voorvallen terloops door elkaar geschieden, zegt hij ergens in de Poëtica, en ze vertonen plots een dwingende en onloochenbare samenhang - toeval blijkt voorzienigheid - dan wordt de meelevende toeschouwer naar een ijle hoogte opgetild.
Ook de romancier manipuleert en regisseert de emoties van zijn lezers volgens dramatische principes. In de roman komt het aan op de ingenieuze vervlechting van verhaallijnen, dat wil zeggen die van hoofdintrige en nevengeschiedenissen. Een meervoudige intrige kan een roman een compacte, grillige of complexe structuur geven. En daardoor kan een illusie van echtheid worden opgeroepen. Verder gaat het om dosering, fragmentering, weglating, timing, samenloop en ommekeer met het doel spanning, bevreemding, huivering, herkenning, vreugde, ontroering of welke emotie dan ook aan de lezer te ontlokken. Romaneske plotkunst heeft te maken met prikkeloverdracht. Een goede plot is als een zenuwstelsel in het lichaam. Deze is verfijnd en wijdvertakt, er is tussen alles onderlinge verbinding, de prikkels gaan van de oppervlakte naar de diepte, en omgekeerd, van het centrum naar de uiteinden en terug.
Hoe bijzonder de wederwaardigheden van de held ook mogen zijn en met welk vernuft de zinnen en zenuwen van de lezer wellicht worden bespeeld door een schrijver, de roman zal toch vlak blijven wanneer hij is gespeend