Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tsjip/Letteren. Jaargang 7 (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tsjip/Letteren. Jaargang 7
Afbeelding van Tsjip/Letteren. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Tsjip/Letteren. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.80 MB)

Scans (70.89 MB)

ebook (6.49 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tsjip/Letteren. Jaargang 7

(1997)– [tijdschrift] Tsjip/Letteren–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

Excellente poëziebundels
De zeven van de VSB Poëzieprijs 1997

Onlangs werd hij wederom uitgereikt de VSB Poëzieprijs 1997. Een jury van zeer diverse samenstelling had zeven dichters genomineerd. Robert Anker, Elisabeth Eybers, Kees Ouwens, Toon Tellegen, Leonard Nolens, Judith Herzberg en Gerrit Kouwenaar waren de gelukkigen. Kouwenaar ging uiteindelijk met de grootste eer strijken. Een snelle indruk van de poëzie van de zeven.
Wam de Moor

De jury van de VSB Poëzieprijs 1997 heeft gesproken: Gerrit Kouwenaar schreef naar het oordeel van een vijftal poëziekenners de mooiste bundel van 1996. De tijd staat open - door Kees Nieuwenhuijzen deftig verzorgd - is een bundel die je van regel tot regel naar adem doet snakken, zo precies staat alles op zijn plaats.

De jury zegt ervan:

‘Hoewel in Kouwenaars latere poëzie de dood een hoofdrol speelt en het een zeker feit is dat men ‘zijn huis ontwennen’ moet, vormt dat geen belemmering om de aanbeveling te doen toch vooral de dag te plukken en het goede van de wereld ten volle te ondergaan:

 
Eet nog van al dit mooie
 
voortdurend vervangbaar aanwezige
 
en drink en bevat en verteer het

De hele bundel is trouwens van een ongekende vitaliteit, ook in dichterlijk opzicht, want stuk voor stuk zijn deze vierentwintig gedichten volmaakt ‘van woorden gemaakt’ en van een verbluffende intensiteit. Het meesterschap van Kouwenaar drukt zich uit in een stevige vorm, die de gedachte niet laat opkomen dat het ook anders had gekund, en in een geheel eigen, evenzeer dwingend ritme:

 
Men moet zijn zomers nog tellen,
 
zijn vonnis
 
nog vellen, men moet zijn winter
 
nog sneeuwen
 
men moet nog boodschappen doen
 
voor het donker
 
de weg vraagt

Superieure regels van een superieur gedicht uit een superieure bundel. ‘Het merkwaardige’ vervolgt de jury ‘van Kouwenaar is dat hij met zijn poëzie van taaldichtheid op de vierkante centimeter, met zijn zichzelf opetende zinnen en dubbele bodems, een poëziemodel geschapen heeft dat sinds Kouwenaar een beetje de norm geworden is, waaraan hijzelf nog altijd het best kan beantwoorden. De Nederlandse poëzie heeft nogal te lijden gehad onder Kouwenaar-imitaties. Kouwenaar is nog altijd de beste Kouwenaar die we hebben. En in zijn laatste bundels is hij een nog betere Kouwenaar geworden.

Juist de taal van Kouwenaar heeft al die zintuiglijkheid in zich ingeademd, er zit meer natuur, er zitten meer seizoenen in een regel van Kouwenaar dan in een stadstuintje. Hij beoefent met het ouder worden een meer en meer van zichzelf genietend taalepicurisme, tegelijkertijd korzelig én welluidend. Het is een moedig genieten, tegen de dood in. Of is het een wanhopig genieten? In deze nieuwe bundel zijn ook de vrienden Lucebert en Jan Elburg dood. De toon is somberder. Maar zelfs die somberte kan Kouwenaar slechts zo zintuiglijk opschrijven, dat je niet anders kan dan genieten. (...) Alles heeft hier liggen marineren in de doodsgedachte. Leeftocht is natuurlijk spijs en drank, maar op Kouwenaars oude dag tocht het ook, de dood waait door elke kier van elke gedachte. (...) Op je vijftigste leef je. Op je zeventigste degusteer je minuut voor minuut.’

 
Eet nog van al dit mooie
 
voortdurend vervangbaar aanwezige
 
en drink en bevat en verteer het
 
 
 
nu het vlees steeds vertrouwder
 
zich in de spiegel onteigent, de taal
 
verdwaalt in zijn oorsprong, de tijd
 
steeds sneller zich inhaalt zich uitstelt
 
 
 
zo volmaakt was het nooit
 
zo voldaan als ingeslikt water
 
en is het ook nu -
 
 
 
Gerrit Kouwenaar
[pagina 16]
[p. 16]


illustratie

Judith Herzberg

Naast Kouwenaar waren, in de voorbeschouwingen, Judith Herzberg en Leonard Nolens de voornaamste kandidaten voor de prijs. Dat Herzberg intussen de P.C. Hooftprijs voor poëzie heeft toegewezen gekregen zegt veel over de waardering die haar werk feitelijk meteen vanaf haar debuut met Zeepost in 1964 te beurt is gevallen. Haar gedicht ‘Liedje’ is een van de meest voorgedragen gedichten op school. Haar poëzie spreekt jong en oud aan, is verstaanbaar, begrijpelijker dan die van Kouwenaar, en dat de bloemlezing uit haar gedichten, Doen en laten, een oplage van 25.000 exemplaren heeft bereikt is wat dat betreft tekenend. We moeten terug naar Alleen voor wie ik liefheb wil ik heten van Neeltje Maria Min voor een vergelijkbaar verkoopsucces.

De jury van de VSB Poëzieprijs zegt over haar bundel Wat zij wilde schilderen onder meer - en aan de formulering herkennen we de hand van voorzitter Herman de Coninck -: ‘Toen onlangs bekend werd dat de P.C. Hooftprijs aan Judith Herzberg is toegekend, viel in de nochtans uitstekende Vlaamse krant “De Morgen” te lezen dat de holocaust een van haar “vaak gehanteerde” thema's was. Dat is het juist niet, althans niet in haar poëzie. En dat is een van de redenen waarom het mooiste gedicht uit de bundel Wat zij wilde schilderen zo knap is. Het gaat over zeesterren die met duizenden tegelijk sterven met hun tentakels in elkaar vervlochten, “alsof ze hand in hand de dood ingingen”, aldus een voetnoot achteraan. In het gedicht zelf schrijft ze:

 
...(Dit is geen metafoor daar is het veel en veel te echt en veel te echt voor.) Het grote niets is daarbij vergeleken niets als aan de kleine
 
nietigheid niets is gelegen dan symboliek.

De holocaust is helemaal niet een “vaak gehanteerd onderwerp” van Herzberg. Hoe doe je dat trouwens: even de holocaust hanteren? Wat Judith Herzberg eigenlijk zegt is juist dat je als dichter geen recht hebt op zo'n onderwerp. Dit gedicht weigert de metafoor. Daarin is het polemisch. Bijna drammerig, in een poging om stampvoetende kleinemeisjeshuilerigheid te imiteren: “daar is het veel en veel te echt / en veel te echt voor”. Zo heet een gedicht in haar laatste bundel: “Regels geschreven tijdens plaatselijke vrede nr. 1”. Een volgend gedicht heet dan: “Regels geschreven tijdens plaatselijke vrede 2”. Er is ook nog een nr. 3. Het zijn niet de gedichten die genummerd worden, maar de plaatselijke vredes. Herzberg kan en passant behoorlijk cynisch zijn. Ze is aangrijpend omdat ze niet aangrijpend wil zijn. Ze wil het niet over grote thema's hebben, omdat ze al moeite genoeg heeft met de kleine. Ze probeert bij wijze van spreken met haar huisvrouwenlintmeter de afstand van de aarde tot de maan te meten. Het curieuze is dat dat een beter idee geeft dan het precieze aantal kilometers met al zijn nullen.’

Wie De Conincks opstel over Herzbergs poëzie kent in de bundel Over de troost van pessimisme uit 1983 herkent hem onmiddellijk als de auteur van deze jurytekst: het kleine als uitdrukking van het grotere. En wij zijn eigenwijs: vonden ‘Wat zij wilde schilderen’ nog mooier ‘Zeesterren’, het favoriete gedicht van de jury. Om het schitterende spelen met in klank en betekenis verwante woorden, terwijl toch precies

[pagina 17]
[p. 17]

datgene wat de jury waardeerde ook hier te waarderen valt. Het onomlijnde dat onomlijnbaar lokken blijft.

Wat zij wilde schilderen

 
Zij schildert wat zij niet kan eten
 
niet kan bezitten niet beschrijven.
 
Zij schildert wat niet stil blijft
 
zitten niet gelijk blijft niet
 
verandert. Zij schildert wat zij
 
niet kan kweken niet kan vangen
 
niet vergeten. Zij schildert
 
wat zij niet kan raden pakken
 
of begrijpen. Wat ze niet
 
omhelzen kan verwennen
 
of verwijten. Verwaarlozen,
 
laten verwilderen. Omhakken,
 
verscheuren. Verbranden.
 
Betreuren. Zij schildert
 
waar zij niet van slapen kan
 
wat ze zich niet herinnert,
 
niet in kleur. Wat zij niet zingen
 
kan niet juichen.
 
Het onomlijnde blijft.
 
onomlijnbaar lokken.
 
 
 
Judith Herzberg

Leonard Nolens

De Vlaming Leonard Nolens (50), dat was de favoriet van Kester Freriks, die in ‘NRC-Handelsblad’, hoog van hem opgaf en van oordeel was dat Nolens voor zijn bundel En verdwijn met mate bekroond zou worden. De jury herinnert eraan dat Nolens al eerder genomineerd werd voor deze VSB Poëzieprijs - dit jaar voor de vierde keer toegekend -. ‘Hij kàn niet onder een bepaald niveau, en dat is hoog.

Misschien wordt deze nieuwe bundel later ooit een overgangsbundel genoemd, wie weet. In elk geval doet Nolens er een aantal vertrouwde dingen in. Zus en Zoet zijn vaste personages geworden in zijn oeuvre, hij blijft in gevecht met zijn genealogie, hij laat zijn vroegere Limburg tegen zijn huidige Antwerpen vechten, zijn ouders tegen hemzelf, de doden tegen de levenden, hij vindt nog altijd afkomst uit zonder veel toekomst. Hij heeft nog altijd van die mooie tegen elkaar opbotsende tegenstellingen als “een boerderij van sneeuw en drek”, een beschaving van “slachthuizen en bibliotheken”, “pis en speeksel”, “slijk en moedermelk”, waarin een gezonde aardsheid ineens ingeënt wordt met iets bovenaards. Net het platvloerse leidt tot onverwachte mystiek. Pas 's nachts in de sneeuw pissend voel je je deel van de melkweg.

Maar er is ook een nieuwe Nolens. De opvallendste cyclus in zijn nieuwe bundel is een tiendelige scheldkanonnade tegen Hugo Claus. De cyclus heet “Zelfportret van Hugo Claus 65”.

Nolens keert zich, met woeste woordspelingen en drieste assonanties en Claus-imitaties tegen de hooghartigheid en de publieksverachting waarmee de 65-jarige Claus zich een paar jaar geleden zijn vieringen liet welgevallen. Wellicht door hij Claus zo voortreffelijk imiteert, krijgt zijn poëzie daar een grotere kwaadaardigheid van dan we van hem gewoon waren. Maar eigenlijk zet Nolens zich hier niet af tegen Hugo Claus, maar tegen zijn eigen beroemdheid en consecratie, staatsprijs, interviews. We weten uit zijn dagboeken dat hij daar moeite mee heeft. Hij schrijft in deze gedichten niet een “zelfportret van Hugo Claus” maar een “zelfportret als Hugo Claus”. En zo is de reeks dan toch nog een barse hommage, geschreven uit een wrevelige verwantschap.’

Zelfportret van Hugo Claus 65

4
 
De dichters zijn jaloers op mij.
 
Daarom heb ik het ver gebracht.
 
Maar wat heb ik dan ver gebracht?
 
En wat waarheen?
 
 
 
Tja.
 
 
 
Maar kom.
 
Ik sta nog stevig in mijn schoenen
 
Als de zuilen van het Parthenon
 
En ik ben hemelsbreder dan mijn schouders.
 
 
 
Want alles is dik aan mij:
 
 
 
Mijn boeken en mijn buik,
 
Mijn buidel en mijn nek.
 
Mijn korte naam is groter
 
Dan mijn werk.
 
 
 
Ook God is groter dan zijn schepping.
5
 
Ik ben de rasram, blaas op mijn drie horens
 
Om u te laten dansen naar mijn pijpen.
 
Kijk, ik hoor zelfs dichters (neem nu Nolens)
 
Mij bezingen door mij te bezeiken.
 
 
 
Leonard Nolens

Anker, Eybers, Ouwens, Tellegen

De overige vier dichters krijgen van deze jury een even goed typerend judicium als de drie hiervoor. De bundel van Robert Anker heet niet voor niets In het vertrek. Een ruimte waar je zijn kunt. Een werkwoord van bewegen, van weggaan. ‘Opstappen (uit een kamer), weggaan (uit een jeugd), terugkomen, veranderen, veranderd zijn: daar gaat het leven over. Ook in de

[pagina 18]
[p. 18]

De dbnl is niet gemachtigd een illustratie uit het origineel hier weer te geven.

Toon Tellegen


vorm en toon van zijn gedichten heeft Anker dezelfde vitaliteit’. De vier afdelingen van deze bundel getuigen van een telkens anders experimenteren met de spreektaal.

Bij Elisabeth Eybers' bundel Tydverdryf/Pastime stond de jury voor een nogal oud en vertrouwd dilemma: Eybers schrijft Afrikaans en Engels en de VSB Prijs is bedoeld voor een Nederlandse bundel. Maar Eybers schrijft prachtig, koninklijk, en net als eerdere boeken van haar hand lijkt ook dit een afrekening, een geresigneerd kijken naar het leven dat bijna voorbij is. Sarcastisch, geestig, constateert de jury terecht. ‘Er is prachtig rijm, er zijn verrassende woorden en beelden als “dowemansdeur”, “hartwankelingsdroom”, en “valreepwoorden”, er is de efficiënte plotontwikkeling (bijna elk gedicht is een compacte scène), en er zijn bindige sententies die ons pakken’. Ja, wil men een bundel waarin een oud mens zich uitspreekt over het leven, met de vitaliteit van een youngster, dan is dit er een.

Jammer dat de bundel Van de verliezer en de lichtbron van Kees Ouwens in geen enkele boekhandel verkrijgbaar was. De jury kreeg de bibliofiele uitgave wel en was geraakt. Ouwens, schreef zij ‘wordt telkens weer die hij was gebleven’. Dat is op zich al poëzie. Ouwens ziet ‘zijn onsamenhangende kwebbelende dagelijkse leven opgenomen in een hogere wiskunde. Het concrete wordt bewaard in de heilige ruimten van de abstracat. Uiteindelijk is de oplichtende werkelijkheid onkenbaar, het gezichtsveld blijkt visioen, en de ik een even holle ruimte als zijn wereld. Van dit grandioos echec leggen deze gedichten een indrukwekkende getuigenis af.’

En dan is er nog zo'n favoriet, overigens niet voor deze prijs, maar als schrijver van de eekhoorn-verhalen én als dichter van de bundel die in aanmerking komt voor de vólgende VSB Poëzieprijs, Over liefde en over niets anders, onlangs verschenen. De mooiste bundel van Toon Tellegen. Voor 1996 was hij genomineerd met de bundel Als we vlammen waren. En daarvan zegt de jury onder meer: ‘Tellegens gedichten zijn berichten uit een andere wereld, die toch zozeer de onze is, want aansluit bij onze verlangens en angsten, dat wij haar ogenblikkelijk herkennen. De beginregels vormen altijd de opmaat tot een uiterst vreemd, grotesk of absurd verhaaltje, dat in en door de taal ontstaat:

 
‘Ik herinner het me nog goed:
 
op een ochtend werd ik wakker en wist ik
 
dat ik een Nederlander was,
 
nooit meer iets anders dan dat.’
 
 
 
‘Ik moest iets zeggen.
 
Ik keek om mij heen. Wie waren er?’
 
 
 
‘Er zijn mensen die nooit gelukkig
 
kunnen worden.’
 
 
 
‘Mensen wankelen, vallen, maar ze
 
weten het niet.’
 
 
 
Toon Tellegen

‘Het is duidelijk’, zo besluit de jury, ‘dat Tellegen een volstrekt uniek, psycho-psychisch verhalend onderzoek doet naar alles wat ons raakt, emotioneert, beweegt en in veel gevallen blijkt dat in laatste instantie de dood te zijn.’ Dat de jury een mooie keuze heeft gedaan met deze zeven genomineerden, uit een behoorlijk aanbod van 67 kwaliteitsrijke bundels, berust mogelijk ook op haar samenstelling. Vandaar hier de namen: Herman de Coninck, die zelf de bekendmaking op 27 mei niet meer kon meemaken, criticus Tom van Deel, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde Gillis Dorleijn, dichteres Esther Jansma en songwriter Henny Vrienten. Op deze nieuwe bundel van Tellegen komen we in een van de volgende nummers van Tsjip/Letteren terug.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De tijd staat open

  • over Wat zij wilde schilderen

  • over En verdwijn met mate


auteurs

  • W.A.M. de Moor

  • over Toon Tellegen

  • over Robert Anker

  • over Elisabeth Eybers

  • over Kees Ouwens

  • beeld van Toon Tellegen