Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tsjip/Letteren. Jaargang 15 (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tsjip/Letteren. Jaargang 15
Afbeelding van Tsjip/Letteren. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Tsjip/Letteren. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.67 MB)

Scans (21.41 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tsjip/Letteren. Jaargang 15

(2005)– [tijdschrift] Tsjip/Letteren–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

Schoolbezoek als part of the job
Een dagje op pad met Theo Hoogstraaten en Simone van der Vlugt

Voor schrijvers van jeugdliteratuur is een schoolbezoek part of the job. Via het bemiddelingsbureau, de stichting Schrijver School Samenleving (SSS), zijn ze gewoon te boeken. SSS is dus eigenlijk een soort van manager voor de auteurs. En zijn die auteurs dan de popsterren die een warm onthaal wacht? Of is het hard werken geblazen? En wat hebben de leerlingen eraan? Anne-Mariken Raukema was een dagje op een school voor vmbo, waar Theo Hoogstraaten te gast was en Mireille Oostindië trok met Simone van der Vlugt op. Een kijkje in de keuken van school en schrijver.
Mireille Oostindië en Anne-Mariken Raukema

Het Esdal College, een kleine school - 180 leerlingen - voor vmbo in Oosterhesselen, gemeente Coevorden, ligt er die vrijdagochtend in de late herfst rustig bij. In de hal is het stil. Het is de dag waarop beide tweede klassen worden ‘getrakteerd’ op een schrijversbezoek. Herman Assen, docent Nederlands, vertelt dat de school er een zekere traditie in heeft. Er is bewust gekozen voor het tweede leerjaar, dit zou het meest geschikt zijn. Vroeger koos de directeur in overleg met zijn twee docenten Nederlands de auteur, maar sinds de komst van de nieuwe leiding kiezen ze zelf, en dat weer in overleg met de Provinciale Bibliotheek Centrale (PBC) Drenthe. Bij de keuze van de auteur wordt rekening gehouden met de smaak van de leerlingen: ‘We hopen een schrijver te vinden die de leerlingen ook leuk vinden om te lezen.’

 

De PBC levert anderhalve maand voor het schrijversbezoek twee collecties boeken van de betreffende schrijver, aanvullende bio- en bibliografische informatie, recensies en adressen van internetsites. De kisten met boeken blijven drie maanden in school. Assen deelt de boeken uit en als leerlingen na twintig, dertig pagina's afhaken, krijgen ze een andere titel. Als een boek uit is, moeten de leerlingen een leesverslag maken en vragen bedenken voor de schrijver. De boeken worden jammer genoeg niet even kort gepresenteerd: ‘kinderen kunnen op de achterkant wel kijken waar het over gaat.’ In de les leest Assen niet veel voor, een enkele keer een fragment uit een boek zoals dat is opgenomen in de methode Op niveau plus. Aan de Jonge Jury doet de school evenmin mee.

‘Deze kinderen zijn geen lezers, ze zijn niet gemotiveerd.’

De bibliotheek

Evelien Huizinga heeft als consulent voor het voortgezet onderwijs van de PBC contact met alle tien scholen in het werkgebied dat bestaat uit heel Drenthe met uitzondering van de bibliotheek Emmen - die een eigen contactpersoon heeft - en plaatsen met een zelfstandige bibliotheek: Assen en Hoogeveen. De PBC verzorgt ongeveer zeventig lesuren per jaar, gemiddeld zeven per school dus. Dit aantal is stabiel: ‘Het groeit en krimpt niet meer; er zitten scholen bij waar we dertien uren verzorgen, maar dat zijn dan ook grotere scholen. Voor ons is het met het oog op de doorgaande lijn van voor- en vroegschools, via basisonderwijs naar de basisvorming en Tweede Fase erg belangrijk dat kinderen en jongeren in contact komen en blijven met boeken en schrijvers. Voor de Tweede Fase doen we alleen zaken op verzoek van de school zelf. Zo kwamen eerder Ronald Giphart, Marion Bloem en Tim Krabbé naar Coevorden. Dat gebeurt vaak in het kader van CKV-1 en veelal zijn het ook avonden voor ouders en overige belangstellenden worden uitgenodigd.’ De PBC hanteert criteria voor auteursbezoeken die ook met logistiek samenhangen. Huizinga: ‘Auteurs voor de basisvorming moeten wel minstens drie boeken hebben geschreven, vinden we. Ellen Tijsinger, Theo Hoogstraaten en Simone van der Vlugt komen vaak. Praktijkscholen zijn een verhaal apart, veel van de boeken zijn gewoon te moeilijk. Op het AOC Terra in Eelde was laatst de Groningse schrijfster Gonneke Huizing op bezoek. Dat pakte goed uit.’

[pagina 27]
[p. 27]

Elk jaar in mei brengt de PBC het aanbod naar scholen. De kosten van een auteursbezoek worden in veel gevallen door de school en de plaatselijke bibliotheek gedeeld. ‘Schrijvers komen graag naar Drenthe, we leggen ze ook wel in de watten. En dan heb je een naam hoog te houden.’

Hoogstraaten op school

Klas 2b hangt aan de lippen van Theo Hoogstraaten. In het lokaal hangen enkele poëzieposters van Plint en ‘snappie’-posters voor moeilijke woorden. De schrijver beweegt zich achter een tafel met daarop zeven, acht van zijn boeken. In de eerste groep die de theoretische leerweg - ‘vmbo-t’, zeg maar de oude mavo - volgt, zitten vijfentwintig leerlingen. Ze zijn zeer geboeid als Hoogstraaten vertelt hoe zijn boeken ontstaan. ‘Vaak komen er dingen terug die bij mij zelf op school zijn gebeurd of die ik hoor van collega's als ik als schrijver scholen bezoek. Daar weef ik dan weer dingen doorheen die ik bedenk.’

Feit en fictie op vmbo-niveau uitgelegd. Personen versus personages, zonder dat deze woorden vallen. Vier leerlingen hebben Blind date gelezen, maar ook de anderen zijn heel geboeid als Hoogstraaten vertelt over zijn eigen klassenfeest van 4-havo aan het strand van Bergen aan Zee waar zich ongeveer hetzelfde afspeelt als in het boek. En over hoe hij het einde manipuleerde om er een positieve draai aan te geven.

Zijn meest recente boek, Loverboy, is ten tijde van het bezoek nog maar twee maanden oud; niemand heeft het gelezen. De personages zijn dezelfde als in Blind date en het vervolg daarop, Hot spot. Als Hoogstraaten vraagt wat een loverboy is, krijgt hij kort en duidelijk antwoord. Hij vertelt over de aanleiding: een lerares in Harderwijk vertelde dat een van haar leerlingen slachtoffer was geworden van zo'n loverboy en moest onderduiken.

Intussen zijn in Nederland ongeveer 600 meisjes die slachtoffer zijn geworden van dit soort praktijken. Het verschil met klas 2a, vmbo basisberoeps- en kaderberoepsgerichte leerweg, vergelijkbaar met de oude lts en lhno, is groot. Niet alleen is deze kleinere groep luidruchtiger, de jongens doen stoerder en de meisjes reageren geschokter op het verhaal over het bestaan van loverboys.

Hoogstraaten, die een voorkeur heeft voor havo- en vwo-scholen, is goed voorbereid. Zijn jarenlange onderwijservaring betaalt uit. Hij besluit in de korte pauze de andere tweede klas heel anders aan te pakken. Hij noemt andere titels en begint meteen met de vraag wat zij willen weten. Een van de drukste jongens haakt daarop in: ‘Over De Spiegelvrouw: daar snapte ik niks van. Wat is een proloog?’ Hij zal de auteur nog vaak onderbreken met opmerkingen.

Ook over Tussen twee vuren willen ze het hebben. Hoogstraaten vraagt een leerling die het gelezen heeft wat hij van het einde vond. ‘Gevoelig,’ is het even korte als verrassende antwoord. Ook deze groep hangt aan Hoogstraatens lippen als hij vertelt dat er twee waargebeurde verhalen in zitten. Dat van de Amsterdamse bleekneusjes die in de hongerwinter door het Rode Kruis naar Texel waren gebracht, maar daar tussen de vuren van de Russen en de Duitsers terechtkwamen. En dat van zijn oom die in dezelfde periode ondergedoken zat op een boerderij in de Beemster en de dreiging van de Duitsers de boer en zijn twee zonen dood te schieten als zijn oom zich niet bekendmaakte vanuit de hooiberg, waar hij zich met anderen schuilhield.

Hoogstraaten vertelt nog over De vuurmeester en de aanleiding om de extreem brutale Valentina te schetsen. Dit gedrag lijkt in Oosterhesselen nog ver weg. Op de vraag wat zij denken dat een loverboy is, variëren de antwoorden van ‘een soort Cupido’ tot ‘een jongen die perfect is’.

Na afloop krijgt Theo Hoogstraaten uit de handen van twee leerlingen een ‘Drentse mand’ gevuld met streekproducten. Net als in de parallelklas mogen de leerlingen een folder van een boekomslag meenemen, met informatie op de achterkant. In de vmbo-t klas is evenwel niemand die een handtekening van de schrijver wil.

Beckmans schuld

Aan de andere kant van het land bezoekt Simone van der Vlugt het Einstein Lyceum in Rhoon/Poortugaal, bij Rotterdam. Ze ontmoet er de tweede klassen, een vmbo-klas, een havo-klas en een vwo-klas. De vmboklas is als eerste aan de beurt. Van der Vlugt zit losjes op het bureau terwijl de klas binnendruppelt. Als de docent de kinderen tot stilte heeft gemaand en de auteur heeft geïntroduceerd, gaat ze van start: ‘Vroeger vond ik geschiedenis helemaal niet leuk,’ vertelt ze, ‘ik snapte zelfs niet eens waarom geschiedenis werd gegeven. Dat ik nu toch historische boeken schrijf, is de schuld van mijn vader en van Thea Beckman.’ Bij het noemen van de Beckman-titel Kruistocht in spijkerboek komt uit de klas een enthousiast ‘Dat heb ik ook gelezen!’. Van der Vlugt reageert direct: ‘Vond jij het ook zo'n mooi boek?’ Een verlegen ‘Ja...’ komt terug. Van der Vlugt vervolgt haar eigen verhaal en vertelt hoe ze op haar achtste al besloot schrijfster te worden, toen ze een typmachine cadeau kreeg. Maar helaas was de uitgever niet onder de indruk van het manuscript dat ze op haar dertiende opstuurde. Ook op haar veertiende had ze geen succes. Na haar studie herschreef ze het laatste verhaal

[pagina 28]
[p. 28]

maar eens een keer en jawel, dat verhaal werd uitgegeven. Ze laat het zien: De amulet. Van der Vlugt laat haar boeken zien in de volgorde waarin ze zijn verschenen. Ze staat even stil bij Jehanne, het verhaal over Jeanne d'Arc. Niemand in de klas kent haar, dus Van der Vlugt vertelt. De klas luistert ademloos.

De leerlingen krijgen ook de kans om vragen te stellen aan de auteur. Het worden vragen als ‘Wanneer komt uw volgende boek?’ en ‘Hoe lang duurt het schrijven van een boek?’ Van der Vlugt geeft geduldig antwoord. Dan vraagt iemand hoe het toch afloopt met Branthild, die in het begin van De slavenring de bergen in vlucht. De klas heeft de eerste twee hoofdstukken van deze roman samen gelezen. ‘Tsja,’ zegt Van der Vlugt, ‘ik weet het niet. Dat zullen we ook wel nooit weten. In een boek hoef je immers niet op alle vragen antwoord te krijgen, het hoeft ook niet altijd goed te komen. En je weet ook alleen maar wat de hoofdpersoon weet.’

Dit gaf in De slavenring zelfs een probleem. Het boek gaat over de uitbarsting van de Vesuvius en de gevolgen hiervan voor de stad Pompeï. Als de hoofdpersoon in Pompeï zou zijn tijdens de uitbarsting, zou hij het niet overleven. Maar als hij er niet zou zijn, zou de schrijfster de uitbarsting niet zo mooi in detail kunnen beschrijven. Dus koos ze ervoor twee hoofdpersonen te gebruiken. Van der Vlugt vertelt over het onderzoek dat ze deed voor het boek: ze reisde met haar man en kinderen naar Pompeï en bekeek de resten van de getroffen stad. Sommige dingen die ze ontdekte, gebruikte ze in haar boek. De namen van de dienstmeisjes die werken in de herberg zijn bijvoorbeeld echt, ze stonden in de muur van de echte herberg gekrast, tezamen met wat schuine moppen.

Ter afsluiting van het bezoek leest Van der Vlugt voor uit De slavenring, ze gaat verder waar de klas is gebleven en de kinderen vinden het bijna jammer dat de bel gaat om de pauze in te luiden. De bezoeken aan de havo- en vwoklassen verlopen net zo soepel. Er zijn wat meer leerlingen bekend met Jeanne d'Arc en de vragen die ze op Van der Vlugt afvuren, zijn wat anders. Zo wil een vwo-leerling weten waar de schrijfster nu mee bezig is. Van der Vlugt vertelt dat ze net een boek voor volwassenen heeft afgerond. De kinderen kunnen uitkijken naar Victorie!, een boek dat ze samen met Theo Hoogstraaten schreef. Een ander vraagt: ‘Regelt de uitgever de punten en komma's voor u?’ ‘Nou,’ antwoordt Van der Vlugt, ‘dat doe ik meestal zelf. Ik heb Nederlands gestudeerd, dus ik kan nog wel wat!’

Voorbereiding

Het is duidelijk dat Van der Vlugt de bezoeken goed heeft voorbereid. Ze heeft een flinke tas meegenomen waarin ze boeken en posters meesjouwt, en ze weet precies welke verhalen het goed doen bij de kinderen. Daarbij is ze heel open en ontspannen, de leerlingen hebben al snel het idee dat ze alles aan de schrijfster kunnen en mogen vragen. Van der Vlugt vult zo'n een à twee dagen per week met schoolbezoeken. Ze vindt het erg leuk - hoewel drie lesbezoeken achter elkaar ook wel erg vermoeiend kunnen zijn. De bezoeken zijn voor haar een goede manier om contact te houden met haar lezers: ‘Het houdt je wakker, betrokken.’

De schrijfster maakt de afspraken voor lesbezoeken lang van tevoren. Dat betekent dat ze niet alle details meer weet als ze daadwerkelijk naar de school gaat. Op de scholen die ze bezoekt, komt ze ook steeds verschillende situaties tegen. De ene keer heeft een docent het bezoek erg goed voorbereid, hebben de klassen boeken gelezen, boekverslagen gemaakt en vragen bedacht. De andere keer weten de leerlingen nauwelijks wie zij is. Dat vergt uiteraard ook steeds een andere aanpak. En dat betekent weer dat het soms nogal improviseren is: ‘Sommige leraren gaan tijdens je bezoek kopiëren op de gang, dat geeft nog eens een slecht signaal af! Andere docenten grijpen in als er rumoer in de klas ontstaat, dat werkt lekker, want dan ben je echt op bezoek.’

Het Einstein Lyceum kent ze inmiddels ook goed: ‘Ik kom hier elk jaar en word dan goed verzorgd. Het is bijna een traditie geworden.’

Van der Vlugt weet dus dat ze op deze school kinderen ontmoet die zijn voorbereid, die weten wie ze is en wat ze doet. En dat werkt niet alleen voor de schrijfster erg prettig, de kinderen halen op deze manier ook het meeste uit het bezoek.

Vertrek

Bij het vertrek van Theo Hoogstraaten is het aanmerkelijk minder stil op het Esdal College dan bij aankomst. Het is pauze en het ruikt naar zelfgemaakte kippensoep. Er wordt gepingpongd, gegeten, maar ergens zitten ook wat meiden te lezen. Een van hen heeft Loverboy te pakken gekregen.

 

Mireille Oostindië is docent Nederlands op het Christelijk Gymnasium Sorghvliet in Den Haag en (eind)redacteur van Tsjip/Letteren. Anne-Mariken Raukema is hoofdredacteur van Tsjip/Letteren en werkt bij Stichting Lezen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Maarten Oosterwoud

  • Anne-Mariken Raukema

  • over Theo Hoogstraaten

  • over Simone van der Vlugt