Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2000 (nrs 7-8) (2000)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2000 (nrs 7-8)
Afbeelding van Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2000 (nrs 7-8)Toon afbeelding van titelpagina van Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2000 (nrs 7-8)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2000 (nrs 7-8)

(2000)– [tijdschrift] TS–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 39]
[p. 39]

Vragen & opmerkingen

Vijfde studiedag van de Projectgroep Tijdschriftstudies

Op 19 mei jl. werd de vijfde studiedag van de Projectgroep Tijdschriftstudies gehouden. Op deze bijeenkomst, die wat minder goed bezocht werd dan eerdere studiedagen, presenteerden zes sprekers hun onderzoek. Het thema van de dag was ‘Lopend tijdschriftonderzoek’, en inderdaad bleken de meeste sprekers deelthema's te behandelen uit nog niet afgeronde projecten. Ze boden de toehoorders inzicht in veelal interessant ‘work in progress’ en gunden hun af en toe een kijkje in de keuken van de tijdschriftstudie.

In de eerste twee lezingen stonden de activiteiten van een tijdschriftuitgever centraal. Edwin van Meerkerk, als AiO verbonden aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, reconstrueerde de geschiedenis van de Nouvelles littéraires (1715-1720). Dit wekelijks verschijnende geleerdentijdschrift werd uitgegeven doorde jonge uitgever Henri du Sauzet (1687-1754), een Franse hugenoot die zich in Den Haag vestigde. Voor Du Sauzet, die later de bekende Bibliothèque Françoise uit zou geven, betekende de publicatie van de Nouvelles littéraires zijn debuut. De jonge uitgever had voor zijn tijdschrift een nieuwe formule bedacht: hij maakte er een frequent verschijnend periodiek van, waarin de literaire nieuwtjes, aankondigingen en korte berichten werden gebundeld die tot dan toe achterin de -veel minder vaak verschijnende- gevestigde geleerdentijdschriften verschenen. De Nouvelles littéraires bleken zo aan te slaan dat het tijdschrift al snel naar geleerden in heel Europa werd verzonden. Andere tijdschriften (bijvoorbeeld het Duitse Neue Zeitungen von gelehrten Sachen) haastten zich de succesformule te kopiëren. De naam van de jonge Du Sauzet was gevestigd. Toch zou de bloei van de Nouvelles littéraires slechts enkele jaren duren. Van Meerkerk liet zien hoe het tijdschrift tenslotte stukliep op zijn eigen succes, op de ambities van de uitgever en op mislukkende samenwerkingsverbanden.

Het niet minder succesvolle tijdschrift Eigen haard (1875-1941) was een veel langer leven beschoren. De uitgeverervan, A.C. Kruseman, startte de uitgave ervan helemaal aan het eind van zijn lange uitgeverscarrière. Na drie jaar (in 1878) zou hij de exploitatie overdoen aan Tjeenk Willink. Peter van den Berg, docent aan de Hogeschool van Alkmaar, wijdde zijn proefschrift aan Kruseman en liet zien dat de Haarlemse uitgever naast een gewiekst zakenman ook een gedreven idealist en een zeer vernieuwingsgezind man was. Van den Berg legde in zijn lezingvooral de nadruk op de levensbeschouwelijke en sociale idealen die de uitgever hebben geinspireerd tot de uitgave van Eigen haard. Kruseman, die naast boeken een groot aantal tijdschriften uitgaf, liet zich bij zijn uitgaven expliciet leiden door ideële uitgangspunten. Zijn ideeën gingen terug op die van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, op moderne theologische inzichten, en op de sociale uitgangspunten van het progressief liberalisme. Met Eigen haard wilde hij een bijdrage leveren aan de verspreiding van kennis onder alle lagen van de bevolking. Hij maakte er dan ook een goedkoop maar rijk geïllustreerd tijdschrift van, waarin feiten en ontwikkelingen zo

[pagina 40]
[p. 40]

neutraal en volledig mogelijk aan de lezers werden gepresenteerd.

Mathijs Sanders, AiO aan de Universiteit Utrecht sprak over een veel minder ‘neutraal’ tijdschrift uit een iets latere periode: De katholieke gids (1889-1908). Het tijdschrift was zeer Rooms van signatuur en wilde een gidsfunctie vervullen voor een breed publiek van ‘ontwikkelde geloofsgenoten’. Sanders doet onderzoek naar literaire opvattingen in verzuilde tijdschriften na 1870 en bekijkt De katholieke gids als voorbeeld van een forum van literaire meningsvorming uit die periode. In 1902 startte dit tijdschrift een nieuwe rubriek: ‘Tijdschriftentafel’, overigens een directe navolging van een vergelijkbare rubriek in de Hollandsche revue. In ‘Tijdschriftentafel’ werd maandelijks een groot aantal katholieke en niet-katholieke Nederlandse en Vlaamse tijdschriften besproken. Via deze recensies markeerde de redactie van De katholieke gids haar positie temidden van de vele periodieken in verzuild Nederland. De ‘Tijdschriftentafel’ bood de katholieke lezer de mogelijkheid een blik te werpen op ontwikkelingen in de Nederlandse tijdschriftenwereld.

Deze blik werd van meet af aan door de redactie gekleurd. Als voorbeeld besprak Sanders de reactie van De katholieke gids op de Beweging van Tachtig. In het algemeen was het tijdschrift zeer kritisch over het werk van andersdenkenden. Opvallend genoeg werden de ‘heidense’ Tachtigers in de eerste jaren van het bestaan van De katholieke gids niet aangevallen, maar volkomen genegeerd. Pas tegen de eeuwwisseling liet de redactie zich, in zeer negatieve bewoordingen, over de inmiddels zo goed als uit elkaar gevallen groep van Tachtigers uit. Dit veranderde pas toen na 1900 enkele jongeren de gelederen van de redactie kwamen versterken. Pas op dat moment was er, naast kritiek op het goddeloze karaktervan de Tachtigers-poëzie, ook waardering voor de hoge artistieke waarde van het werk.

Maaike Koffeman, AiO aan de Universiteit Utrecht, richtte zich in haar lezing over het Franse tijdschrift Nouvelle Revue Française (1909-heden) minderdan de eerdere sprekers op de inhoud van het blad. Ze ging vooral in op de literair-sociologische aspecten van de geschiedenis van de nrf, en dan met name op de manier waarop het nog jonge tijdschrift zich voor de Eerste Wereldoorlog profileerde door nevenactiviteiten te ontplooien. De jonge redactieleden, waaronder André Gide en de rijke Jean Schlumberger, gaven niet alleen het tijdschrift uit, maar organiseerden vanaf 1910 een jaarlijks literair congres (de Décades de Pontigny). Tijdens deze zomerbijeenkomsten van steeds tien dagen werden voor een select publiek van een 25-tal binnen- en buitenlandse gasten literaire programma's en discussiebijeenkomsten georganiseerd. De redactie vergrootte door deze exclusieve en al snel vermaarde bijeenkomsten haar prestige en bouwde bovendien een waardevol netwerk aan contacten op. Vanaf 1911 exploiteerde de redactie bovendien een eigen uitgeverij, de Editions de la nrf. Men kon de auteurs die in de nrf publiceerden op deze maniereen publicatiepodium bieden en het tijdschrift gebruiken als kweekvijver voor de uitgeverij. De symbiotische samenwerking tussen tijdschrift en uitgeverij werkte voordelig voor beide onderdelen, en al snel profiteerde men van elkaars contacten en groeiend prestige. Een derde initiatief was de oprichting van een eigen theater, het Théâtre du Vieux-Colombier. De redactie wilde de artistieke uitgangspunten van de nrf ook op dit terrein realiseren, en wist dit voornemen via de werving van vele sponsors en het voeren van een uitgebreide reclamecampagne ook te realiseren. De opvoeringen waren met name het eerste seizoen een groot succes. Onmiddellijk stegen ook de abonnementscijfers van het tijdschrift. Zo blijkt, betoogde Koffeman, dat deze uiteenlopende activiteiten niet alleen werden gevoed door hetzelfde artistieke ideaal, maar bovendien een vruchtbare wisselwerking aangingen.

Marije Groos, AiO aan de Universiteit Leiden, gebruikt tijdschriften niet als object van onderzoek, maar vooral als bron. Voor haaronderzoek naar engagement in de literaire tijdschriften van de jaren vijftig analyseerde ze teksten die gepubliceerd werden in uiteenlopende bladen die in die periode verschenen. Daarbij kijkt ze niet alleen naar de bekende tijdschriften waarin

[pagina 41]
[p. 41]

de Vijftigers een platform vonden (Blurb, Braak), maar ook naar verzuilde tijdschriften als Roeping en Ontmoeting en algemeen-culturele tijdschriften als De Gids en Maatstaf. Het literaire beeld van de jaren vijftig wordt gedomineerd door De Vijftigers, die vooral faam verwierven met hun vormexperimenten in de poëzie. Toch konden in de literatuur ook kritische geluiden worden gehoord ten aanzien van grote en kleine maatschappelijke en politieke problemen. In de literaire tijdschriften van deze periode zijn diverse tekenen te vinden van maatschappelijke betrokkenheid. Thema's als de koude oorlog, de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, het Russische gevaar en de angst voor de atoombom hielden regelmatig de gemoederen van de schrijvers bezig. Groos wees erop dat een dichter als Lucebert in zijn gedichten herhaaldelijk liet weten niet langer de harde werkelijkheid uit de poëzie te willen weren. Ook in het werk van andere, minder gecanoniseerde en verzuilde schrijvers uit deze periode is dit engagement terug te vinden.

Als slotspreker van de studiedag gunde Paul Op de Coul, hoogleraar musicologie aan de Universiteit Utrecht en voorzitter van de Projectgroep Tijdschriftstudies, de aanwezigen de primeur van zijn onderzoek naar huis-tijdschriften van Duitse theaters in de Republiek van Weimar, dat al een aantal jaren loopt. Hij gebruikt de tijdschriften als bronnenmateriaal voor onderzoek naar de opvattingen over muziektheater en opera in Duitsland in de jaren 1900-1930. In Duitsland werden in deze periode dezelfde theaters zowel door toneel- als door operagezelschappen bespeeld. In de tijdschriften, die vooral gebruikt werden om de theaterbezoekers te informeren en de band tussen bezoeker en theater te verstevigen, zijn uiteenlopende en vaak zeer informatieve teksten over gesproken toneel en muziektheaterte vinden. Interessant zijn vooral de teksten van degenen die direct bij het proces van compositie en productie betrokken waren, zoals componisten, librettisten, regisseurs en dirigenten. Ze vormen een belangrijke bron van kennis van de theorie en praktijk van de operacompositie en - productie in die tijd. Op de Coul schetste de problemen die hij tegenkomt bij zijn onderzoek naar de huis-tijdschriften. De relatief efemere publicaties zijn nooit door bibliotheken gecollectioneerd. De theaters die ze uitgaven zijn voor een deel in de oorlog gebombardeerd, zodat hun archief verloren is gegaan. Het is dus een hele klus de jaargangen compleet te krijgen, ook door het ontbreken van bibliografische publicaties op dit terrein. Als voorbeeld van tijdschriften die hij heeft kunnen bekijken noemde Op de Coul Die Oper, uitgegeven door Stadttheater Breslau, dat per aflevering 25 bladzijden advertenties bevatte; de Blätter der Stadtsoper Berlin, waarin interessante programmatische teksten te vinden zijn, en Der Scheinwerfer, tussen 1927 en 1930 het huisblad van het theater in Essen. Dit tijdschrift kende een opvallend hoog niveau: het fungeerde als discussieplatform voor mensen als Bertolt Brecht, Adorno, Joseph Roth, Heinrich Mann en Kurt Weill en ontsteeg duidelijk de provinciale setting waarin het werd gepubliceerd. Het is een voorbeeld van een blad waarin niet alleen artistieke, maar ook politieke en sociale tendenzen werden uitgedragen. Met zijn presentatie over de huis-tijdschriften van theaters heeft Op de Coul een rijke bron voor uiteenlopend, ook niet-musicologisch tijdschriftonderzoek aangeboord.

[pagina 42]
[p. 42]

Tentoonstelling over Adolf Brand en zijn (homo)tijdschrift Der Eigene

Op 7 oktober 2000 wordt in Friedrichshagen bij Berlijn onder de titel ‘Emanzipation “Hinter der Weltstadt”’ (emancipatie ‘op het platteland’) een tentoonstelling geopend over de homoactivist, journalist, schrijver en uitgever Adolf Brand (1874-1945) en het door hem van 1896 t/m 1932 uitgegeven tijdschrift Der Eigene, het eerste homoblad ter wereld.

De tentoonstelling zal in Berlin-Friedrichshagen (Zeit-Galerie Brandel, Scharnweberstraße 59) te zien zijn tot 23 november, en daarna in Berlijn (Kunststätte Dorothea, Turmstraße 5, 6 januari t/m 26 februari 2001). De tentoonstelling komt tot stand op initiatief van de Friedrichshagener Kulturhistorischer Verein, die zich sinds jaren bezighoudt met de lokale geschiedenis van Friedrichshagen, ooit een befaamde kolonie van kunstenaars, schrijvers en alternatievelingen van allerlei pluimage.

De start van de georganiseerde homobeweging vlak voor het begin van de 20e eeuw werd in 1997 in Berlijn met een grootse tentoonstelling herdacht. De tentoonstelling in Friedrichshagen zal laten zien dat de beginnende homobeweging haar thuishaven niet alleen in de wereldstad Berlijn had maar ook ‘achter de wereldstad’ in Friedrichshagen en vooral in het naburige Wilhelmshagen, waar Adolf Brand woonde, werkte, polemiseerde, en zijn ‘Gemeinschaft der Eigenen’ stichtte: een kring van medewerkers en lezers en tevens een van de eerste homo-organisaties. De tentoonstelling is opgezet rondom het door nwo gefinancierde proefschrift Die Geschichte der eigenen Geschichte. Literatur und Literaturkritik in den Anfängen der Schwulenbewegung van Marita Keilson-Lauritz (UvA 1997; handelseditie Berlijn 1997). Aangezien er geen enkele volledige collectie van het tijdschrift bestaat biedt de tentoonstelling een unieke gelegenheid om niet alleen van de geschiedenis van het tijdschrift kennis te nemen, maar ook om dankzij allerlei bereidwillige verzamelaars daadwerkelijk originele jaargangen, illustraties en allerlei bijbehorend materiaal onder ogen te krijgen.

De opening staat gepland voor 7 oktober 2000, 11 uur in Friedrichshagen, en zal gevolgd worden door een programma met lezingen en discussies in de namiddag (vanaf 15 uur), dat op 8 oktober in het naburige Woltersdorf in het Museum fur Lebensreform nog een vervolg zal krijgen.

Voor nadere informatie kan men terecht op de homepage van de Kulturhistorische Verein Friedrichshagen (www.mueggelverlag.de/friedrichshagen-ev) of per e-mail bij de makers Rolf F. Lang (rolf.lang@gmx.de) en Marita Keilson-Lauritz (maritakeilson@cs.com) of via het postadres: Kulturhistorischer Verein Friedrichshagen e.V., t.a.v. dhr. R.F. Lang, Geschäftsstelle Löbauer Weg 13, 12587 Berlin.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken