Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2005 (nrs 17-18) (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2005 (nrs 17-18)
Afbeelding van Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2005 (nrs 17-18)Toon afbeelding van titelpagina van Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2005 (nrs 17-18)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2005 (nrs 17-18)

(2005)– [tijdschrift] TS–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]

[Nummer 17]

Inleiding
Redactie

Op dinsdag 22 maart 2005 berichtte het Franse dagblad Le Figaro over een opmerkelijke literaire vondst. In de Parijse Bibliothèque Nationale had Claude Schopp, biograaf van de schrijver Alexandre Dumas (1802-1870), een verloren gewaande roman van de auteur van De drie musketiers en De graaf van Monte-Christo gevonden. Het verhaal heet Le chevalier de Sainte-Hermine en omvat 900 pagina's. Dumas stierf toen de roman nog niet voltooid was en liet de lezers van dit feuilleton derhalve in het ongewisse over de afloop. De gelukkige ontdekker typeert Le chevalier als een incoherent geheel, dat behalve veel verrassende plotwendingen en in elkaar grijpende verhaallijnen een groot aantal slordigheden bevat. Zo wisselen personages onbedoeld nogal eens van identiteit, zijn de plaatsaanduidingen inconsequent en vertoont het toch al complexe handelingsverloop nogal wat redundanties, bijvoorbeeld waar personages bij herhaling als voor het eerst worden geïntroduceerd.

De lezer en kenner van negentiende-eeuws proza zal hier niet meteen van opkijken: dergelijke inconsistenties zijn immers karakteristiek voor feuilletonromans als die van Dumas, die heet van de naald in de opeenvolgende afleveringen van krant of tijdschrift verschenen en waarvan de afloop veelal niet vast stond - zeker niet voor de lezer, maar vaak evenmin voor de auteur. Schopp heeft inmiddels besloten Dumas' werk na bijna 140 jaar alsnog tot een einde te brengen door zelf het slot te schrijven. In juni 2005 ligt de roman, dit keer keurig tussen twee kaften, in de winkel. Eind goed al goed.Ga naar eind1.

Dat aan het negentiende-eeuwse feuilleton veel smakelijks te beleven valt, bleek op 21 januari 2005 in Utrecht bij het symposium van de Projectgroep Tijdschriftstudies, dat geheel gewijd was aan de aard, functie en status van het feuilleton in negentiende- en vroeg-twintigste-eeuwse kranten en tijdschriften. Achterliggende gedachte was dat de toenmalige journalistieke en literaire cultuur en de eigenaardigheden van in afleveringen gepubliceerde literaire teksten beter begrepen kunnen worden wanneer deze worden

[pagina 5]
[p. 5]

bezien in het licht van de concrete vorm waarin zij werden geproduceerd en verspreid. Na een inleidende lezing van pershistoricus Joan Hemels wisselden romanisten, anglisten, neerlandici, muziek- en literatuurwetenschappers van gedachten over het feuilleton als bron en object van onderzoek. Uit de hier verzamelde symposiumbijdragen blijkt dat voor de bestudering van het feuilleton een samenspel van institutioneel en poëticaal onderzoek zeer vruchtbaar is. De auteurs besteden ruime aandacht aan de specifieke publicatiecontext van feuilletons en aan de maatschappelijke en financiële factoren die in het geding waren bij serieel publiceren. Daarnaast worden de strategieën van schrijvers, redacties, uitgevers en boekhandelaren belicht en het contact met lezers, die met hun onmiddellijke reacties op het zich ontrollende verhaal soms de regie van de schrijver over konden nemen. De specifieke vertel- en verhaaltechnische bijzonderheden van het feuilleton moeten in samenhang met deze institutionele factoren begrepen worden. Om vaart en verkoop erin te houden moesten de lezers in spanning worden gehouden. Daartoe stond de schrijver een arsenaal aan narratieve technieken ter beschikking, waarvan de ook uit soapseries bekende cliffhanger de bekendste was. Serieel schrijven impliceerde dat de auteur lijnen in zijn verhaal moest aanbrengen die een specifieke samenhang bewerkstelligden, waardoor de continuïteit van het lezen gewaarborgd was. In verschillende bijdragen van dit nummer van ts·Tijdschrift voor tijdschriftstudies wordt de narratieve techniek van de feuilletonist belicht.

Ook de lezers zelf komen in de bijdragen aan het woord: als kritische consumenten van romans-in-afleveringen, als leesverslaafden, in hun rol van co-auteurs die hun wensen aan de schrijver kenbaar maakten en natuurlijk als critici die de ‘feuilletonroman’ een plaats moesten toekennen in de hiërarchie der genres. Zich bewust van de macht van het geschreven woord en van de reikwijdte van het massamedium stelden nogal wat negentiende-eeuwse critici zich teweer tegen het in hun ogen zedenondermijnende feuilletonproza. De reputatie van Eugène Sue, wiens avonturenroman Les mystères de Paris in afleveringen was verschenen in het Journal des débats van 1842 en 1843, heeft die van het genre gekleurd. Voor veel critici stond het ‘Sue-realisme’ gelijk aan opruiend maatschappelijk radicalisme en zedenondermijnende werkelijkheidsuitbeelding, verborgen achter een spannend en hartroerend verhaal.Ga naar eind2. De anonieme recensent van het maandblad De katholiek had

[pagina 6]
[p. 6]

de Franse feuilletonromans, in het bijzonder die van Sue, voor ogen toen hij zijn lezers in 1854 ferm toesprak:

Schandelijke romans, tegen geringe bijdrage wekelijks verkrijgbaar, gaan niet enkel door de weeke vingeren der aanzienlijke jonge dochter, die er niet meer bij bloost; zij zwerven ook door de ruwe hand der laagste dienstmaagd, die minder nog kleurt en er zelfs wel van overluid ter tafel durft voorlezen en er een goddeloos gelach en gesnap mee wekt, waarvan de indrukken nog na jaar en dag door de ergerlijkste toespelingen worden levendig gehouden. Geloof en zeden gaan er bij te grond.Ga naar eind3.

Waar krantenredacties en uitgevers in het feuilleton een machtig wapen zagen in hun strijd om de lezer, daar was serieel publiceren voor schrijvers vaak een bron van niet geringe inkomsten.

In studies over het feuilleton, die vooral in Duitsland en Frankrijk verschenen, blijkt dat pers- en literatuurhistorici verdeeld zijn over de precieze afbakening van het genre. Een gebruikelijke afbakening is die waarbij de aanduiding ‘feuilleton’ wordt gereserveerd voor fictionele vervolgverhalen op de eerste pagina van dagbladen, afgedrukt onder de streep, waardoor zij niet alleen inhoudelijk maar ook typografisch duidelijk afgegrensd waren van de rest van de voorpagina.Ga naar eind4. Wij hebben gemeend de grenzen wat ruimer te mogen nemen. Niet alleen fictionele teksten maar ook verslagen, essays en kritieken kunnen immers serieel geschreven en gepubliceerd (‘gefeuilletonneerd’) worden, terwijl niet alleen dagbladen maar ook literaire en algemene tijdschriften met een lagere verschijningsfrequentie zich bediend hebben van feuilletons. De typografische afgrenzing hebben wij evenmin opgevat als een distinctief kenmerk van het feuilleton. Door het blikveld te verruimen naar de situatie van serieel schrijven, distribueren en lezen komt de bredere institutionele en ideologische context van het feuilleton in zicht.

Naar goed feuilletonistische traditie eindigden de lezingen met spannende cliffhangers en in ‘wordt vervolgd’ of ‘zou vervolgd moeten worden’. Deze aflevering van ts·> laat iets zien van het brede onderzoeksveld dat in zicht komt wanneer feuilletons ter hand worden genomen. Hoofdrollen zijn weggelegd voor befaamde auteurs als Charles Dickens, Eugène Sue en

[pagina 7]
[p. 7]

Marcel Proust, maar ook veel eens succesvolle maar thans geheel vergeten schrijvers die zich buiten de gebaande wegen van de ‘officiële’ literatuur van hun tijd begaven, passeren de revue. Voorgoed verborgen blijven de vele schrijvers die hun teksten schreven onder nimmer ontraadselde pseudoniemen of publiceerden onder initialen. De redactie hoopt met dit ensemble van beschouwingen een bouwsteen te leveren voor verder onderzoek en haar lezers iets te laten proeven van het plezier dat ook vandaag nog aan een goed feuilleton kan worden beleefd.

eind1.
Le Figaro, 22 maart 2005; zie ook Fokke Obbema, ‘Biograaf ontdekt roman van Dumas.’ de Volkskrant, 23 maart 2005.
eind2.
De aanduiding ‘Sue-realisme’ lenen we van Bernt Luger, ‘1844: Johan de Vries publiceert onder het pseudoniem L. van Eikenhorst De verborgenheden van Amsterdam. Sue-realisme in Nederland.’ M.A. Schenkeveld-Van der Dussen, Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Groningen 1993, 467-472.
eind3.
‘Een woord over katholieke volksliteratuur.’ De Katholiek Godsdienstig, geschied- en letterkundig maandblad, jrg. 13, 1854, II, 154-155.
eind4.
Zie voor een dergelijke ‘strenge’ afbakening Hans-Jörg Neuschäfer e.a. (red.), Der französisiche Feuilletonroman: die Entstehung der Serienliteratur im Medium der Tageszeitung. Darmstadt 1986.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken