Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2005 (nrs 17-18) (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2005 (nrs 17-18)
Afbeelding van Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2005 (nrs 17-18)Toon afbeelding van titelpagina van Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2005 (nrs 17-18)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2005 (nrs 17-18)

(2005)– [tijdschrift] TS–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]

Recensies

Aarnout Drost, ‘De eer des Vaderlands gebiedt, dat men streng zij’. Kritieken. Ingeleid, uitgegeven en van aantekeningen voorzien door Ingrid Glorie. Amsterdam (Stichting Neerlandistiek vu) en Münster (Nodus Publikationen) 2004. 260 blz. isbn 90-72365-80-1 en 3-89323-743-7. Prijs: € 28 ·> Gert-Jan Johannes

De jonggestorven theoloog Aarnout Drost (1810-1834) is vooral bekend geworden als auteur van de historische roman Hermingard van de Eikenterpen. In deze bundel staat echter zijn werkzaamheid als criticus voor onder meer De vriend des vaderlands en De Muzen centraal. Drost onderhield daarbij contacten met andere coming men als Jan Pieter Heije, Bakhuizen van den Brink, Beets en de al wat oudere Potgieter. Drost overleed op zeer jonge leeftijd. Dit is zijn reputatie als gemankeerde leider van een ‘romantische beweging’ in Nederland zeker ten goede gekomen, ook al doordat zijn ziekte gepaard ging met de ‘bloedspuwingen’ die het keurmerk van de ware romantische kunstenaar vormen. Maar zoals de samenstelster laat zien, zijn Drosts literatuuropvattingen het beste samen te vatten in de allesbehalve romantische sleutelterm ‘kiesheid’.

Tot het materiaal dat Ingrid Glorie hier bijeengebracht heeft, behoren niet alleen de teksten die met zekerheid van Drost zijn, maar ook enkele teksten die waarschijnlijk ten onrechte aan hem zijn toegeschreven. Een voorbeeld van die categorie is de befaamde ‘Withuys-recensie’. Deze recensie valt te beschouwen als het poeticaal credo van De Muzen, maar blijkt hoogstwaarschijnlijk niet van Drost.

Daarmee zijn we meteen bij de reden waarom deze bundel, die vooral bedoeld is voor geïnteresseerden in de vaderlandse literatuurgeschiedenis, ook voor tijdschrifthistorici van enig belang kan zijn. De samenstelster demonstreert hoe lastig het is om het auteurschap van tijdschriftbijdragen in de onderhavige periode vast te stellen. Nog altijd verschenen verreweg de meeste bijdragen anoniem, maar het speurwerk van Glorie en anderen heeft inmiddels een aantal raadsels weten op te lossen. Tevens wijdt zij

[pagina 57]
[p. 57]

enkele behartigenswaardige woorden aan de mate waarin aard en inhoud van de bijdragen in De vriend des vaderlands werden beïnvloed door het kader: een tijdschrift dat primair was toegewijd, niet aan de literatuur maar aan de bevordering van de belangen der Maatschappij van Weldadigheid. De samenstelster heeft de stukken van Drost voorzien van een uitgebreid en gedegen woord- en zaakcommentaar. Na lezing van de aldus ontsloten teksten zal men Glorie's conclusie over Drost kunnen onderschrijven: ‘Ondanks het feit dat hij, net als Perk, nog sterke banden had met het normsysteem van de voorgaande generatie, kreeg hij na zijn dood de rol van tragische held toebedacht in een beweging waarvan hijzelf de reikwijdte met geen mogelijkheid had kunnen voorzien.’

 

·> Gert-jan johannes

Universiteit Utrecht

Gerard Groeneveld, Kriegsberichter. Nederlandse SS-oorlogsverslaggevers 1941-1945 (Nijmegen: Vantilt, 2004) 424 p., ill., isbn 90-77503-09-9. Prijs: € 29,90

Een studie van niet minder dan 424 bladzijden, rijkelijk voorzien van illustraties en bovendien opgetuigd met een cd met twintig geluidsberichten, wekt uiteraard verwachtingen. Gerard Groeneveld, auteur van enkele goed ontvangen werken over ‘foute’ boeken in oorlogstijd, stelt ook ditmaal niet teleur. In een gedetailleerd en gedegen overzicht neemt hij de belangstellenden mee op een speurtocht naar de Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog in dienst van de bezetter verslag deden van de wijze waarop nazi-Duitsland een Europese eenwording trachtte te bewerkstelligen. Recente overzichtwerken over Nederlandse (oorlogs)journalistiek hebben het verschijnsel grotendeels genegeerd, alleen in de studie van D. Verkijk, Radio Hilversum 1940-1945. De omroep in de oorlog (Amsterdam 1974) werd het thema deels belicht. Groeneveld heeft de zaak nu verdienstelijk ingekaderd in een behandeling van de gehele Duitse oorlogspropaganda die tot ver buiten de Nederlandse landsgrenzen actief was.

Journalisten van uiteenlopende media, bewapend met pen of penseel, camera of microfoon, deden op eigen wijze, maar doelgericht door hun opleiding en beperkt door de cen-

[pagina 58]
[p. 58]

suur, verslag van wat zich aan en rond het front afspeelde. Dat wil zeggen, voorzover dat van pas kwam in het strak georganiseerde propaganda-apparaat van de nationaal socialisten. De Kriegsberichter waren zelfstandiger dan hun collega soldaten, maar dienden zich niettemin te schikken in een strak ideologisch en hierarchisch kader.

De Nederlandse ss-correspondenten deden hun intrede nadat Hitlers troepen in de zomer van 1941 de Sovjetunie waren binnengevallen. Deze strijd en de daaropvolgende nederlaag worden in de hart van het boek verwoord in twee fraaie hoofdstukken: ‘Wij gaan Stalin halen’ en ‘Onneembaar Leningrad’. Maar hoewel het accent op het Oostfront ligt, wordt tevens ingegaan op belevenissen in onder meer ‘Kruitvat Kroatië’ en het ‘klompenfront’ Nederland, aanduidingen die in een spannend jongensboek niet zouden misstaan, maar die bovenal uitdrukking lijken te geven aan de zucht naar avontuur van diverse betrokkenen.

De propaganda die de Nederlandse bevolking, maar ook anderen in bezet Europa, moest overtuigen van de noodzaak van de Duitse oorlogvoering tegen de bedreigend en onbeschaafd geachte grootmachten, was voor de nazi's een serieuze aangelegenheid, die gestalte kreeg in meer dan een Propagandakompagnie. Daarvoor werd ook een beroep gedaan op bruikbare lieden uit rasverwante landen zoals Nederland.

Het gros van de Nederlandse Kriegsberichter had al voor hun indiensttreding ervaring opgedaan als journalist of fotograaf. Opvallend is dat vrijwel alle achterhaalde Kriegsberichter lid waren van de nsb. Dat wijst op een politiek idealisme dat blijkbaar voorafging aan hun keuze om zich in te zetten voor de Duitse oorlogspropaganda. Zucht naar avontuur heeft ongetwijfeld meegespeeld, maar een geloof in de propaganda waaraan men zelf meewerkte valt niet te ontkennen.

Elk denkbaar medium werd door de Duitsers benut om de bevolking van bezet Europa te overtuigen van de noodzaak en rechtvaardigheid van de oorlogsinzet. Tal van tijdschriften werden voor dat doel ingezet, evenals radioprogramma's, filmjournaals, romans, dichtbundels et cetera. Door de nagenoeg voortdurende reorganisatie van het Nederlandse perswezen verminderde het aantal tijdschriften en kranten in de oorlogsperiode drastich. In april 1943 waren er nog maar negentig tijdschriften, waaronder een behoorlijk aantal uitgesproken nazipublicaties die slechts een klein deel van de Nederlanders bereikte.

[pagina 59]
[p. 59]

Veel artikelen van de Kriegsberichter verschenen in uitgesproken nsb-bladen als Het Nationale Dagblad, maar daarnaast ook, zij het in minder groten getale, in de resterende ‘niet nationaal-socialistische’ titels als het Algemeen Handelsblad en De Tijd, die een grote bereik hadden dan de partijpers. Tijdschriften leken weinig gebruik te maken van het aanbod aan geschreven frontbijdragen, met uitzondering van het geïllustreerde nsb-maandblad Fotonieuws en het wa-weekblad De Zwarte Soldaat. Foto's van de Kriegsberichter, liefst in serieverband, waren wel in trek bij de meer algemene (geïllustreerde) pers zoals Panorama en De Prins, evenals in het Duitse propagandablad Signaal.

Groeneveld heeft niet minder dan 53 Nederlandse verslaggevers - uitsluitend mannen - in kaart weten te brengen, die hun berichten en andere bijdragen verstuurden vanuit heel Europa, van Estland tot Italië en van Normandië tot de Oekraïne. Het gros van de Kriegsberichter verdween na de oorlog drie tot vijfjaar in gevangenschap. Wie daarnaast in aanraking kwam met de Perszuiveringscommissie kon soms rekenen op langdurige uitsluiting van publicatierecht. Slechts een enkeling zou na de oorlog zijn journalistieke activiteiten weer oppakken.

De Werdegang van enkele Kriegsberichter komt helder naar voren wanneer Groeneveld zonder morele oordelen op inlevende wijze de biografie van een vijftal representanten schetst. Daaruit blijkt duidelijk hoe velen actief waren in diverse media. Literator en uitgever Georg Kettmann Jr. (overtuigd fascist sinds 1931 en hoofdredacteur van het antisemitische weekblad De Misthoorn) werkte als radioverslaggever in Karelië. De verslagen van zijn frontervaringen waren vooral voor de radio in Nederland en Vlaanderen bestemd, maar verschenen ook in ss-weekblad Storm en in De Waag. Jan Rudolf Hommes was een jonge jurist die vanaf 1940 als freelance journalist voor onder meer Het Nationale Dagblad in Berlijn werkte. Na een training van enkele weken in de Duitse hoofdstad werd hij als Kriegsberichter ingezet. Hij schreef krantenberichten, die verschenen in gelijkgeschakelde dagbladen als Het Volk en maakte foto's en radiointerviews. Op letterkundig gebied verscheen van zijn hand Het sprookje van den veldgrijzen strijder. Henri van Hoof was voor 1940 al actief als journalist, publicist en propagandist voor de Nederlandsche Visserij. Hij schreef tijdens de oorlog enkele nationaalsocialistische romans en stelde zijn oratorische talenten als ‘politiek

[pagina 60]
[p. 60]

dramaturg’ in dienst van de genazificeerde radio in Hilversum. Begin 1944 volgde hij in Berlijn een korte opleiding tot oorlogsverslaggever in ss-dienst waarna hij werd ingezet voor radioreportages in Frankrijk. Willem Sassen was voor de oorlog al medewerker voor enkele Nederlandse en Vlaamse bladen. Kort na de inval in de Sovjetunie tekende de eigenzinnige katholiek als vrijwilliger, waarna hij werd uitgezonden als Wort- und Funkberichter. Hij was verantwoordelijk voor reportages, interviews en hoorspelen voor diverse radiozenders. Na de oorlog week hij uit naar Argentinië. Joop Pollmann werd in de jaren 1930 al getrokken door de nsb. Zonder noemenswaardige ervaring werd hij in 1943 als twintigjarige toegelaten tot een ss-opleiding. Zijn publicaties als Kriegsberichter verschenen in 1944 in De Zwarte Soldaat en, vertaald uiteraard, in het Duitse ss-blad Das Schwarze Korps. Als een van de weinig keerde hij na de oorlog terug in het mediabedrijf, waar hij werkzaam was voor Libelle en Story.

Het effect van de inzet van de Nederlandse Kriegsberichter is moeilijk vast te stellen, aldus Groeneveld. Daarbij toont hij zich bewust van het feit dat men een doorgaans onwillig thuisfront moest zien te overtuigen van het belang van de Duitse oorlogsinspanningen. De kans op succes moet, zeker in de laatste oorlogsjaren waarin de auteur, na een toenemend aantal Duitse nederlagen, een toenemend realisme in de verslaggeving signaleert, al met al betrekkelijk gering zijn geweest. De vraag of de propaganda in tijdschriften effectiever was dan in bijvoorbeeld kranten wordt niet gesteld. Weliswaar is ook dat vraagstuk niet eenvoudig op te lossen, maar het zou zeker interessant zijn om te kijken hoe de Duitsers destijds - terwijl de Publizistikforschung al actief was - de werking van de verschillende media inschatten en of dat wellicht ook getoetst werd. Daarmee wordt overigens nauwelijks afbreuk gedaan aan het werk van Groeneveld, die op basis van een gevarieerde verzameling bronnen een zeer informatief en goed leesbaar boek heeft geschreven. Wie studie maakt van de Nederlandse tijdschriften in de Tweede Wereldoorlog is hier zeker mee gebaat.

 

·> Kees Ribbens

Erasmus Universiteit Rotterdam


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Kriegsberichter: Nederlandse SS-oorlogsverslaggevers 1941-195


auteurs

  • Gert-Jan Johannes

  • Kees Ribbens

  • over Ingrid Glorie

  • over Aernout Drost