Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 1 (1894-1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 1
Afbeelding van Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (41.89 MB)

XML (1.90 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tweemaandelijksch Tijdschrift. Jaargang 1

(1894-1895)– [tijdschrift] Tweemaandelijksch Tijdschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Tweemaandelijksch tijdschrift voor letteren, kunst, wetenschap en politiek - 1e jaarjang deel 1]

[September 1894 aflevering 1]

Inleiding.

Dit Tijdschrift wil zijn een verdediging van het goed recht van álle gezindten. Wat mooi is in Kunst of belangrijk in Idee zal er gelijkelijk zijn plaats krijgen; en de Kunst zullen wij er niet naar een school-leer, en de Idee niet naar haar overeenstemming met een andere idee beoordeelen. Het zal niet het orgaan zijn van één dichter of één prozaschrijver, maar van alle prozaschrijvers en alle dichters - hopen we - die iets moois of belangrijks hebben toe te doen tot de kunst of de ideeën van onzen tijd.

Want wij ontkennen dat de geest van een tijd noodzakelijk altijd door één mensch moet worden uitgedrukt, en dat hij alleen de aandacht verdient, die de geestesstrooming van een oogenblik het scherpst verpersoonlijkt. De ezel van Bileam was op een tijdstip zeker het opmerkelijkste, maar hij was niet het eenige orakel in Isrel. En al lijkt het op een afstand dat Dante de eene, Shakespere een andere, Göthe weer een andere eeuw volkomen belichaamde, - wie de geschiedenis gelezen heeft, weet dat de geest van hun tijden zich bij hun leven ook in andere kunstenaars, en in elken weer anders, heeft geopenbaard. Dat het nageslacht hen ten laatste alleen, want als alle anderen overschijnende, in zijn verbeelding gehouden heeft, - ten laatste, nadat hun werken als voltooide

[pagina 2]
[p. 2]

monumenten stonden op de graven van hen en hun genooten, - dat kan óns niet het recht geven tegenover onszelf of onze tijdgenooten zoo wijs als het nageslacht te willen zijn.

Shakespere wist het wel, die, zelf romantiek en realistisch, het drama van zijn verklaarden tegenstander en mededinger, den klassicistischen Ben Jonson, op zijn eigen theater spelen deed, door de troep die ook zijn stukken had gespeeld.

 

* * *

 

Het is nog niet zooveel jaren geleden dat een gering getal jongere kunstenaars - schrijvers en schilders - zich afscheidde, en in sterkende vereenzelviging een soort krijgsstaat vormden, waarin de schoone huizen van de poëzie en de vruchtbare landen van het proza opgetrokken en bebouwd werden achter de pijlpunt-vluchten en de spitse palissaden van een strijden weerbare taal. In felle uitvallen bestookten zij de welingerichte burchten van achtbare dichterhoofden, en vormden hier en daar een kolonie, die zich afhankelijk bleef voelen van den moeder-staat. En als in alle krijgshaftige organisaties werd het gezag er onfeilbaar en diktatoriaal.

Dat was in den tijd toen de retoriek van Bilderdijk officieele kunst was, en een jong dichter gesloten ooren vond, en de oprechte waardeering van veel schoons in vreemde literaturen iets ongehoords.

Van de neiging tot zulk een militär-staat mag nu nog wel iets over zijn; maar de tijd ervoor is voorbij. Open, meer dan open zijn de ooren van onze landgenooten voor al wie een plaats weet te veroveren op een katheder, waarvan hij te hooren valt. Shelley en de Brownings, Zola en de Goncourts zijn huishoudschrijvers voor dichterlijk-gestemde of op de hoogte van hun tijd zijnde Hollanders. Als bewegelijk marktvolk leven we mee met elke Europeesche maar. De nieuwste gele boeken van de nieuwste Fransche schrijvers liggen met ‘Vient de paraître’ erom voor de glazen van kosmopolitische boekwinkels. Tijdschriften van alle landen, talen en beschrijvingen liggen den eersten van elke maand naast het ontbijtje van bezadigde letterkundigen. Rubrieken ‘Kunst en Letteren,’ uitmuntend geredigeerd, doen in eertijds ouderwetschte dag-

[pagina 3]
[p. 3]

bladen de geestes- en lichaamsdaden kond van elken maar eenigszins naam hebbenden artiest of akteur. En Bilderdijksche retorica? - Er zijn dagbladen die geschreven worden in het allernieuwste, naturalistische, symbolistische, poëtische proza zelfs. Wat wil men meer? Stormloopen op deze vriendelijke menigte? Laten wij hun liever gezamenlijk een gastmaal aanbieden van het beste wat elk van ons heeft.

 

* * *

 

Wat een heerlijke tijd is het op dit oogenblik voor het oprichten van een tijdschrift. Wat wij tien jaar geleden voelden: dat onze nieuwe hartstochten behoefte hadden aan nieuwe vormen; - dat is de ervaring van ons heele geslacht gebleken; en nu, elkander aanziend en naar elkaar luisterend, is het ons klaar geworden, dat wat elk van ons in zijn eigen hart voelde opbobbelen en uitbarsten, maar de afzonderlijke en gedeeltelijke explosies waren van een gestolten wereld die in vloed ging gaan.

Wij stonden alleen, als verslagen zwervers aan het strand van een zee die tot de duinen steeg, te luisteren naar den storm in onze harten, en toen die aftoog en ons leêg liet en wij in het gevoel van ons ééne kleine zelf niet begrepen hoe het daar toch zoo even pas, zoo wereldgroot en beangstigend geweest kon zijn, toen ving ons oor van gindschen eenling en uit daar die menigte, en uit dezen tijd nu, en dan uit vorige tijden, als een echo van het ruischen dat in ons zoo pas had aangegaan, het ruischen van de zee van één menschheid, door alle tijden heen.

Of het de blijde Grieken waren of de stugge Romeinen, de Christen martelaren of de Heilige-Graalridders? Die heffen allen de hoofden op aan de horizonnen van ons weten, en als blauwe en roode en zilveren schijnen over bewogen wateren, stroomen naar ons de ontroeringen van hun menschelijkheid. Maar van later begint onze liefste herinnering. Van later, als na de profane renaissance, de superbe, de blijlachende, de Grieken-lievende, de uit kracht van haar menschheids-droom en kunstenaars-intuitie zich verjongende Renaissance, maar die stierf onder de puinen van haar geliefde

[pagina 4]
[p. 4]

antieke resten, een nieuw Europa ging fluisteren van een nieuw geloof.

Nieuwe hartstochten, en nieuwe vormen. Want wij hebben niet de Grieken lief, en niet de Joden. En geen boeken en geen beelden, en geen verbeeldingen van verbeeldingen. Maar dit leven op deze aarde, waar deze zon op schijnt, deze harten die warm kloppen langs ons heen.

Was dat dan zoo wonderlijk?

En al zouden eeuwen noodig zijn dat onder stilstand die doodslaap leek, en tumult van revoluties en tyrannie van verstarde heerschappijen, deze liefde verloren scheen, ééns zou ze zeker komen en zich uiten in een nieuw geloof.

Herkent ge niet de aanmatiging van deze nieuwe geloovers?

Wij gelooven dat wij ons het Leven zullen voorstellen. Het moet érgens zijn: ons Beeld van het Leven.

Maar dit is ongehoord, is 't niet? Hier is het immers: het is Hellas dat het geschapen heeft. Neen, dit andere: van God die de wereld schiep en Jezus, zijn Zoon. De Gothiek hier. De Renaissance daar.

De Deo, zette Spinoza boven het eerste boek van zijn Ethica, - van het Leven.

En sints hem is Europa aan 't werk gegaan. Van uit dit ééne beginsel: - Ons eigen Levensbeeld, - is er geen ding dat mensch denkt of durft, dat niet van den wortel af is vervormd. Van Dichtkunst en Schilderkunst, Bouwkunst en Beeldhouwkunst, van Wetenschap en Wijsbegeerte, van Staatkunde en Staathuishoudkunde, van de kennis van het minste feit tot de hoogste bespiegeling. Overal voor den ouden vorm die dood was, de nieuwe ervaring in de plaats gesteld. Overal voor de traditie van vroegere tijden het nieuwe levende beeld.

Zeker heeft dit werk die twee eeuwen over Europa niet stil gestaan. Maar soms lijkt het, of de natuur onder den grond werkt, zoodat wij het niet merken; dan, of er veel tijd verloren gaat aan het veranderen van het minst belangrijke; zelden zijn de groote erupties, als het is of alles opeens komt, zooals in de tweede helft van de vorige eeuw, de dichterlijke en wijsgeerige omwenteling in Duitschland, de economische in Engeland, de sociale in Frankrijk.

[pagina 5]
[p. 5]

Tusschen toen en nu is er zoo'n groote tijd niet weer geweest.

Maar nu is het weer alsof hij aan 't komen is. Of de een het zoekt in het oude christendom, de ander in het occultisme, een derde in het socialisme, een vierde in de oude Italianen, een vijfde, ja in welke afdeeling van het verleden wordt niet gezocht naar een vorm voor het tegenwoordige? - het feit is, dat de heele wereld in kunst, wijsbegeerte en maatschappelijk leven in één angst zoekt of ze het vinden zal.

Uit de resultaten van dat zoeken het mooiste en beste te vereenigen, een beeld te zijn van dien tijd, die zich nog éens en zóó hartstochtelijk heeft opgemaakt tot het veroveren van wat het noodigst is voor onze menschelijkheid: ons eigen Levensbeeld, - schooner eerzucht kan een Tijdschrift niet worden gesteld.

 

* * *

 

Wat vuurt in de bladen de wisseling van meeningen! Ja, ook de Staat moet veranderd, opdat ons levensbeeld gelijk aan ons leven, en ons leven weer gelijk zij aan ons levensbeeld. En ónder de Staten, de groote Gemeenschap, de Maatschappij.

De gelijkheid van alle menschen. Daar is ze weer, meesterend over alle andere, de wet van de Menschelijkheid. Want dat is het eenige wat wij allen gemeen hebben, de lach en de tranen die verstaan, het gebaar dat begrepen wordt, het leed en de vreugd van te leven, het leven en de dood, onze geest en onze lichamelijkheid.

De Grieken kenden haar, maar ze bloeide er op een slavenstaat. Christus leerde haar, maar als een troost en een zaligspreking in een wereld van ongelijkheid, met belofte van gelijkheid hierna. En als, de gelijkheid verleid naar de andere zij van dit leven, de Christenkerk éen ding bevorderd heeft, dan is het de hierarchie van haar óngelijkheid geweest.

Gelijkheid, want menschelijkheid. Sints den laatsten Januari van 1790, in een diep en donker Rhônedal, de tienduizend gewapenden op éen knie, vertegenwoordigend de honderdduizenden, en op twee knieën er omheen de dertig duizend die het aanzagen, den heiligen eed deden, den eed van de heilige

[pagina 6]
[p. 6]

gelijkheid, en het éen schreien en juichen was tot de koperen toppen van Ardêche, - sints toen is de begeerte niet uit de lucht geweest, en wie dáár tranen van blijdschap schreiden zullen het nooit, nooit te vergeefs hebben gedaan. De storm die hem omhoog droeg mocht getemd worden door Napoleon, vertreden het gepeupel met zijn bloedende menschelijkheid en de volken er omheen tot loon van hun lauwheid, - gekooid de verlamden door een suffe Restauratie, en ten slotte alleen een geldmacht met de vorsten éen-machtig zijn en het juk slaan op de halzen van de armen - de tranen en het bloed van een volk zijn een erfenis die in zékere handen is, want het volk in zijn geheel sterft nooit.

Gelijkheid, want menschelijkheid. Als het verlangen in de harten is zich te vinden in lachen en tranen, wat maakt het dan of ongelijkheid van goederen en landen het een tijdlang onmogelijk maakt. De wet van de menschelijkheid zal vervuld worden over Europa. Wij hebben de gelijkheid te lief van leed en blijdschap. En of wij ze bereiken of onze kinderen, de menschheid bereikt ze, omdat ze 't wenscht.

 

* * *

 

Ook bij ons zijn de wenschen van rijken en armen eigenlijk de eenige tegenstrijdige. Deze en de belangen van het huis van Oranje de eenige die moeten worden verzoend.

Want uit de ons eerwaardigste tijden heeft een ark van pronkende traditie dit koningskind omhoog gedragen, en dit meisje in den droom van haar onwetendheid en de glorie van vermolmde vaders als op een rots boven de zee van een volk gesteld, tot de meest tragische figuur van Nederland. En hoe zal zij lach in lach en traan in traan met den minste van haar onderdanen doen spiegelen, in een tijd dat de traditie als niets geacht en elk genomen wordt voor wat hij is? Hoe zal zij er toe komen te voelen dat, gemeten naar de maat van zuivere menschelijkheid, de minste van die zij haar onderdanen zal noemen haar gelijke of haar meerdere zal kunnen zijn?

 

* * *

[pagina 7]
[p. 7]

Het leven stolt zich in vaste vormen, en ook als het tijd van die te breken is, zijn er oprechte menschen die er aan hangen met hun heele hart. Het bestaande is het eenige wat is, en niet van elk kan gevergd worden dat hij vertrouwen in het wordende heeft. Er zijn in het verledene schoonheden waarvan men noode gelooft dat zij hun tijd gehad hebben, en die den weemoed nalaten van een zonsondergang, zonder de zekerheid dat ze er morgen wéér zullen zijn. Wie die liefde tot het voorbijgaande uit wil spreken zullen wij een plaats in dit tijdschrift niet weigeren; maar van Toekomst-mensch en Behouds-man wenschen wij dat het enkel liefde zal zijn die hen drijft.

 

* * *

 

En hiermede zijn wij terug bij dat waar we van uitgingen. Dit Tijdschrift wil zijn een verdediging van het goed recht van álle gezindten. Evenzoo in staat- als staathuishoudkunde, in kunst als in letteren, in wetenschap als in wijsbegeerte. Zoo zal het best zijn wat het wezen moet: een Spiegel van onzen Tijd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken