Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780 (1780)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.35 MB)

Scans (40.28 MB)

XML (3.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Verhandelingen van het Bataafsche Genootschap der Proefondervindelyke Wysgeerte te Rotterdam. Vierde Deel. Te Rotterdam by R. Arrenberg 1779. Behalven het Voorwerk 289 bladz. In gr. quarto.

Een drietal van Prysverhandelingen maakt een aanvang van dit Deel. Zy gaan over de gewigtige Vraag: Welke zyn de geschiktste middelen, om den gemeenen Man in ons Vaderland, zoo ten platten Lande, als in de Steden, tot het gewillig gebruik maaken van de Inëntinge der Kinderpokjes aan te moedigen, en om deeze practyk op de minst kostbaare wyze, en zonder gevaar van de besmetting te verspreiden, aan hun toe te dienen? - Elk deezer Verhandelingen heeft haare weezenlyke waarde, en levert verscheiden bedenkingen op, welken haare nuttigheid, nopens dit onderwerp, hebben. Dan het Genootschap heeft, (en derzelver keuze schynt niet te wraaken,) de voorkeuze gegeeven aan de Verhandeling van Johannes Veirac, Med. Dr. te Rotterdam, enz., en hem den gouden Eerprys toegeweezen; terwyl het egter, de verdienste der twee andere Verhandelingen erkennende, aan ieder derzelven, als een Accessit, de zilveren Medaille heeft toegekend. De Autheur van 't eerste Accessit heeft zig niet gelieven te openbaaren, dan aan de Heeren Directeuren van 't Genootschap; en de Schryver der laatste Verhandelinge is A. Ypey, Lector Botanices, &c. te Franeker. - Het Geschrift van den Heer Veirac is ons dermaate nuttig voorgekomen, dat het ons uitlokte, om 'er een gezetter berigt van te geeven; dan wel dra bemerkten we, dat een zo beknopt verslag, als hier vereischt zou worden, in geenen deele aan ons oogmerk zou beantwoorden; des het ons raadzaamer voorgekomen zy, den Leezeren, vervolgens, in ons Mengelwerk, desaangaande mede te deelen, eene Beknopte opgave der Aanmerkingen van den Heer veirac, over dit Stuk.

[pagina 41]
[p. 41]

Op deeze Verhandelingen volgen verder, gelyk ook aan 't einde der Verzamelinge in dit Deel eenige Geneesen Heelkundige Waarneemingen, welken den Beoefenaaren deezer nuttige Weetenschap te stade kunnen komen. In twee onderscheiden Stukken levert hier de Heer Jacob van Lil, Stads Heelmeester te Rotterdam, eerst etlyke Proeven, welken staaven, dat het gebruik van de Colophonia, met Alcohol Vini vermengd, van de grootste nuttigheid zy, in 't geneezen van 't Boongezwel der Gewrigten; als mede, dat het gebruik van dit middel zig niet tot het Boongezwel alleen bepaalt; maar ook van groot nut kan zyn in andere gevallen, waarin de opgehouden vogten zagt zyn, en nog geene scherpte aangenomen hebben. Voorts behelst het tweede Stuk 's Mans Waarneemingen van zonderlinge verzweeringen, die hy, buiten andere tusschenkomende aanmerkingen over de verschynselen, tot het inprenten der volgende leeringe doet strekken.

‘Dat men eenige stof ontdekkende, en de plaats het toelatende om dezelve te ontfangen, nimmer zulks behoort uitgesteld te worden, op dat dezelve niet, door haare scherpte, de nabijgelegene deelen aansteeke en verteere. - En dat men in 't geheel geen staat op de hoegrootheid van de scherpte der vochten maken kan: noch ook, welke deelen, 't zij harde of zachte, zij meest aandoen zal; nademaal de ondervinding in de opgegeevene gevallen heeft doen zien, welk vermogen dezelve heeft, om beenderen te kunnen verbrijzelen; terwijl zij spieren en ingewanden weinig, immers minder, aandoet; gelijk zij wederom, in andere gevallen, de huid, spieren, en andere zachte deelen verteert, en aan de bijzijnde beenderen nauwlijks eenig nadeel toebrengt’.

Wyders ontmoeten we, met betrekking tot deeze Klasse, in dit Deel, eene, door den Heer Lambertus Bikker, Med. Dr. Directeur en eersten Secretaris, by uitstek keurig vervaardigde beschryving eener doorgaande Scharlaken Koorts, gemeenlyk Roodvonk genoemd, zo als die in de laatste maanden van 't Jaar 1778, en in de eerste maanden van het Jaar 1779, te Rotterdam, geregeerd heeft. Zyn Ed. geeft hier een juist verslag van zyne bevinding desaangaande, met melding van de voornaamste verscheidenheden, die hem daarin voorgekomen zyn, welken hy inzonderheid tot drie Klassen

[pagina 42]
[p. 42]

brengt; als mede de merkwaardige toevallen en verschynselen, mitsgaders gevolgen, door hem in deeze ziekte waargenomen. Verder draagt hy hier nog voor, 't geen hy aangetekend heeft, wegens de Epidemie, of heersching deezer ziekte. En daarby gevoegd hebbende, 't geen hy, betreffende de geueezing, noodig agtte te melden, wyst hy ten laatste nog aan, wat men uit dit alles, nopens deeze ziekte, hebbe op te maaken. - Naast deeze Verhandeling komt ons nog voor een berigt van eene afscheiding van bykans het gantsche Elleboogsbeen, met behoud van eene genoegzaame beweeging des Onderarms, door Dirk Scholl, Stads- en Gasthuis Chirurgyn te Delft. Om dit byzonder geval, waarin de Natuur zigzelve wonderlyk gered heeft, te begrypen, dient men, zegt hy, ‘te onderstellen, dat alleen het lighaam zelfs van dat been weggenomen zijnde, de inplanting evenwel der spieren, die den Onderarm buigen, uitstrekken, voor- en agterover beweegen, gebleeven zij, en dat de aanmerkelijke tusschenruimte, van het eene uiteinde tot aan het andere, door een Callus van de Natuur zij ingevuld; hoewel het lidteken vrij ingetrokken, en de Callus naauwlijk te voelen zij’. - Eene vooronderstelling, waartoe hy te gereeder overhelt, om dat 'er, gelyk hy in 't slot aanwyst, verscheiden voorbeelden zyn, die getuigen, dat de Natuur, in zulke gevallen, meermaals, op eene dergelyke wyze, tot haar eigen behoud werkt.

Buiten de tot dus ver gemelde Stukken, komt ons hier nog voor een Geschrift van den Heer Agge Roskam Kool, betrekkelyk tot den Landbouw. In 't zelve maakt die onvermoeide Landbouwkundige gemeen, zyne Aantekeningen van twee Proeven, de ééne met Garst gezaaid en geplant, op een Stukje Geestland, groot 317 Rhynlandsche Roeden, in den Jaare 1774; de andere met Tarw, in den Jaare 1775, in Breezaap onder Velzen, op de Boerdery genaamd Onrust. - Deeze aantekeningen behelzen verscheiden byzonderheden, die geschikt zyn, om de Liefhebbers der Landbouwkunde tot nadere proefneemingen te noopen; bovenal met betrekking tot het voordeel, dat het planten der Graanen, boven het zaaien derzelven, naar zommiger gedagten, zou hebben; welk gevoelen, door deeze proefneemingen van den Heer Kool, geenszins begunnstigd wordt.

Eindelyk staat ons hier nog gewag te maaken van ee-

[pagina 43]
[p. 43]

ne Verhandeling van opgemelden Dr. Bicker over de Molenroeden. Het Genootschap naamlyk had, in den Jaare 1775, de volgende Vraag voorgesteld. Welke Middelen zyn 'er om voor te komen, dat de Roeden der Windmolens niet zoo dikwijls, als gewoonlijk geschied, bij den As breeken, en om te weeg te brengen, dat dezelfde Molens met korter Roeden, dezelfde breedte van Zeilen, en dezelfde kracht van Wind, even sterk werken, en, bij eene onvoorziene verheffing van Wind, haare snelheid uit zichzelven maatigen? De Antwoorden in den Jaare 1776, en, by nader aanzoek van 't Genootschap, in 't Jaar 1777, hier op ingekomen, zyn door 't Genootschap niet voldoende gekeurd; egter heeft hetzelve aan vyf dier Verhandelingen, om dat ze voor 't overige verscheiden nutte Aanmerkingen behelsden, ieder een zilveren Medaille toegekend. Voorts heeft het, overeenkomstig met ééne der Grondwetten van 't Genootschap, beslooten, dat de eerste Secretaris, uit alle deeze Antwoorden, gepaard met eenige eigen bedenkingen, eene voldoende beantwoording deezer Vraage op zal stellen. En hieraan is men deeze Verhandeling verschuldigd; in welke de Heer Bicker zig met lof van deezen last gekweeten heeft; voegende nog, by 't geen hy deswegens had voorgedraagen, de byzondere gedagten, die een geagt Lid van 't Genootschap hem omtrent dit onderwerp had medegedeeld. - Men vindt des in deeze Verhandeling, welke met de noodige Figuuren vergezeld gaat, oordeelkundig byeengebragt, 't welk oplettende Schryvers desaangaande van den meesten dienst geoordeeld hebben; waaruit men, op goeden grond, iets van weezenlyke nuttigheid schynt te wagten te hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken