Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780 (1780)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.35 MB)

Scans (40.28 MB)

XML (3.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Brief van eenen Eendragt-minnaar aan zynen Vriend, by gelegenheid der tegenwoordige tydsomstandigheden. Alom, in gr. 8vo, 38 bladz.

Naam en daad strooken niet altoos; doch, ten aanziene van den opgemelden Brieve, mogen wy zeggen, dat ze volmaakt overéénstemmen. De Schryver betoont zich een yverig en ernstig voorstander der Eensgezindheid. Hy merkt op: ‘Het gebouw van Staat is nu eindelyk, (door het Erfstadhouderschap naamlyk,) op een vasten grondzuil gevestigd.’ Nu kunnen 'er, met geen grond althans, Staats of Prinsgezinden meer onder ons zyn: nu is 'er geen oorzaak of reden meer, om de gehaate naamen onzer voorledene ongelukkige factien ooit meer onder ons te doen hooren. Nu kunnen wy niet anders (ten zy de eene of andere zyn eed en plicht vergeet) als vaderlandsgezinden zyn; deeze naam moet ons nu alleen vereenigen.

Hy erkent, dat geene Staatsgesteltenis, geene Regeering, van alle feilen vry is; en toont hoe onze tegenwoordige, wel ingezien, veel vooruit hebbe; hoe naanw de belangen van den Start en die des Stadhouders aan een verbonden zyn: ‘Het is,’ schryft hy, onder andere, ‘alleen, als de zitplaets van eenen uitgestrekten Koophandel en Zeemagt, dat ons Land, onder de ons omringende en zo oneindig uitgestrekter, en uit hun zelven magtiger landen van Europa, in eenige aenmerking komen kan. Wanneer wy een bloeienden Koophandel hebben met eene aenzienlyke Vloot in Zee, dan kunnen wy onder de groote Mogendheden van Europa gerekend worden. Dan kan ook onze Stadhouder zich, door een gevolg van 's lands magt, onder de Vorsten van Europa geeerbiedigd maeken. Maer wanneer onze Koophandel kwynt, wanneer wy geen Zeemagt hebben, van waer tog zullen dan de Inwoonders van dit kleine stukje Lands hun magt en rykdom haelen?

[pagina 219]
[p. 219]

Dan voorwaer moeten wy tot den rang der laetste en zwakste Mogendheden van Europa vervallen. En wanneer dat ons lot wierd, door welk middel zouden zig dan onze Stadhouders in den eersten rang, onder de Vorsten van Europa, staende houden? enz.’

‘Denkt niet,’ dus laat hy zich ten opzigte van de byzondere belangen onzer Vereenigde Provincien hooren, ‘denkt niet, myn Vriend! dat ik de aenweezenheid van allen byzonder belang loochenen wil. Dit zou dwaes zyn. Maer laet elke Provincie, elke Stad haere eigene ligging en omstandigheden wel nagaen, en dan zal elk zien, dat hy wel een byzonder belang heeft, maer zulk een belang, 't welk met het algemeene in een vloeit, en ook best in ondergeschiktheid en zamenstemming met hetzelve kan behartigt worden. De bronwellen, waer uit het gemeene welzyn voortvloeit, zyn menigvuldig, schoon zy zich allen in eenen stroom vereenigen. Aen elk lid van het St. etslichaam zyn zyne byzondere bronnen aengeweezen, met dewelke hy zig vergenoegen moet, in welker genot niemand hem ook moet stooren, maer alleen hem bevorderlyk zyn; en die, by den algemeenen stroom gevoegd, eenen weeligen bloei, en bestendige vrugtbaerheid schenken zullen; doch die van denzelven afgescheiden vrugtloos moeten dood loopen, en zig ook voor den geenen, voor wien zy oorspronglyk vloeiden, verliezen. Een iegelyk vergenoege zig derhalven met die bronwellen, die zyne byzondere ligging en omstandigheden voor hem ontslooten hebben, en spanne alle zyne poogingen in, om daer meé zyn voordeel te doen. Meer eischende, meer tragtende te bekomen, zal hy ook dat geene verliezen, 't welk de natuur hem toegedagt en geschonken had. En zo hy nog verder gaet, zo hy den algemeenen stroom, ten zynen uitsluitenden voordeele afleiden, of voor zyne buuren opstoppen wil, dan stuit by deezen stroom, die onbelemmerd over 't gansche land moet heen en weeder vloeijen, in deszelf; weldaedigen loop, en maekt denzelven voor 't gemeen, ja welhaest ook voor zichzelven, onnut.

En niet alleen dit, myn Vriend! niet alleen kunnen wy niet zonder elkanders eendragtelyke hulp en medewerking, onzen bloei en welvaert behouden, wy kunnen zelfs niet zonder elkanderen bestaen. Wat tog zouden de Zee-provincien zyn zonder Land-provincien, die hun ten voormuur dienen, den eersten aenval des vyands keeren, en, hen voor overrompeling dekkende, hun die veiligheid bezorgen, die voor hunnen Koophandel zo onontbeerlyk noodwendig is, dat al raekten ook maer de goede gedagten, die de vreemdelingen 'er van hebben, verlooren, dit alleen reeds, ook zonder de aenweezigheid van eenig werklyk gevaer, een doodlyken slag aen hunnen handel toebrengen zou? Welke tog zou, op den duur, de staet van Holland zyn, indien eenige nabuurige mogendheid, evenveel welke, deszelfs grenzen, tot op het Stigtsche, of zelfs maer tot op de Veluwe uitbreidde, en die grenzen, gelyk wel ras volgen zou, met aanzienlyke Garnisoenen

[pagina 220]
[p. 220]

bezet hieldt? In eene nagt schier kon de voornaemste zitplaets van Hollands magt en rykdom overrompeld zyn, eer men nog om vyandlyke aenvallen of zelfs aenslaegen dagt. Nog eens wat zouden de Zee-provincien zyn, zonder de Land-provincien, die voor hun de rivieren bedwingen, en derzelver dyken in goeden stand houden? Een moeras in 't midden deswelken ook wel ras de Zeesteden zouden onbewoonbaer worden en vergaen. Eindelyk wat zouden de Zee-provincien zyn zonder de Land-provincien, die niet alleen, de binnenlandsche waeren aen den Koophandel geeven, en de buitenlandschen van dezelven overnemen, maar ook van dezelven de vaart, langs de Rivieren, naar de binnenlandsche deelen van Europa, vry houden. Hoe zou 't met Hollands koophandel naer Duitschland en elders uitzien, indien deeze rivieren, onder vreemde heerschappy vervallen, met nieuwe tollen en rechten werden bezwaerd?

Maer ook aen den anderen kant, wat zouden de Land-provincien zonder de Zee-provincien zyn, die, de verteering en het vertier aan hunne producten geevende, dezelven op dien prys houden, die alleen aan de kosten en lasten der voortbrenging beantwoorden kan? Eene stilstaende poel, en daer alles overkropt word en verstikt! De nabyheid der groote, volkryke, en handeldryvende Zeesteden, maakt de ziel en 't leeven der Landprovincien uit. Zonder dezelven moeten zy noodwendig verkwynen, en onder den last hunner eigene bescherming en behoudenis bezwyken. De Zeesteden zyn als de maeg van 't lichaem, die 't voedzel ontfangt, en aen de overige leeden toezend. De overige leden moeten derhalven niet weigeren voor hen te werken, om hun dat voedzel te bezorgen, zonder 't welk zy niet alleen, maer ook het geheele lichaam, zou moeten uitteeren en vergaen. En zy van hunnen kant, moeten ook het voedzel aen de overige leeden, die voor hen werken, in behoorelyke evenredigheid mededeelen, of noch zy, noch 't gebeele lichaam kunnen den gewenschten welstand blyven genieten. - Niemand onzer kan het loochenen, de koopbandel is de eenigste grondzuil waer op ons Staetsweezen kan vaststaen. De koophandel alleen, kan ons, als een magtig Volk, in aenweezigheid houden. Want de Koophandel alleen kan die schatten aenbrengen, die wy noodig hebben, om den aanval van felwoedende zeegolven, en wel langzaemer doch met min onweerstaenbaere kragt invreetende rivieren en binnenwateren te keer te gaen. Van zynen sterkschoorenden arm beroofd, zouden alle onze dyken en waterweeringen, de bewondering van Europa, eensklaps wyken en wegspoelen, en ons volkryk land, dat nu nog overal van prachtige Steden en bloeiende vlekken, dorpen en gehugten grimmeld, zou zig eensklaps in een onherstelbaer moeras veranderd vinden. - Dus is, in alle opzigten, de bystand, die zy elkanderen bewyzen, wederkeerig; dus vind zig alles beloond, en 'er is geen Stad, geen Landschap in 't Gemeenebest, dat niet het grootste belang,

[pagina 221]
[p. 221]

by 't welzyn er overigen in 't gemeen, en by den koophandel in 't byzonder, hebben zou; want, of schoon deeze zyne schatten niet onmiddelyk in hunnen schoon, maar eerst in die der Zeesteden uitstort, is zulks slegts zyne eerste weldaed, de tweede breidt zich over alle onze landpaelen uit.’

De geheele Brief strekt tot staaving van 's Lands oude zinspreuk: eendragt maakt magt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken