Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780 (1780)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.35 MB)

Scans (40.28 MB)

XML (3.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De droefgeestige.

myn heeren,

 

Het lust my u mynen ongelukkigen toestand eens aftemalen. Het hart wordt verligt door het klagen; en ene bepaalde aandagt op enig onderwerp te oeffenen, is misschien het enige middel dat my over is om gelukkig te zijn.

De Abt trublet zegt, ‘alle menschen zyn bekwaam om ongelukkig te wezen, maar allen zyn zy het niet om gelukkig te zyn.’ - De waarheid van dit zeggen ondervind ik in myn persoon. Ik gevoele, dat ik bekwaam zou zyn om ongelukkig te wezen, indien my maar de minste ramp overkwam; maar gelukkig kan ik niet zyn; want anders zoude ik het wezen, daar ik alles bezitte om gelukkig te zyn, behalven het lichamelyke gestel. Ongelukkig ben ik eigenlyk niet, ik hebbe weinig of gene voorwerpen die my kwellen; maar gelukkig ben ik ook niet, want ik hebbe byna noit vermaak of vreugd. Ik zie wel dat ik reden heb, den Hemel te danken voor de zegeningen die my zyn te beurt gevallen; zegeningen, voorwaar! die men niet hoog genoeg waarderen kan. Ik bezit gelds genoeg, om aangenaam en gemakkelyk te leven. Ik geniet ene goede gezondheid, en tamelyke lichaamskragten. Ik heb ene agtenswaardige Huisvrouw, die ik bemin, en die my bemint. Myn gewissen verwyt my gene gruwelstukken. Ik kan niet zeggen, dat 'er iets is, t welk ik bepaaldelyk begere. Ampten, roem, grote schatten, zyn voorwerpen die ik in den rang der ydelheden stelle, en dat doet niet alleen myn verstand, maar ook myn hart. Wat ontbreekt dan aan myn geluk? Ik heb het al gezegd; niets dan een gestel, vatbaar voor geluk.

[pagina 402]
[p. 402]

Aan myn gestel alleen, myn Heeren, schryf ik het toe, dat ik niet gelukkig ben. Myn gestel is te onaandoenlyk, te droefgeestig, om vermaak te genieten. Evenwel, behoor ik niet onder het nog rampzaliger getal der Miltzieken. Ik voele gene hypochondriesche pynen of benauwdheden. Ik ben mede in enen staat van Apathie, zo lang my niets onaangenaams bejegent; want daar ben ik uitstekend gevoelig aan. De minste belediging brengt myn gantsche gestel in beweging; myn' tanden knarssen, myn' leden beven; en zo ik niet my op het eerste ogenblik bedwinge, ben ik geen meester meer van my zelven. Een voorgezien ongeluk pynigt my gantsche maanden, voor het my bejegent of bejegenen kan, en maakt my rampzalig. Gelukkiglyk zyn myne omstandigheden zodanig, dat my weinig van die kwellende voorwerpen ontmoeten. Maar omtrent het vermaak ben ik onaandoenlyk. Zo het twintigste deel van myn geluk een ander te beurt viel, hy zoude zyne blydschap niet kunnen bedwingen. Myn Neef gaudens is in bekrompene omstandigheden geplaatst. Een bankeroet heeft hem volslagen geruineerd. Hy heeft Schuldeischers, die hem vervolgen. En al wat hy onderneemt, ter verbetering van zyn fortuin, valt verkeerd uit. Evenwel, gaudens is vrolyk, blymoedig. Hy schrikt niet voor een onzeker en hachlyk toekomende. Het gedenken aan zynen gewezenen en tegenwoordigen staat veroorzaakt hem geen droefheid. Neen, hy zal al lachende zyne gevallen vertellen, en zyne armoedige levenswys in zulk een daglicht stellen, dat zig niemant onthouden kan van om zyne vertellingen te lachen. Gelukkige gaudens! In zyne armoede is hy gelukkiger dan ik ben in alle myne gewenschte voordelen. Wat een geluk is een vrolyk humeur! Een vrolyk humeur weegt alles op, rykdommen, grootschbeden, vermakelykheden. Anderen haken naar pleizierpartyen; ik vinde niets sinakelozer, niets lastiger. Ik zit liever alleen in myne kamer, dan ik my op 't pragtigste hal bevinde. Wanneer anderen luidkeels lachen, en schreuwen van hun vermaak, denk ik dikwyls, waar lachen die menschen om? Wat vermaak hebben zy nu? Voor my, in alle die aardigheden, vind ik den meesten tyd niets dat my treft; onder alle die pleizieren vind ik niets dat my aandoet. Evenwel, zal ik die vrolyke menschen niet voor dwazen aanzien; ik weet te wel dat het met my, en niet met hun, verkeerd gesteld is. Hun vrolyk en aandoenlyk gestel doet hun vele genoegens smaken, daar het myne my van berooft. In plaats van gemelyk tegens hun te worden, om dat zy me schynen zonder reden te lachen, benyd ik hun geluk, en wenschte wel al die bedaarde en ernsthaftige wysheid, die ik my verbeelde te bezitten, voor hunne vrolykheid, hoe onzinnig zy my ook voorkome, te ruilen. Wat kan men meer zyn dan gelukkig? En het geluk hangt af van de menigte der vermaken die men geniet. Vermaken, t is waar, geniet ik. Ik ben gevoelig voor de zedelyke vermaken. Beminnen en bemind te worden, wel te doen, en my de vreugde voortestellen,

[pagina 403]
[p. 403]

die hy gevoelen moet aan wien ik ene weldaad bewezen heb, zyn dingen die my aangenaam zyn. Een goed boek, ene fraije gedagte, strelen mynen geest. Dit zyn vermaken, die ik dagelyks neme, en die my de eenzaamheid doen zoeken, en verkiezen boven de gezelschappen. In de eenzaamheid vervee! ik my zelden, doch meest altyd by de menschen. ‘Een zot, zegt de schryver, dien ik heb aangehaald, een zot denkt, dat een man van verstand, die eenzaam leeft, zig verveelt.’ De zot bedriegt zig. Maar met dit alles, had ik de vrolykheid van den zot, myne vermaken zouden veel menigvuldiger, veel levendiger zyn. Gelukkig is de man, dien een bal, dien een laf gesnap, dien het dagelyksch nieuws, vermaken kan. Hy kan ligtelyk zig die genoegens verzorgen. Ik, integendeel, heb maar zelden vermaak. Zulke gedagten, die my treffen, ontmoet men niet op ieder blad, in elk boek. En de gezelschappen, ik herhaal het, hebben gemeenlyk voor my niets anders dan verdriet. Ook bemerk ik genoeg, dat ik in de gezelschappen niet gezien ben, vooral ben ik ongeschikt voor de verkering der Vrouwen. Dit, begryp ik, kan ook niet anders wezen. Het is onmoogelyk, dat een man, die zig in een gezelschap verveelt, anderen vermaken zoude. En hoe kan een droge suffaard de schone sexe vervrolyken, daar hy geen smaak vindt in hare grootste vermaken, en dezelven veeltyds als kinderagtig by zig zelven aanziet. Op deze wys ben ik verstoken van een der grootste vermaken des levens, dat der zamenleving. En dit kwaad brengt weder een ander voort. Men kan, zonder vrienden en begunstigers, in de wereld niet ver komen. Nu, vrienden en begunstigers moet men zig door zynen aangenamen omgang verwerven. Ook dit maakt my myne koele en droefgeestige gesteldheid onmogelyk. Zulk ene gesteldheid, zegt men, is geschikt om grote denkbeelden voort te brengen. Ik gelove van ja, maar het blyft gemeenlyk by denkbeelden. Om werkzaam te zyn, en iets aantevatten, moet men ene zekere maat van vuur en leven bezitten, dat ons voortdryft, en de ogen sluit voor al het hachlyke en onzekere dat 'er in den uitslag steekt. Daarenboven komt men met myne gesteldheid zelden in de omstandigheden, van iets groots te kunnen verrigten.

Gy ziet, Myne Heren, dat ik deze myne gesteldheid aanzie als enen groten hinderpaal van myn geluk. Dus heb ik gedagt, of 'er geen middel zyn zoude om dezelve te verbeteren. Onze lugtsgesteldheid gesteldheid, denk ik, doet 'er veel toe; maar de levenswys niet minder. De koude en vogtigheid onzer lugt verdikt het bloed. Ook zyn de noordsche volken veel koelder en droefgeestiger dan de zuidelyker, gelyk de Franschen, de Italianen en Grieken; ten zy de levenswys der laatsten hierin ene verandering veroorzaakt, zo als dit ten opzigt der Turken plaats heeft, die, in 't midden der levendige Grieken, het peinsagtigste en droefgeestigste volk van den aardbodem zyn. De spyzen zyn het ook voornamelyk, waardoor onze gesteldheid bepaald wordt. Ik hebbe al gedagt, van op

[pagina 404]
[p. 404]

zyn Fransch, alleenlyk ligt verterende spyzen te gebruiken. Zeker, myn gestel luistert veel naar het voedsel dat ik neem. Een halve vle ch Champagne wyn brengt een vuur en leven in myne aderen. Altyd met een halven knip te lopen, kan niet gaan. Maar, als ik my gewennen kon aan lugtig eten, zoude ik zekerlyk vrolyker en levendiger wezen. Doch dan miste ik, zo lang ik onder de kuur was, een myner grootste vermaken, dat van smakelyk te eten. Ik ben enigsins een Epikurist; de vermaken der zinnen zyn my het allerkragtigst. Die op te offeren, om een vermaak te kopen, dat my misschien evenwel ontgaan zou, is iets daar ik nog niet toe kan besluiten. Gedurige gezelschappen te hebben. zou nog een ander middel wezen; maar dat middel kost mynen smaak zo veel, en is my zo sterk tegen, dat ik 'er niet toe komen kan van het te gebruiken. Dus geef ik byna de hoop op, van myn gestel, en gevolglyk myne vatbaarheid voor 't geluk, te verbeteren. Ik moet dan blyven zo als ik ben. Bedroefde troost! Maar wat gedaan? Weet gy enig ander middel, dan die welken ik opgenoemd, doch onbruikbaar gevonden hebbe, zo zult gy, my dat bekend makende, hem zeer verpligten, die zig noemt,

 

myne heeren,

 

UE. dienstwillige Dienaar,

 

morosus,

 

o.o.

 

Verandering van Lugt zal Morosus niet baaten, hy zal dat gestel overal mede draagen. Hy blyve des in zyne woonplaatze, onder zyne Bekenden, die, zyn humeur kennende, nog al meer inschiklykheid voor hem zullen hebben dan Vreemden. Hy moet zig geen bepaald Dieet voorschryven, dit zal hem eer gemelyker maaken, dan verbeteren. Laat hy, zig wagtende voor buitenspoorigheden, eene ordentelyke Tafel houden. Gezelschappen te vermyden, zou zyne gemelykheid doen toeneemen: hy verkeere onder menschen van smaak, die op eene verstandige wyze vrolyk leeven, zo goed en zo kwaad als hy kan; trapswyze zal hy er nog wel wat van overneemen. Voorts eerbiedige hy de wegen der Voorzienigheid, en draage zyn lot geduldig; veelligt zou hy, daar hy tog eenigzins een Epikurist is, met een gunstiger gestel voor zyn beoogd geluk, inderdaad volstrekt ongelukkig worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken