Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780 (1780)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.35 MB)

Scans (40.28 MB)

XML (3.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Natuurlyke historie van den gerstvogel.

(Volgens den Heer de montbeillard, Medeschryver van den Heer de buffon.)

 

De Gerstvogel, by aristoteles χυχϱαμος, in 't Latyn Cenchramus, in 't Italiaansch Strillozzo, in 't Hoogduitsch Gerst-hammer, in 't Engelsch Bunting, in 't Zweedsch Korn-laerka, in 't Noorweegsch Knotter, in 't Fransch Proijer geheeten, is een Trekvogel, die vroeg in 't voorjaar, overkomt; 't verwondert my, dat ze hem den naam van den Geelgors der Velden niet gegeeven hebben: dewyl hy in 't schoone Saisoen dezelve niet verlaat. Hy maakt zyn nest in de gerst- en haverlanden, zelden vlak op den grond neder; doch drie of vier duimen daar

[pagina 550]
[p. 550]

boven, in het digtste gewas, sterk genoeg om dat gebouw te draagen.

Het Wyfje legt vier, vyf, en zomtyds zes, eitjes; zo lang het broedt, verschaft het Mannetje voedzel, en, zich op den buitenkant eens booms nederzettende, herhaalt het, zonder ophouden, het onaangenaam geschreeuw, tri, tri, tri, tiritz, dit duurt tot de maand Augustus: dit gezang is veel schielyker en korter dan dat van den Geelgors.

Men heeft opgemerkt, dat de Gerstvogel, zich van de grond opbeurende, om op een tak te gaan zitten, de Pooten laat hangen, en dat zyne Vleugels, in stede van zich geregeld te beweegen, een trillende beweeging hebben, den Vogelen in den paartyd eigen. Op andere tyden, by voorbeeld in den Herfst, vliegt hy zeer wel, zeer vaardig, en zelfs vry hoog.

De Jongen verlaaten het nest veel vroeger dan zy kunnen vliegen; zy scheppen vermaak in door het gewas heen te huppelen; en het schynt dat de Vader en Moeder het nest zo digt by den grond maaken, om den Kinderen dit genoegen te geeven, 't welk denzelven niet zelden op 't leeven te staan komt, daar zy den Jagthonden tot een lekker beetje dienen. Voorts blyven de Vader en Moeder een waakzaam oog op hun houden, en verschaffen hun voedzel, tot zy in staat zyn om op eigen wieken te dryven: doch dikwyls is hun zorg overboodig; want, wanneer men het nest nadert, ontdekken zy de plaats waar men het te zoeken hebbe; met eene houding, die de uiterste ongerustheid aanduit, daar boven zweevende.

Wanneer het kleine gezin is opgewassen, vallen zy, met groote benden, in de velden, waar de graanen, die 't laatst ingezameld worden, groeijen. Zy vertrekken een weinig laater dan de Zwaluwen, en het gebeurt zeldzaam dat 'er eenigen den winter overblyven: gesner heeft 'er nogthans een in dat jaargetyde gekreegen.

De Gerstvogel vliegt niet van tak op tak; maar zet zich neder op een der hoogste en loshangende takken, 't zy van een boom, 't zy van kreupelhout, en hy zit niet, of hy vangt aan met zingen, houdt zich uuren lang op dezelfde plaats, herhaalende het verveelend tri, tri; eindelyk wegvliegende, knarst hy met den bek.

Het Wyfje zingt mede, wanneer het de Jongen niet

[pagina 551]
[p. 551]

langer te bezorgen heeft, doch niet, dan op een boom gezeten, en wanneer de Zon op 't hoogst of niet verre van daar is: het zwygt voorts den geheelen dag, en doet wel: want het slaat geen aangenaamer geluid dan het Mannetje; het is een weinig kleinder, en heeft bykans dezelfde Pluimadie.

De Gerstvogels leeven van klein graan en wormpjes, die zy in de velden en weiden vinden. Deeze Vogels zyn door geheel Europa verspreid, of liever, zy bezoeken geheel Europa, op hunne omzwervende reistochten. Olina beweert, dat ze te Rome, en daar omstreeks, in de grootste menigte voorkomen. De Vogelaars bewaaren ze in kouwtjes, om in den Herfst tot Lokvogels te dienen; dewyl zy veelerhande kleine Vogeltjes weeten te lokken. De Kouwtjes, waar in men ze bewaart, zyn laag en zonder stokjes: buiten twyfel, omdat men, by bevinding, weet, dat ze niet geneegen zyn op die wyze te rusten.

Op den Kop en het Lyf heeft de Gerstvogel eene mengeling van bruin en rood: den hals en oogkringen zyn helder rood; de Borst en 't geheele onderlyf is bleek geel, met bruine vlekjes op de borst en de zyden: de bovenste dekveeren der Vleugelen en de Vleugelpennen zelve, als mede die van den Staart; zyn bruin, met een min of meer helder rood geboord; de Bek en de Pooten zyn donker graauw.

Het Wyfje is aan den Stuit graauw, naar 't rosse trekkende, zonder eenige vlekken; de Bovendekveeren van den Staart zyn van dezelfde kleur, met witte randen geboord; en, over 't algemeen, zyn de Veeren, de Staart en Vleugelpennen met heldere kleuren aan de randen. - De Bek deezer Vogelen is van eene opmerkenswaardige gedaante; de boven en onderkant zyn beide beweegbaar, gelyk in de Ortolaanen; de randen sluiten in elkander, gelyk by de Geelgorssen; dan het boven en onderstuk komt niet in een rechte lyn, maar met een hoek zamen: elke kant van den beneden kaak heeft, op een derde van de langte, een' stompen uitsteekenden hoek, die ontvangen wordt in een holte van den bovenkaak, welke daar aan beantwoordt: deeze bovenkaak is, naar evenredigheid, zwaarder en breeder dan by meest alle andere Vogelen. De langte van den Gerstvogel is zeven en een half duim.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken