Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790 (1790)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.13 MB)

Scans (40.13 MB)

XML (3.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790

(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Bundel van Godgeleerde, Wijsgeerige en Zedenkundige Mengelingen. Eerste Stuk. Te Haarlem, by Plaat en Loosjes, 1790. Behalven het Voorbericht, 112 bladz. in gr. octavo.

Met de afgifte van dit eerste Stuk maekt men een aenvang van 't voordragen ener verzamelinge van Verhandelingen, ter verlichtinge van het verstand, ter verbeteringe van het hart, en ter bevorderinge van ware gelukzaligheid. By ene gunstige ontvangst zal deze verzameling voortgang hebben; en men stelt zich voor, jaarlyks, ten minsten vier Stukjes af te geven; ter welker volvoeringe de Uitgevers de behulpzame hand van des bekwamen heuschlyk verzoeken. - Het thans afgegeven Stuk levert een gunstig vooruitzicht, zo ten aenzien der gekoozene onderwerpen, als ten opzichte van derzelver behandeling; beantwoordende het eene en het andere zeer wel aen 't opgemelde beöogde.

By manier van Inleiding wordt onze aendacht hier, in de eerste plaetze, gevestigd op het vooroordeel aengaende de oudheid en nieuwheid van een gevoelen, ter beöordee-

[pagina 57]
[p. 57]

linge der gronden, waerop het zelve, tot het begunstigen van het oude of nieuwe, steunt; mitsgaders ter overweginge van 't geen ons de voorzichtigheid leert, hieromtrent gade te slaen. - Voorts levert men ons een vrymoedig onderzoek over de voorbeeldige Godgeleerdheid; in 't welke deszelfs Opsteller, na enige voorafgaende aenmerkingen nopens dit onderwerp, zich, volgens zyn byzonder doelwit, bepaelt tot deze vraeg. ‘Worden 'er zoodanige geschiedenissen en gebruiken in het oude testament gevonden, welken, op eene overtuigende wijze, bewezen kunnen worden, zelfs volgens het oogmerk van God, op den nog aenstaenden Messias gezien te hebben, en bestemd geweest te zijn, om den Israëliten, die voor den Messias leefden, meer of min aengaende hem en deszelfs rijk bekend te maeken?’ - Vooral word deze vraeg met Ja beantwoord; doch onze Schryver veréénigt zich met dezulken, die oordeelen, dat de gronden voor dit toestemmend antwoord niet toereikende zyn, en tracht te toonen, dat ze den vereischten toets niet kunnen doorstaen. - Het denkbeeld dat de levitische gebruiken, zo ze geen voorbeelden van dien aert geweest zyn, voor niets betekenend gehouden moeten worden, ('t welk Gode onwaerdig zoude wezen,) komt hem gansch niet aenneemlyk voor. Bewerende, dat het hoofdoogmerk der mosaische wetgevinge was; ‘de afgoderij te weeren, en den dienst van Jehova, den eenigen waeren God, onder de Israëliten te bevestigen en ongeschonden te bewaeren;’ als mede, ‘dat Moses, bij de instelling van den israëlitischen godsdienst, verscheiden gebruiken van de heidensche volken, en inzonderheid van de Egyptenaren, overgenomen, en in zijnen godsdienst ingevlogten heeft;’ zo leid onze Autheur daer uit, mitsgaders uit de nevensgaende omstandigheden af, dat die verordeningen den Israëliten wel degelijk nuttig waren; en men derhalve niet gedrongen is, 'er eene voorbeeldlyke betekenis aen te hechten. - Wyders is deze Schryver zo ver van ene zinnebeeldige bedoeling van zommigen dier gebruiken te ontkennen, dat hy, integendeel, op door hem bygebragte gronden, veeleer stelle, ‘dat, mooglijk het grootst gedeelte der, door Moses voorgeschreven, gebruiken zinnebeeldig geweest is.’ Dan hieruit kan men, gelyk hy met recht aenmerkt, zonder nader bewys, niets besluiten, tot voorbeelden of beeldlyke voorzeggingen. - Hiermede word dit onderzoek voor tegenwoordig besloo-

[pagina 58]
[p. 58]

ten, en men belooft vervolgens nog te zullen nagaen de byzondere bewyzen, welke zommigen, tot verdediginge van deze en gene voorbeelden, aenvoeren.

In een volgend geschrift word ons onder 't oog gebragt, hoe ene groote reeks van dwalingen en ongerijmde stellingen der eerste Christenen vermoedlyk haren oorsprong verschuldigd zy, aen soortgelyke dwaze Joodsche dweeperyen, die de vroegste kerkleeraers, veelal uit het joodendom afkomstig, van hunne Natie overgenomen hebben. Nasporingen van dien aert, zo met betrekking tot de Joodsche als Heidensche denkwyzen, welke natuurlyk, van de eene en andere zyde, zeer grooten invloed op den denktrant der Christenen hadden, kunnen hare nuttigheid hebben, ter verklaringe veler gevoelens der zogenaemde Oudvaderen, die ons anders te byster zonderling, ja wel eens gansch belachlyk, voorkomen. - Op dit geschrift volgen enige overdenkingen nopens de Opregtheid en het Vooroordeel; dienende om den oplettenden Lezer te wapenen tegen het Vooroordeel, dat zelfs de Opregtheid kan belemmeren; en uit dien hoofde te meerder ter Opregtheid aen te spooren, om de kragt van 't Vooroordeel te overwinnen. Langs dien weg staet hy eerlang te komen tot die geestgesteldheid, welke hier zeer gepast, als het beste blyk van Opregtheid in dit geval, voorgesteld word: ‘dat men, naemlyk, door dezelve, voor overtuiging vatbaar zijnde, altijd bereid is, om zig aen het gezag en de kragt der waerheid te onderwerpen, wanneer deze zig tegen vooroordeelen verklaert, welken langen tijd gekoesterd, algemeen aangenomen, en alzoo, door de gewoonte, geheiligd zijn.’ - Verder leert men ons opmerken, dat men in den Griekschen tekst, 1 Pet. V. 8 niet leest αντιδικος υμων ο διαβολος, gelyk onze gewoone vertaling, uw tegenparty, de duivel, aanduid, maar ο αντιδικος υμων διαβολος, dat is, de tegenparty, uw duivel, 't welk den nadruk van 's Apostels tael in den zamenhang gereeder doet verstaen. - Eindelyk heeft men hier ook nog geplaetst, eene ernstige berisping van ene waerschouwing tegen de kwaedsprekendheid. Men vestigt in dezen het oog, niet zo zeer op de lastertael, waerdoor men haetlykheden van zynen evenmensch verdicht; als wel op die scherpere kwaedsprekendheid, welke men onderscheidenlyk achterklap noemt; waerdoor men, buiten noodzaek, haetlyke onwaerheden, ten nadeele van zynen Naesten, verspreid. Velen, die het eerste, den lastertael,

[pagina 59]
[p. 59]

ten sterkste zullen verfoeien, vinden nogtans maer al te dikwerf genoegen en vermaek, in 't laetste, den achterklap. Zy wanen, terwyl zy 't eerste zorgvuldig schuwen, vry te zyn van kwaedsprekendheid, terwyl ze zich, door achterklappen, aen de allerschadelykste en snoodste kwaedsprekendheid schuldig maken. Om dit denzulken in te prenten, en hen daerdoor het afschuwelyke dier geblankette ondeugd te leeren kennen, tast de Schryver hier de grondstellingen aen, op welke de zodanigen dit hun wangedrag poogen te verontschuldigen. Ze zyn de twee volgenden. - (1.) Ik zeg niets dan de waerheid, en 't geen ieder een weet. - (2.) De ijver voer Gods eer, en de billijke af keer van het kwaed, laten niet toe, dat men, bij het slegte gedrag van anderen, maer aenschouwe en stilzwijge. Door daervan te spreken, wordt men juist geen kwaedspreker. - Het thans afgegeven papier is geschikt ter ontzenuwinge van de eerste verontschuldiging, en een volgend zal dienen om de kragtloosheid van de tweede te toonen; in de hoop dat het een en ander zal strekken, om den nog enigzins opmerkzamen, op ene gevoelige wyze, tegen dat gevaerlyk zelfsbedrog te waerschouwen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken