Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790 (1790)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.13 MB)

Scans (40.13 MB)

XML (3.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790

(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 130]
[p. 130]

Werken van het Dicht- en Letterlievende Genootschap, onder de Spreuk: Studium Scientiarum Genitrix. Eerste Deel, tweede stuk. Te Rotterdam, by G.A. Arrenberg, 1789. In gr. octavo 178 bladz.

Er zyn drie uitmuntende voordeelen, welke men, als de ware doeleinden der maatschappelyke poogingen, in alle Genootschappen, (vooräl die zich met taal- en dichtkunde bezig houden) behoort aan te treffen, namenlyk 1) dat men, door een onderling verbeteren en beschaaven van elkanders dichtstukken, de kundigheden der Leden in het algemeen bevordert. 2) Dat men door het uitloven van pryzen, en het bekroonen van uitmuntende Dichtstukken, den algemeenen yver aanwakkert, en 3) dat men door het uitgeeven van dichtstukken, niet zo zeer de maakers tracht te bevreedigen, maar den Lezer doet zien, dat men, by bekroonde meesterstukken, ook zodanige verzen kan voegen, die, schoon onbekroond, toch waardig zyn, om 'er by geplaatst te worden: en dus in beide gevallen voorbeeldig te werken. Dit laatste, komt ons voor, dikmaals verzuimd te worden; vooral by de Haagsche en Rotterdamsche Dichtgenootschappen.

Dit tweede stuk, met het welk het Eerste Deel voltooid wordt, bevat twee Prysverzen, over hendrik van brederode, Hooft der zaemverbonden edelen, en grondlegger der Nederlandsche vryheid, hebbende de Heeren lambertus van oijen az. en jacob van dyk, de gouden en zilveren Eerepenningen op die stoffe, met roem, bebaald. Met veel vuur en zeggingskragt beschryft laatstgemelde het oogenblik, in het welk bredero, als redder des Vaderlands, verscheen, in de volgende verzen:

 
Filips, een naam met bloed geschreven,
 
Door wien de hel 't gezag bekwam,
 
Vertoonde, in zyn heerschzuchtig leeven,
 
De geestdrift van Rehabeäm.
 
Een wreedäart, die zyn geesselriemen
 
Doorvlocbt met schorptoenen priemen,
 
Voor Nederlands ontbloote lyf,
 
Die, schoon hy God noch godsdienst kende,
 
Zich naar die vygebladen wendde,
 
Tet dekking van zyn snood bedryf.
 
 
 
Een monster, die zyne eer, zyne eeden,
 
Waarop hy 't Landsbestuur ontving,
 
De handgevesten van de Steden,
 
Waar aan der Graaven zegel hing,
 
Vertrapte, voor de keur van Trenten,
 
En, met de hevigste tormenten,
[pagina 131]
[p. 131]
 
In 't hart der onschuld heeft gewroet:
 
Geschiedrol! zwyg van deezen wreeden,
 
De bloote naam van Flips den Tweeden
 
Verwekt een rilling door myn bloed.
 
 
 
Het enkel noemen van Granvelle,
 
Den staatsman van dien bloedbarbaar,
 
Vertoont de list en macht der helle,
 
Tot steun van dien geweldenaar,
 
Die veertien nieuwe bisschopsmyters
 
Op hoofden van geloofsverbyters,
 
Ten smaad der waarheid, heeft gevest,
 
En, door uitheemsche dwangmilitie,
 
Den helschen stoel der Inquisitie
 
Geplaatst in dit Gemeenebest.
 
 
 
Toen vlood de Vryheid met de neering:
 
Het volk, van rust en recht beroofd,
 
Verloor zyn vrye Staatsregeering,
 
Moest bukken voor een eenig hoofd:
 
Men zag Gemeente en Adel dwingen
 
Van wettelooze vreemdelingen;
 
Ja, tot een overwigt van kwaad,
 
Bestuurde een vrouw, met slappe handen,
 
Den teugel van de Nederlanden,
 
Waar toe geen Koning scheen in staat.
 
 
 
De godsdienst, die, met zyden banden,
 
Den sterveling aan God verbindt,
 
Werd, door ontmenschte beulenhanden,
 
Gesleept voor 't opgeraapt bewind.
 
De zieldwang, uit de hel gedonderd,
 
Verkracht het recht, vermoordt en plondert
 
Wie zich verklaart voor deugd en God.
 
Natuur scheen zucht op zucht te slaaken,
 
Op 't zien van 't branden, ledebraaken,
 
Want Neêrland was een moordschavot.
 
 
 
In zulk een' maalstroom van elenden,
 
Dien al wat vluchten kan ontvlucht,
 
En niemand zich tot God mogt wenden,
 
Verhoorde hy het stil gezucht.
 
De traanen, uit onschuldige oogen,
 
Ontroerden 't godlyk mededoogen,
 
En zyn ontfermend ingewand;
 
De Godheid wenkte, een Hemelbode
 
Zeeg neêr, verscheen aan brederode,
 
Den Redder van het Vaderland.
[pagina 132]
[p. 132]

Agter deeze Prysverzen volgt een aantal Mengeldichten, waar onder een Lyk- en Inhuldigingszang raakende de Beschermheeren des Genootschaps. Zou men het den Leezer kwalyk kunnen neemen, wanneer hy dezelve, als meer het Genootschap dan hem raakende, oversloeg? Ook de gewoonte der oude Dichters, welke elkander met Lofdichten begroetten, zo dra zy maar iets in 't licht gegeeven hadden, doch welke tydverspilling zedert eenigen tyd merkelyk is afgenomen; die gewoonte zouden wy thans by geen Genootschap verwagt hebben. Wat moet men denken, wegens het plaatsen van het dichtstuk, getyteld: het Genootschap: Studium Scientiarum genitrix, aan de Jongvrouwen petronella moens en adriana van overstraten; by gelegenheid harer, aan hetzelve opgedragen, Treurspelen, johanna gray, en dolsey en amelia? Geschied die plaatsing enkel om de Opdragt, op eene wellevende wyze, te beantwoorden? Dit had buiten de werken des Genootschaps kunnen geschieden. Of meent het Genootschap, dat hier spreekende wordt ingevoerd, wezenlyk dat die twee Treurspelen [die wy als Treurspellen, verre onder de middenmaatige durven plaatsen, en die dus de verdiensten dier Dames, ten minste die van Juffrouw moens, oneer aandoen] zulke meesterstukken zyn? - Waar zullen byzondere Dichters niet al verzen op mogen maaken, en in hunne verzamelingen uitgeeven, wanneer geheele Genootschappen kunnen goedvinden, om Lofdichten op andere Gedichten, in hunne Werken te plaatsen, en wel op zodanige Gedichten, die hunnen voorgewenden rang niet kunnen beweeren? - Aan gebrek van belangryker onderwerpen, kunnen wy het, na de leezing van het Voorbericht, niet toeschryven: schoon het oogmerk, om jaarlyks gedichten uit te geeven, daar wel eenigen schyn van heeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken