Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790 (1790)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.13 MB)

Scans (40.13 MB)

XML (3.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790

(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 214]
[p. 214]

Iets voor Studenten. Te Utrecht by G.T. van Paddenburg en Zoon, en te Middelburg by P. Gillissen en Zoon, 1790. In gr. octavo, 184 bladz.

Zy, die het glibberige Academiespoor maar eenigzins kennen, bezeffen gereedlyk, dat deugdzaame Ouders hunnen welopgevoeden Zoon, niet zonder eenige angstvalligheid, grootlyks aan zyne eigene bestiering, geduurende den tyd, dien hy op de Academie zal doorbrengen, overlaaten: en men kan 't des niet oneigen achten, dat zy hem door leerzaame lessen en raadgeevingen de behulpzaanie hand bieden. 't Is in dat licht, dat men dit Stukje heeft te beschouwen; het welk deszelfs Opsteller indiervoege ingerigt heeft, dat het, als behelzende iets voor Studenten, denzulken met het hoogste regt aangepreezen moge worden; en alle de zodanigen die eenig opzigt hebben op jonge Lieden, welken voor de Academie geschikt zyn, zullen wel doen met hen te raaden, dat zy den inhoud van dit Geschrift ernstig ter harte neemen. Het behelst twee voorafgaande hartlyke brieven der Ouderen, waarin zy, hoe sterk ook overtuigd van des Jongelings pryswaardige gemoedsgesteldheid, egter niet kunnen nalaaten hunne beschroomdheid te openbaaren. Zulks noopt den Vader, om hem, als 't ware, tot eene handleiding, een zeker opstel, 't welk hy vervaardigd heeft, toe te zenden; waarin hy hem korte en welmeenende raadgeevingen, met opzigt tot de voornaamste omstandigheden, waarin hy zig zal bevinden, mede deelt; met eene trouwhartige vermaaning om 'er zyn gedrag naar te schikken. Op deeze raadgeevingen volgen wyders nog twee welingerigte brieven van den Jongeling, zo aan zynen Vader als Moeder, in welken hy, met eene dankbaare erkentenis voor de dus ver betoonde tederheid, zyne verpligting erkent, en hun tevens de kragtigste verzekering geeft, van zyn ernstig oprecht voorneemen, om aan hunne streelende hoop, zo veel in hem is, te beantwoorden. - Men geeft ons, by de uitgave van dit Stukje, te kennen, dat het zelve veelligt van een tweede, en mogelyk nog wel door een derde gevolgd zal worden, 't welk wy met verlangen te gemoet zien; als oordeelende dat de beoogde wyze van uitvoering, zo als wy uit den inhoud opmaaken, haare nuttigheid kan hebben.

De hier medegedeelde raadgeevingen gaan, na eene algemeene aanmerking over het gevaar aan 't welke de Academische Jeugd veelal is bloot gesteld, byzonder over het gewigt des Academischen levens, de Studien, de Tydsverdeeling, de Vermaaken en Uitspanningen, de Gezelschappen, en hoe men zig in dezelten behoort te gedraugen. den omgang met bejaarde Lieden, den omgang met het Vrouwlyke Geslacht, de Liefde, den omgang met Studenten en de Academische Vriendschap, het waare en valsche denkbeeld van eer, en de tweegevegten, mitsgaders over de Muzyk, het Teke-

[pagina 215]
[p. 215]

nen, het Schilderen, de Poëzy, en het Leezen in uuren van uitspanning; welk alles ten laatste beslooten wordt, met eene vuurige aanpryzing van den Godsdienst, en steeds uit Godsdienstige beginzelen te werken. - Men kan, uit den aart der genoemde onderwerpen, gereedlyk nagaan, dat veelen derzelven, schoon ze hier elgenlyk met betrekking tot het Academische leeven beschouwd worden, zodanigen zyn, die insgelyks in andere betrekkingen plaats hebben, des de lessen daaromtrent ook in andere omstandigheden voor jonge Lieden dienstig kunnen zyn. Van dien natuur zyn, onder veele anderen, des Autheurs ernstige waarschouwingen, tegen de al te groote intimiteit tusschen twee persoonen van beiderleie kunne, die men, maar al te dikwils, als zo zuiver sentimenteel beschouwt, dat men denke geen gevaar te loopen, met zig 'er in toe te geeven; waartegen hy oordeelt, dat men wel degelyk op zyne hoede behoort te zyn.

‘Waan niet, (zegt hy,) dat er op deeze ondermaansche Waereld, tusschen de beide Sexen, eene zogenaamde onstoffelijke Vriendschap kan plaats grijpen, welke niet vroeg of laat in liefde verandert; zeker althans, niets is voor jonge, tedere, gevoelige harten (uit welk een oogpunt men de zaak dan ook beschouwen moge) gevaarlijker dan zulk eene gewaande Vriendschap; want gesteld eens, dat zulk eene Vriendschap van beide zijden met de zuiverste gevoelens en oogmerken eenen aanvang neemt, zijt gij dan zeker genoeg van uw hart, om u te overtuigen, dat geen tederer gevoelens veelligt vroeg of laat in het zelve zullen binnen sluipen, en hebt gij vertrouwen genoeg op uwe deugd, om verzekerd te zijn, dat gij veelligt, in een zwak oogenblik, niet tegen derzelver voorschriften zoud kunnen handelen? Of is het u met zekerheid bekend, dat uwe Vriendin dezelfde sterkte van geest bezit, met welke gij zelve waant begaafd te weezen, en dat zij, door haare zwakheid, haare tedere gevoelens verraadende, uwe deugd daardoor niet aan het wankelen zal brengen. Doch gesteld al eens, dat het mogelijk ware verzekerd te zijn, dat men de striktste wetten der eerbaarheid nooit overschreeden zal, tot welke gevaaren en onheilen kan zulk eene Vriendschap desniettegenstaande echter geen aanleiding geeven?’ - Hier onderstelt de Autheur, in de eerste plaats, dat men ter wederzyde ligtlyk den goeden naam zal verliezen; en buiten staat gesteld worden, om een gelukkig huwelyk te doen; als mede dat zulk eene intieme verkeering, voor al het Meisje, in gevaar stelt van door anderen niet aangezogt te zullen worden, het welk haar van eene anders goede party versteeken kan doen blyven. - Dan dit is 't niet alleen -

‘Voeg,’ (vervolgt hy,) ‘Voeg daar bij, dat het voor weldenkende jonge Lieden, na dat zij zulk een waare Vriendschap (zij mooge dan zo zuiver en onvermengd zijn als men zig maar kan verbeelden) voor elkander gehad hebben, al zeer moeilijk, zo niet onmogelijk is, om ooit, wanneer zij daarna met een ander getrouwd zijn, in den Echt dat geluk en genoegen te smaa-

[pagina 216]
[p. 216]

ken, het welk zij zig anders hadden kunnen belooven: want verondersteld, dat die voorige vriendschap waarlijk op de beste gronden van verdiende hoogagting en eerbied gevestigd is geweest, hoe ligt kan het dan niet gebeuren, dat men, in zommige gevallen en gelegendheden, vergelijkingen gaat maaken, tusschen zijnen Echtgenoot of Echtgenoote, en zijn voormahgen Vriend of Vriendin, en dat men, zelfs tegen zijn wil, zig met die rustverstoorende gedagte, bezield voelt: - Ik zoude mogelijk met mijn voorigen Vriend of Vriendin gelukkiger geweest zijn in een Echt, dan met mijnen tegenwoordigen Echtgenoot of Echtgenoote. Dit alleen is immer genoeg om het huislijk geluk, voor altoos en onberstelbaar, te ondermijnen. Immers onze gedagten hebben eenen onmiddelijken invloed op onze daaden, en hoe zeer men het ook zou tragten te verbergen, zoude het egter kunnen gebeuren, dat die geene, aan welke men verbonden is, het geheim eindelijk ontdekte; en dan, dan had men niet alleen zijn eigen geluk, maar ook dat eener ongelukkige wederhelft, voor altoos vernietigd. - Nog erger zoude het zijn kunnen. wanneer men in dezelsde plaats, waar zig de voorige Vriendin bevond, woonagtig was. Men zoude in alle geval, zo men pligtmaatig wilde handelen, de voorige gemeerzaamheid af moeten breeken, en dit immers zou altoos veel moeite kosten: deed men het niet, men zoude welhaast zijn goeden naam en dien zijner Vriendin in den grond helpen, en, niet zonder eenigen grond van reden, den naarijver zijner Echtgenoote, of van den Echtgenoot zijner Vriendin, gaande maaken; en was men dan waarlijk met die ongelukkige gedagten, waarvan ik zo even gesprooken hebbe, bezield, dan zeker zou men zig in allen deele in een allerongelukkigste omstandigheid bevinden, die de schroomelijkste gevolgen zoude kunnen na zig sleepen. - Stel eindelijk het geval, dat de Vriendschap, (want voor het tegendeel kan men tog nooit genoegzaam instaan,) - dat de Vriendschap aan den eenen kant of aan weerzijden vroeg of laat in liefde veranderde, doch dat men zich echter sterk bevond, om alle de verzoekingen door te staan; welke zouden 'er dan evenwel de gevolgen niet van kunnen zijn, wanneer gij en uwe Vriendin beide u in die omstandigheden bevond, van nooit eene Echtverbintenis te kunnen aangaan, zonder elkander ongelukkig te maaken. Aan den eenen kant zoudt gij dan uwe Vriendin buiten staat stellen, (zo gij in haar eene liefde verwekt had, die zig zo ligt niet laat uitrooien, zo zij op goede gronden gevestigd is, te meer, om dat 'er bij jonge Lieden tog altoos min of meer Romaneskerie onder loopt,) van ooit met een ander gelukkig te kunnen zijn; daar gij aan uw kant immers in het zelfde geval zoudt zijn: of zo gij al wat meer meester waart over uwe reden, echter, daar gij een eerlijk hart hebt, nooit zoud kunnen besluiten, een Meisje, dat door u ongelukkig geworden was, wanneer gij zaagt dat zij te zwak was om haare hartstogt te kunnen overwinnen, geheel en al te verlaaten; en gij dus uwe dagen van weerzijden, in het zugten over het gemis van en het wenschen

[pagina 217]
[p. 217]

naar een geluk, dat gij nooit zoud kunnen verkrijgen, zoud moeten slijten. - Gij kunt u dan niet te zorgvuldig wagten voor eene al te fijn gesponnen vriendschaps verbintenis met een meisje, die gij weet dat nooit, of die gij zelfs maar niet weet of zij ooit uwe Echtgenoote worden kan. - Dat gij, om zeer goede en wijze redenen, insgelijks een al te groote vriendschap met gehuwde Vrouwen, die nog in de jaaren zijn om van zig te kunnen doen spreeken, vermijden moet, kunt gij nu genoegzaam begrijpen; dit zal ik dierhalven niet nader behoeven te betoogen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken