Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790 (1790)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.13 MB)

Scans (40.13 MB)

XML (3.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790

(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Verhandelingen van het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. VIde Deel. Te Utrecht, by de Wed. S. de Waal en Zoon, 1789. In gr. octavo, 796 bladz.

Dit Boekdeel behelst drie Antwoorden of liever Verhandelingen, over de door het Genootschap opgegeeven Prysvraagen, ‘welke is de aart van den Kinkhoest! Waar heeft hy zyn bepaalde zitplaats? Welke zyn deszelfs oorzaaken? Welke zyn de kentekenen? Welke zyne toevallen en gevolgen? Op welke gronden steunt zyne voorzegging? Krygt men dien meer dan eens? Is hy besmettelyk of niet? Zo ja: op welke wyze zoude men die besmetting kunnen voorkomen? Welke is de geschikste wyze om denzelven te geneezen?’ Welke door even zo veele zeer geleerde en der zaak kundige Heeren ingeleverd zyn, te weeten de eerste door den Heer j. veirac. Med. Doct. & c. te Rotterdam; de tweede door wylen den Heere jac. thiensius van de wynpersse, Med. Doct. te Leyden, dewelke, door een te vroegtydige dood der geleerde waereld ontrukt, het genoegen niet heeft kunnen smaaken van deezen zynen arbeid beloond te zien; de derde door den Heer abr. jac. s'grauwen, Med. Doct. &c. te Zierikzee. Waar van de eerste de gouden Medaille waardig geoordeeld is; zynde aan de tweede een zilveren als een accessit toegeweezen, en de derde, om dat zy door ziekte des Schryvers en andere omstandigheden te laat ingekomen was, om na den gestelden eereprys te kunnen dingen, echter om derzelver byzondere verdiensten, met een zilveren Medaille, van een accessit onderscheiden, vereerd geworden.

De voorgestelde Prysvraag een elftal Vraagen in zich bevattende, zyn dezelve alle volgens die order, in welke zy opgegeeven waren, door alle drie de Heeren Schryvers beantwoord, en wel over het algemeen vry gelyk aan elkan-

[pagina 590]
[p. 590]

der, schoon de een veel uitgebreider dan de andere, waar in vooral de Heer Veirac uitgemunt heeft, zonder in hunne gevoelens veel vaneen te wyken. Een aanmerkelyk verschil van oordeel tusschen de eerste en de twee laatsten worden evenwel gevonden in de beantwoording van dat gedeelte der Prysvraag, welke is de bepaalde zitplaats van de Kinkhoest? De Heer Veirac is van gevoelen, dat zy te vinden is in ‘de verlenging des Opperhuids, welke het strottenhoofd, de luchtpyp en haare takken, tot hun uiteinden, als mede het keelgat inwendig bekleed, bepaaldelyk de klieren aldaar te vinden, en de slym, die door dezelve word afgescheiden.’ Om welke stelling te beweeren zyn Ed. eene vry uitgebreide Ontleed- en Natuurkundige beschryving van alle die deelen, met eenige daar ingevlogten Aanmerkingen en Waarneemingen laat volgen. De Heer van de Wynpersse is daar en tegen van oordeel dat de zitplaats deezer ziekte in de maag moet gezogt worden, en voert, om zyn gezegde te staaven, een aantal wel uitgekooze en grondige bewysredenen daartoe aan; terwyl de Heer s' Graeuwen zich wel niet stellig voor een dier twee gevoelens verklaart, maar echter voor het waarschynlykst houd, dat de zitplaats van deezen hoest in de maag te vinden is; ‘ofschoon (voegt Hy 'er by) derzelver ziekte-stoffe haare nadeelige uitwerking ook op de borst, vooral op de longen, de luchtpyp en derzelver takken uitoeffenen, en gemelde deelen, by de aanvallen van deezen hoest, wel het meeste te lyden hebben.’ Dog zyn Ed. behandelt dit gedeelte slegts als in het voorbygaan, zonder de vereischt wordende bewyzen daar toe by te brengen.

Wy voor ons stemmen met de twee laatstgemelde denkwyzen in dit opzicht volkomen overeen, en zouden by de reeds door den Heer van de Wynpersse aangehaalde bewysredenen (zo anders dit Maandwerkje hier toe geschikt was,) nog meer andere kunnen bybrengen.

In verdere byzonderheden kunnen wy ons niet inlaaten, alleen moeten wy onze gedagten over dit Werk in het algemeen nog te kennen geeven, en die bestaan hier in.

Deeze hardnekkige en dikwerf miskende ziekte word, met alles wat daar toe behoort, in deeze Verhandelingen zo uitvoerig, duidelyk en na waarheid beschreeven, dat niemand, met eenigen schyn van rede, daar over iets meerder zal kunnen verlangen. 'Er is evenwel een maar by, en die is deeze:

[pagina 591]
[p. 591]

Welke Geneesheer, die zyn ambt verstaat en oeffent, zal tyds en gedulds genoeg hebben, om dit zo zeer uitgebreide boekdeel met oplettendheid door te leezén? Is er voor deskundigen (want voor onkundigen zal het tog wel niet geschreven zyn:) is er voor de eersten niet veel, - zeer veel, in te vinden, dat er zonder een aanmerkelyk nadeel in de behandeling van het onderwerp, gevoegelyk had kunnen uitgelaaten zyn, en het geen nu al vry wat bladzyden beslaat? Veroorzaakt dit dan niet, dat het geheele stuk veel minder zal geleezen worden, en dus aan het loffelyk oogmerk van het Genootschap geheel niet beantwoord word? Wy voor ons vreezen daar zeer voor, en oordeelen maar al te veel redenen hier toe te hebben. Om zulks in 't vervolg te vermyden en dus meerder nut aan het algemeen belang toe te brengen, zouden de Schryvers, naar ons inzien, zeer wel doen, indien zy de meer beknopte en echter duidelyke schryfstyl en behandeling van den overledenen Heer van de Wynpersse, wiens Verhandeling hier de tweede uitmaakt, goedvonden na te volgen. Of anders zouden die Heeren, welke eene zo belangryke Prysvraage voorstellen, zeer wel doen, wanneer zy die geenen, welke na den Eereprys verkoozen te dingen, eene behoorlyke bepaaling van de uitgestrektheid hunner antwoorden voorschreeven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken