Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791 (1791)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.23 MB)

Scans (37.49 MB)

XML (3.33 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791

(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het liquor stipticus looffii, als een uitmuntend bloedstelpend geneesmiddel tegen alle soorten van bloedstortingen en onregelmaatige bloedvloeijingen, bekend gemaakt, aangepreezen en met eenige gewigtige waarneemingen bevestigd, in een brief aan de schryvers der Alg. Vad. Lett. voor 1791,
door Andreas Julius Augustus Looff, Med. Doctor te Rotterdam.

wel edele heeren!

 

Daar myne, op nieuws herhaalde bekendmaaking, van het wel eenvoudig, maar echter allernuttigst Middel tegen de gevolgen van den Dollen-Hondsbeet, een plaats in uw nuttig Tydschrift vergund is, en veele over deeze myne ten algemeenen nutte aangewende pooging hun genoegen aan my hebben doen blyken, zo ben ik daardoor aangespoord, om ook deeze aan UEd. te zenden, in verwachting, dat daar dezelve niet minder wichtig voor het

[pagina 416]
[p. 416]

Menschdom is, dezelve eene plaats in UEdl. geacht Maandwerk zal mogen beslaan.

Even gelyk ik met de bekendmaaking van het Middel tegen de gevolgen des Dollen-Hondsbeets gehandeld hebbeGa naar voetnoot(*), zo is thans myn doelwit, om, door eenige gewigtige eigene Waarneemingen, de heilzaame uitwerkingen van het Liquor Stipticus te doen zien, om daardoor, ware het mogelyk, deszelfs gebruik en nut algemeener bekend te doen worden.

Het zoude overtollig zyn de bereiding van dit bloedstelpend Middel weder bekend te maaken, daar zulks door wylen mynen Vader, in het Jaar 1773, reeds geschied isGa naar voetnoot(†), en zelfs ten tweedenmaale herhaald, in de Verhandelingen van het Geneeskundig Genootschap Servandis CivibusGa naar voetnoot(§). Het zal echter niet geheel onnut zyn, schoon ik hier de bereiding van het Middel niet aanwyze, evenwel toch iets van deszelfs hoedanigheden te zeggen: zie hier wat 'er bladz. 29 in het Donum Chemicum van gezegd word. ‘Dit Vogt is van eene aangenaame geele coleur, gelykende naar het in Koningswater opgeloste Goud, eenigzins zwaar en van dikte als een dunne Oly; stilstaande laat het een geel bezinkzel vallen, en is zonder eenige reuk, doch heeft het eene inktächtige smaak, is geweldig stroef en zamentrekkende op de tong; maar het geringste deel daarvan eene opene Wonde aanraakende, geeft daaraan het gevoel van een gloeijend yzer, hoewel zulks zeer rasch voorby gaat: meerdere druppen echter, met twee of drie oncen zuiver Water verdund, en gedronken, veroorzaaken de Maag geene moeijelykheid; dezelve in drie à vier oncen heet Regenwater gedaan, verwen het zelve sterk met een geele coleur, maar in een aftrekzel van drooge Kruiden gedrupt, word eene ongeloofelyke hoeveelheid daardoor zwart geverwd.’

[pagina 417]
[p. 417]

Ik gaa dan over ter beschryving van het gebruik en de uitwerking van het Middel zelve.

I. Waarneeming.

In Open Wonden.

In den Zomer van het Jaar 1762 of 1763, werkte aan myn Ouders Huis een Timmerman, Jan van Peer, zynde van een welgespierd en bloedryk gestel, oud 35 jaaren, en kreeg toen het ongeluk, van met een scherpe Bytel zich een zwaare Wonde in de Muis der Linkerhand toe te brengen, de bloedstorting was daardoor zoo geweldig, dat de Man byna in flaauwte viel; eenige druppen van het Liquor Stipticus, door myn Vader op de Wonde geappliceerd, veroorzaakten wel voor een oogenblik een brandende pyn, maar het Bloed stolde teffens oogenbliklyk, formeerde een korst, die, vervolgens met schoon linnen verbonden zynde, binnen kort volkomen genas.

II. Waarneeming.

Den 23sten Juny 1783, wierd ik geraadpleegd over de Huisvrouw van Gerrit van Dyk, die een ongemak in de Borst had; ik bevond haar zeer zwak, teder van gestel, oud zeven en zestig jaaren; de Borst was bezet met een Scirrus of kankerachtige hardigheid, ter grootte van een vuist; onder de Tepel waren drie à vier kleine openingen, waaruit by aanhoudenheid eenige wanriekende Etter vloeide, waarby zy zomtyds meer of min steekende en brandende pyn gevoelde. Daar ik deeze Scirrus aan alle zyden vast gehegt bevond, oordeelde ik, dat 'er van de afzetting geen goede gevolgen te verwagten waren. De Middelen welke ik haar, schoon niet tot geneezing, maar alleen tot verzagting toediende, voldeeden boven verwachting aan myn oogmerk; want door een sterk resolveerend Vogt zyn de smerten, naa de omstandigheid, aanmerkelyk verzagt geworden.

Door het Alcali volatile fluor, het welk de Heer Martinet als een Middel tegen de Kanker aanpryst, aan te leggen, is de onaangenaame lugt tot aan het einde toe draagelyk gehouden, en ten laatsten zyn, door een dagelyks gebruik van de Pulvis Cort. Peruviani te maaken, de levenskragten zodanig ondersteund, dat zy nog derdehalf jaar daarna heeft geleefd: op den 10den October van het jaar 1783, was zy, door eene hevige bloedstorting uit de Wond der

[pagina 418]
[p. 418]

Borst, in eene zo zwaare flaauwte gevallen, dat men een spoedig einde verwagtte; ik zond haar het volgend mengzel, te weeten, 80 druppen van myn eigen bereid Liquor Stipticus, met tien lepels vol Water verdund, om daarvan, zo lang de Bloeding aanhield, om de vier uur een halve lepelvol, met eene gelyke hoeveelheid Water aangelengd, toe te dienen; na drie à vier reizen daarvan gebruikt te hebben, hield de Bloedstorting geheel en al op, terwyl het overige van het drankje, als gemeld is, gebruikt wierd.

Zeventien dagen daarna was 'er op nieuw eene Bloedstorting, schoon niet zo geweldig als de eerste, ontstaan, waartegens ik het zelfde Middel gaf, en ook het genoegen had, dezelfde uitwerking 'er van te ondervinden. Een gelyke toestand overviel haar vier maanden, en nog eene diergelyke, negen maanden daarna, en telkens was het zelfde Middel van eene even gelukkige uitwerking; van dien tyd af tot aan haar levenseinde, heeft zy het Middel niet weder nodig gehad; zynde, in het laatst van December 1785, door verval van kragten, zagtelyk in den Heere ontslaapen.

III. Waarneeming.

In Neusbloeding.Ga naar voetnoot(*).

Schoon ik van dien aart 'er verscheide konde opgeeven, oordeel ik echter, dat de twee volgende Waarneemingen voldoende zyn zullen.

[pagina 419]
[p. 419]

Den 15den October 1784, by den Heer Abraham Hubert geroepen zynde, bevond ik zyn Ed. sterk uit de Neus bloedende, het welk reeds over de drievierde uurs geduurd had, en zo hevig was, dat het genoegzaam een straal formeerde. Men had reeds vrugteloos eenige gewoone Huismiddelen beproefd; ik gaf den Lyder tien druppels van het Liq. Stipticus met twee lepels Water verdund, in, waarop, na eenige minuten, de bloeding merkelyk bedaarde, doch, na een quartier uurs nog niet geheel opgehouden zynde, deed ik dien Heer nog agt druppen van het zelve met twee lepels Water gebruiken, waarop, binnen den tyd van tien minuten, de Neusbloeding geheel ophield, en ik den Lyder vryheid konde geeven om naar zyn Huis te keeren; evenwel uit hoofde dat zyn Edl. tusschen de 22 en 23 jaar oud, daarby zeer bloedryk en menigmaal aan Neusbloedingen onderhevig geweest was, zo bereidde ik tot voorbehoeding nog het volgend Mengzel: te weeten; 48 druppen Liq. Stipticus en tien lepels vol Water, om 's morgens en 's avonds een lepel vol daarvan te neemen, en hierdoor is die Heer, tot hiertoe, van dit lastig ongemak bevryd gebleeven.

[pagina 420]
[p. 420]

IV. Waarneeming.

De Heer Simon Lans, oud tusschen de 25 en 30 jaaren, zeer gezond en bloedryk van gestel, klaagde my, in de maand October 1785, dat zyn Ed. nu reeds zedert ruim vyf jaaren van tyd tot tyd aan sterke Neusbloedingen onderheevig geweest was, en hier voor reeds diverse Middelen, op raad van Geneeskundigen, doch vrugteloos, gebruikt had; ik heb dien Heer slegts een eenig drankje, uit zestig druppen van dit bloedstelpend Middel en zestien lepels vol Water, gegeeven, om 'er 's morgens en 's avonds een lepel vol van te neemen, door welk eenvoudig Middel zyn Ed. ten vollen hersteld is.

Het is my meermaalen gelukt, om, door een gift van 8 druppen, met Water verdund, in te geeven, een sterk Neusbloeden binnen 3 à 4 minuten te doen ophouden.

In Bloedspuwing.

In dit toeval, het welk ieder Geneesheer met my gereedelyk zal toestemmen, dat meestentyds van zeer gevaarlyke gevolgen is, heb ik bevonden, dat men, by andere gepaste Middelen en voorzorgen te gebruiken, door een of twee herhaalde Aderlaatingen te doen, na dat de toestand der Lyders zulks vordert, door een of twee giften van 8 à 10 druppen van dit Vogt, met Water verdund, in te geeven, het zelve te boven gekoomen is.

V. Waarneeming.

In den Naazomer van het jaar 1778, te Enkhuizen practiseerende, wierd ik geraadpleegd over den toestand van de nu zynde oudste Dogter van den Heer Lucas Pan, alzo haar ouder Zuster, voor eenige maanden, circa 24 jaaren oud, aan eene Longteering overleeden was. Daar zich, by de laatstgemelde, lang te vooren, verschynzelen vertoond hadden, welke zy nu ook by deeze hunne Dogter gewaar wierden, waren zy niet weinig ongerust, en dit vermeerderde noch, door dien 'er verscheidene in die Familie aan deeze Ziekten overleeden waren. Men verlangde dan van my, om, zo het doenlyk was, door gepaste Middelen, haar Edl. voor gevaarlyke gevolgen te behoeden.

Deeze Jonge Juffrouw van byna 21 jaaren, op het oog 'er zeer gezond uitziende, bevond ik dat haar Polsslag boven-

[pagina 421]
[p. 421]

maate snel was, zy klaagde over eene ongewoone inwendige warmte, was eenigen tyd aan een drooge hoest onderhevig geweest, nu en dan kortademig, ligt vermoeid, voornamelyk wanneer zy de trappen opklom; alles verrichtte zy met eene meer dan gewoone drift, daarby was zy zeer aandoenelyk van Zenuwgestel, haar Urin was doorgaans zeer dun, helder en wit als Regenwater. Dit alles overweegende, zo dacht my, dat deeze driftigheid en meer dan gewoone aandoenelykheid, uit een versnelden omloop van het Bloed ontstond, het welk dus oorzaak was, dat de dierlyke geesten spoediger en in eene grotere maate, dan met haar natuurlyk Lichaamsgestel strookte, afgescheiden wierden, en daardoor op haar zintuigelyk gestel (sensorium commune) hunne uitwerking oeffenden; teffens begreep ik, dat het stelzel haarer Bloedvaten in 't algemeen, en dat van haare Longen in 't byzonder, tegens de hevige schuuring niet bestand was, die door de versnelde circulatie des Bloeds veroorzaakt wierd, gelyk ik afleiden konde uit de meer dan gewoone inwendige warmte, moeijelykere ademhaaling en ligte vermoeidheidGa naar voetnoot(*). En dus, wanneer men haar van het te vreezene gevaar bevryden wilde, men allen vlyt aanwenden moest, om, door gepaste Geneesmiddelen en eene wel bestuurden leefregel, het evenwigt tusschen de vaste en vloeibaare deelen te herstellen, ten einde daardoor een regelmaatigen omloop van het Bloed te veroorzaken.

Met dat oogmerk liet ik haar verkoelende Poeiers, uit Campher en Salpeter bestaande, en, om de Vezelen der Vaten

[pagina 422]
[p. 422]

te versterken, alle dagen 2 à 3 Drachmen Poeier van de Kinabast, gebruiken. Omtrend den leefregel verbood ik haar byzonder het gebruiken van veel Zout, Zuur en Speceryen, doch ordineerde, dat zy alle dagen 's morgens, 's middags en 's avonds, telkens vóór de Maaltyd, drie of vier lepels vol grove Gort, in Water gekookt en met wat Suiker, Syroop of Honig zoetgemaakt, moest consumeeren, ten einde daardoor eene gelykmaatige voeding te bezorgen.

Naa haar dus zes weeken lang behandeld te hebben, en zy in allen opzichte beter scheen te zyn, wierd ik 's nagts geroepen, en vond de Lyderes zeer ontsteld, dewyl zy Bloed opgegeeven had; de hoeveelheid daarvan was wel niet zeer groot, doch echter genoegzaam om erger gevolgen te kunnen vreezen.

Dan, op myn Middel vertrouwende, stelde ik haar en haare Familie gerust, en gaf terstond 8 à 10 druppen van myn Liq. Stipticus met twee lepelsvol Water; de Bloedspuwing hield op, en kwam niet wederom, ofschoon ik geen Aderlaating liet doen. Tot voorbehoeding, liet ik haar echter 's morgens en 's avonds een lepelvol van een Mengzel uit 48 druppen Liq. Stipticus en zestien lepels Water gebruiken, en zy heeft het zelve vervolgens niet meer nodig gehad: maar met versterkende Middelen heeft zy nog wel vier à vyf maanden aangehouden, als wanneer ik haar Polsslag geregeld, haare hartstogten gemaatigd, en haare krachten zodanig versterkt, vond, dat ik haar en haare Familie met eene volkomen herstelling geluk konde wenschen.

Ook is zy nu reeds Moeder van twee gezonde Kinderen die zy zelve gezoogd heeft, en alles heeft zich met haar zeer wel geschikt.

Dezelfde uitwerking, welke dit Middel op de Bloedspuwing heeft, oefent het ook uit by de Bloedbraaking; maar om niet te langwylig te zyn, zullen wy overgaan tot de

VI. Waarneeming.

Het Bloedwateren.

Op den 2den February 1785, klaagde my de Heer Mach. Jansen, een Man van omtrend 64 jaaren, zeer gezond en bloedryk, dat hy nu zedert drie dagen zyn Water bezwaarlyk had kunnen maaken, en, dien morgen zulks met veel moeite ontlastende, zeer verschrikt was, doordien hy ruim een halve Waterpot Bloed had geloosd. Hem gerust stellende, gaf ik aan zyn Ed. aanstonds een drankje, uit 40

[pagina 423]
[p. 423]

druppen Liq. Stipticus en twaalf lepels Water bestaande, om daarvan terstond twee lepelsvol en zo lang het Bloedwateren aanhield, om de drie uuren een lepelvol, te neemen. Het Bloedwateren verminderde, maar was evenwel zo hardnekkig, dat het niet voor den derden dag geheel en al ophield: daarby gebruikte de Lyder teffens verzagtende, heelende en versterkende, Poejers.

Den 16den February kwam de Bloedwatering weder te voorschyn, dan het zelfde drankje deed dit toeval ook ras weder ophouden.

Tot voorbehoeding gaf ik zyn Ed. nog een Mengzel, uit 50 druppen van myn Liq. Stipticus en 14 lepels Water, om daarvan 's morgens en 's avonds een lepelvol te neemen, en, na dat dit gebruikt was, bleef het toeval weg. Dan, op den 14den November deszelfden jaars, klaagde de Lyder over zeer groote moeijelykheid in het Watermaaken, zoo dat ik genoodzaakt was hem een afdryvend Middel te geeven, het geen wel van een goed gevolg was; maar drie dagen daarna, kreeg hy weder een ligte aanval van Bloedwateren, 't welk echter door eenige weinige giften van het gewoone Middel weggenomen wierd. Om het zwakke vaatgestel der Nieren te verbeteren, hield hy een geruimen tyd aan met versterkende Middelen te gebruiken, waardoor hy dan ook ten vollen herstelde, en van dit ongemak bevryd bleef tot den 10den Jan. 1789, wanneer onze Lyder een veel heviger aanval van Bloedwateren kreeg dan alle voorgaande, dezelve was ook moeijelyker om te herstellen; evenwel hebben 3 à 4 van voorgemelde drankjes de geheele zaak gelukkig doen afloopenGa naar voetnoot(*).

In Bloedende Takken

heb ik geene eigene gedaane Waarneeming; doch de Autheur van het Middel, myn Vader Zalg., verzekert,

[pagina 424]
[p. 424]

dat, wanneer zoortgelyke Bloedvloeijingen de Natuurkragten te boven gaan, dit Middel met het beste effect kan toegediend worden. Ik gaa dus over, om het uitmuntend nut daarvan, by Bloedstortingen der Lyfmoeder, hoe onmaatig dezelve ook waren, ten duidelyksten aan te toonen.

VII. Waarneeming.

Onregelmaatige Maandstonden.

In de Maand Augustus 1781, bezogt ik de Huisvrouw van de Heer S ..., te Enkhuizen, en bevond haar tenger doch bloedryk van gestel, in de 30 jaaren oud, en reeds zedert zes weeken, zonder tusschenpoozen, dan meer dan min, aan eene vloejing onderheevig, waardoor zy zeer verzwakt was; de Koorts hier by gekomen, en verscheiden zeer nuttige Hulpmiddelen reeds vrugteloos beproefd zynde, was zy zeer kleinmoedig; ik sprak haar nieuwen moed in, gaf haar een Mengzel uit 50 druppen van het Liquor en 12 lepels Water, om aanstonds twee lepels, en vervolgens, tot de vloejing ophield, alle uur een lepelvol te neemen, naa de eerste gift bedaarde de vloejing, en, naa de tweede lepelvol gebruikt te hebben, hield dezelve geheel op, en kwam ook niet weder; het overige van het drankje liet ik 's morgens en 's avonds een lepel van gebruiken, en daar mede was deeze zaak afgedaan. Vervolgens is de Lyderesse door gepaste Middelen van de Koorts bevryd, en tot voorige kragten en gezondheid hersteld; hebbende na dien tyd de Maandelyksche Zuiveringen geregeld en gemaatigd behouden.

VIII. Waarneeming.

Eene andere Vrouw, oud 32 jaaren, had alle 14 dagen de Stonden, en dezelve hielden zomtyds 7 à 8 dagen agtereen aan, op een tyd, dat zy wederom onmaatig vloeide, wierd ik geraadpleegd, en gaf haar een Mixtuur, zo als ik in de voorige Waarneeming gemeld hebbe, waardoor zy ten vollen herstelde, daarna nog gekraamd en gezoogd heeft, enz.

[pagina 425]
[p. 425]

IX. Waarneeming.

By Zwangerheid in gevallen waar men Miskraamen vreest.

In 't Jaar 1774, ontbood men my ten Huize van den Heer Brouerius van der Velden, te Enkhuizen, om my te raadpleegen over deszelss Huisvrouw, circa 30 jaaren oud, gevoelig van Zenuwgestel, vrolyk van humeur, doch wat driftig in haare verrigtingen; zy had nu drie agtereen volgende reizen, in de derde of vierde maand Zwanger zynde, een Miskraam gehad, voorgegaan door eene zwaare Bloedvloejinge; vrugteloos had men daar tegen reeds veele Middelen aangewend, thans vloeide zy wederom, en zelfs vry sterk; nu was de vraag, of men door het Middel van myn Vader, het welk dien Heer door het Donum Chemicum bekend was, de Miskraam zoude kunnen voorkomen? - doch ik antwoordde, dat zulks zeer onzeker was, uit hoofde van de reeds aanweezige vloejing, dat dus, wanneer de Koek reeds voor een aanmerkelyk gedeelte van de Baarmoeder afgezonderd was, zulks onmogelyk zoude zyn; doch dat zy echter gerust konden weezen, dat, indien dus al een Miskraam voorviel, 'er geene zo geweldige stortingen, gelyk te vooren, plaats hadden gehad, noch ook zulk een groot verlies van kragten daarop volgen zoude. Myne voorspelling wierd bewaarheid; na het gebruiken van 12 druppen met 2 lepels Water verdund, hield de Bloedstortinge op; ik gaf haar noch een drankje, zo als in de VII. Waarneeming, en liet haar teffens een sterk Decoctum van den Cortex Peruv. gebruiken, waarop zy den vierden dag een Miskraam onderging, doch zeer gemakkelyk, en byna zonder merkelyk bloedverlies; zoodat zy binnen weinige dagen ten vollen herstelde, ik liet haar echter nog eenigen tyd de versterkende Middelen voortgebruiken. Dezelfde Juffrouw, naderhand wederom Zwanger zynde, wierd ik geroepen, toen de vloejing noch zeer gering was; ik gaf haar van myn voorig drankje 's morgens en 's avonds een lepelvol; laatende daarbv de Kina eenieen tyd gebruiken, waardoor dan alles hersteld wierd, en zy ter behoorlyker tvd van een welgeschapen voldragen Dochter verlost wierd, een gelukkig Kraambedde hield, en verders eene volmaakte gezondheid genoot.

[pagina 426]
[p. 426]

X. Waarneeming.

In eene langduurige en heevige Bloedstortinge tot kort voor de Verlossinge.

Den 7den December 1783, wierd ik geroepen by de hoogzwangere Huisvrouw van Stephanus Janson, laboreerende aan zulk eene geweldige Stortinge, dat men den Dood van Moeder en Vrugt vreesde; men berigtte my, dat zy, vóór ruim zes weeken, met haar Lichaam tegens een Waschtobbe gevallen was, en daarop eene hevige Storting had gekreegen, dat zy zedert dien tyd aanhoudend zodanig gevloeid had, dat 'er herhaalde Flaauwten op gevolgd, en alle daar tegen aangewende Middelen vrugteloos geweest waren; men had, op raad van haaren voorigen Geneesheer en der Vroedvrouw, het Vertrek zeer koud gehouden. Ik vond haar in eene geweldige Stortinge, doodelyk zwak, beevende van koude, alzo men haar een vierdubbelden Doek, in koude Azyn gedoopt, op het Lyf en op de Polsen der Armen gelegd hadde; de Pols was zeer flaauw, maar nogthans geregeld, waaruit ik iets goeds voorspelde. Ik liet terstond die Doeken wegneemen, en, in de plaats derzelve, warme aanleggen, om de levenswarmte op te wekken, en teffens daartoe een maatig vuur aanleggen; twaalf druppen van myn Liquor met twee lepels Water, gebruikt zynde, deeden de Vloejing merkelyk bedaaren; na 10 minuten gaf ik haar nog 5 druppen met een lepelvol Water, waardoor dezelve, weinige minuten daarna, geheel ophield; uit voorzorge liet ik daar nog een Mengzel uit 12 druppen met 4 lepels Water, om, zo het nodig was, om de 2 uuren een lepelvol te geeven. Den volgenden Morgen, om 11 uuren, haar wederziende, vond ik ze reeds in Arbeid, en binnen een half uur verloste zy, in myne tegenwoordigheid, zeer voorspoedig, van een welgeschapen Dochter; zy had slegts 2 lepels van voorzegde drankje nodig gehad: door het gebruik van versterkende Middelen, liep vervolgens alles na wensch af, en de Vrouw leeft thans noch zeer gezond.

XI. Waarneeming.

Van een allergevaarlykste Storting, en daarop gevolgde Miskraam.

Den 13den September 1785, zag ik de Huisvrouw van

[pagina 427]
[p. 427]

den Heer Cornelis Vermeer, welke, nu omtrend 46 jaaren oud, zedert eenige jaaren, de Maandstonden onregelmaatig, sterk en kort op elkander volgende, gehad had, en nu 5 weeken lang, byna zonder tusschenpoozen, geweldig gevloeid had, en vond haar zoo uitgeput van kragten dat zy zich naauwlyks beweegen kon; haar stem was slaauw, haar aangezicht bleek, haare oogen flets, haar Polsslag genoegzaam onmerkbaar, opgetrokken en tusschen beide (intermitteerende) ophoudende. Uit hoofde van alle deeze doodelyke omstandigheden, stond ik zeer in twyffel, of ik haar wel van myn Middel toedienen dorst, alzo zulks, indien het toeval eens doodelyk afliep, daardoor in kleinagting konde geraaken; ziende echter, dat 'er geen ander Middel meer voor haar van dienst kon zyn, gaf ik haar van een drankje, uit 60 druppen en 16 lepels Water bereid, drie lepels in, en ordineerde vervolgens, om de derdehalf uur een lepelvol te neemen, tot dat de Vloejing zoude ophouden; naa een half uur bedaarde dezelve, en, naa noch eens gebruikt te hebben, hield dezelve geheel op: dan 's nagts verhefte zich de Vloejing weder aanmerkelyk, en de Lyderesse was benaauwd; ik vond echter haar gelaat helderder, de spraak verstaanbaarder, de Pols sterker en regelmaatiger zonder tusschenpoozingen, vergezeld van pyn in de Lendenen; uit dit alles voorspelde ik, dat de Natuur, thans meerder kragten gekreegen hebbende, zich van eenige overtollige stoffen poogde te ontdoen, en dat zy gerust konde zyn. Binnen den tyd van 2 uuren ontlastte zy eenige klonten geronnen Bloed, nevens een vleezig Lichaam, naar een Ovulum gelykende, waaruit bleek, dat het een Miskraam was, houdende teffens de Vloejing geheel op: zonder andere, dan alleen versterkende, Middelen te gebruiken, is de Lyderesse volkomen hersteld, en leeft thans noch in een volmaakten welstand.

 

Zie daar, waarde Leezer! eenige gewichtige Geneeskundige Proeven, in onderscheide Waarneemingen door my zelven, met dit uitsteekend Middel, genoomen, en met dat oogmerk bekend gemaakt, om alle onbevooroordeelde Genees- en Heelkundigen, van deszelfs verwonderlyke en alle andere bloedstelpende Middelen in krachten verre te bovengaande vermogens, te overtuigen. Dat deeze Waarneemingen, volgens de waare toedracht der zaake opgesteld zyn, daarvan kan de Leezer verzekerd weezen, en, ter bevestiging daarvan, in myne laatste Waarneeming en

[pagina 428]
[p. 428]

verscheide anderen, op myn verzoek, door de herstelde Lyderen zelve ondertekend. Men kan verder over het groote nut daarvan, in het Donum Chenicum, bladz. 29, 38 en 40, naleezen; dan ik kan niet nalaaten, om hier noch een merkwaardige Brief, (schoon wat verkort) by te voegen, waaruit blykt, dat de Waarneemingen van anderen, met dit Middel, met de myne allezins overeenkomen; dezelve is te vinden, in de Nieuwe Genees-, Natuur- en Huishoudkundige Jaarboeken, IIde Deels 1ste St., of No. VII. bladz. 13.

 

Brief van den Heer Jan Steenhuizen, Mr. Chirurgyn te Buiksloot, aan den Wel Edl. Heer Ph. Joh. Looff, Med. Dr. te Groningen, over het Liquor Stipticus.

 

Schoon ik, op geenerlei wyze, de Eer heb, aan Uw Edl. bekend te zyn, - kan ik niet voorby, (te meer, daar ik in het Vlde Deel der Verhand. van het Genootschap Servandis Civibus, vier Waarneemingen van Uw Edl. geleezen hebbe,) tot staaving der heerlyke uitwerkingen van Uw Edl. Liq. Stipticus, het volgend geval mede te deelen. - Eene Vrouw, ongeveer 41 jaaren oud, wel gevleescht, fleurig, bloozende van gelaat, met één woord, een bloeiende gezondheid genietende, kreeg, tusschen de 3 en 4 Maanden zwanger, door onaangenaame ontmoetingen en hartstochten, een Miskraam. De Vloed was derwyze onmaatig, dat byna al haar Bloed was weggeloopen, en zy hierdoor zo uitgeput van krachten, dat zy, nu en dan flaauwten krygende, men de Dood voor oogen zag. In dit akelig geval, vrugteloos alle andere Middelen beproefd hebbende, nam ik, my het rampspoedig geval van uw eigen Huisvrouw, pap. 34, in het Don. Chemicum beschreeven, herinnerende, myn toevlugt tot Uw Edl. Liq. Stipticus, met dit heuglyk gevolg, dat deeze zwaare Bloedstortinge, na de Lyderes eenmaal zes druppen in een lepel Water gegeeven te hebben, aanmerkelyk verminderd, en andermaal, na een gifte van drie druppen, geheel gecesseerd is. Vervolgens behandelde ik haar met corroboreerende Middelen; ze behield echter een groote en langduurige kwyning, en kreeg de Ledenzugt, (Hydrops Anasarca) waarvan ze eindelyk door gepaste Middelen is hersteld geworden; genietende thans een goede gezondheid, en zynde veel dikker en vetter geworden dan te vooren. - Zie daar, Wel Edl. Heer, een van onze Medemenschen, door Uw Ed. by uitstek Bloedstelpend Middel, gered, &c.

voetnoot(*)
Zie N. Alg. Vad. Lett. V. D. No. 9. bl. 371. Mengelw.
voetnoot(†)
Donum Chemicum, of Verhandeling over de nuttigheid der Scheikunde, &c. door phil. joh. looff, Med. Doctor. Te Groningen by L. Huisingh, 1773. bladz. 25.
voetnoot(§)
Zesde Deel, bladz. 185, waarby deszelfs nut met vier Waarneemingen bevestigd is, dienende dezelve teffens ter waarschuwing, om zich voor alle vervalsching van het zelve te kunnen wachten, dewyl het daaraan gewoonlyk alleen toe te schryven is, wanneer het Hulpmiddel de gewenschre uitwerking niet veroorzaakt.

voetnoot(*)
In zeer groote Wonden, als by afzetting der Ledemaaten, hier omtrend heeft nog de Autheur nog ik, geene gelegenheid gehad met dit Vogt Proesneemingen te doen; uit de 1ste Waarneeming zoude men kunnen besluiten, dat wanneer dit Vogt op zichzelven in zodaanige zwaare Wonden gebruikt wierd, daardoor veelligt stuiptrekkingen of andere kwaade toevallen konden veroorzaakt worden; maar zoude het zelve, met twee of meerdere deelen Water verlengd, niet ter beteugeling van hevige bloedstortingen in zoortgelyke gevallen van diense kunnen zyn? - Men zoude ten minsten, op deeze wyze, zonder eenig gevaar, daarvan op die wyze eene Proef neemen kunnen. Zie hier wat de Hoogleeraar Petrus Luchtmans, van dit Liquor Stipticus, in een zoortgelyk geval ondervonden heeft, door zyn Ed. medegedeeld aan het Zeeuwsche Cenoodschap, en beschreven in hun 14de Deel, alwaar de Autheur zegt: ‘Ook begon de Fungus nu van tyd tot tyd te bloeden, vooral by het veranderen van het Verband, en deeze bloedingen, die in 't begin van weinig aanbelang waren, werden dagelyks sterker, en ontstonden zomwylen op veele plaatzen te gelyk; springende het bloed, een en andermaal, met zoo veel geweld, dat het met geheele straalen uit zyne Bedstede tot op de helft der Kamer spoot. Des Nagts, tusschen den 27 en 28sten September, hervatte de bloedstorting op nieuws van zelve, en deeze was zo geweldig, dat de Lyder, door groot verlies van bloed, slaauw wierd, en stuipen kreeg: - men dagt niet anders dan dat dit toneel een einde van zyn leeven zoude gemaakt hebben. De Jonge Heer Greve, (wiens Vader de Heer G. Greve, zeer kundig en beroemd Chirurgyn alhier, op requisitie van den Heer W. de Koning, Stads Doctor, zedert den 20sten September, van Stadswegen, onzen Lyder als Chirurgyn behandelde,) in den Nagt daarby geroepen zynde, had veel werks, om deeze zo hevige bloeding te stelpen, en bereikte zyn oogmerk niet dan met veel moeite door het liquor stipticus van looff, te vinden in zyn Ed. gedrukte Donum Chemicum.’
Ik had wel gewenscht, dat de Heer Luchtmans goedgevonden had te melden, of dit Middel in- of uitwendig aan den Lyder toegediend is, en zo het laatste geschied is, op welk eene wyze? - Het zal ten minsten voldoende zyn om kundige Heelmeesters aan te zetten, om 'er, by voorkomende zwaare Operatien, de Proef van te neemen, waardoor veel bloed, en bygevolg ook de kragten der Lyders, bespaard kunnen worden.

voetnoot(*)
Denkende hier by aan het gezegde van den onsterfelyken Boerhaave, in zyn Tractatus de Viribus medicamentorum, in deszelfs Prologomena. ‘Onze Lichaamen bestaan uit twee deelen, namentlyk, vaste en vloeibaare. - Zoo lang de vloeibaare deelen binnen hunne buizen regelmaatig bewogen worden, zoo lang is de Mensch gezond; edoch, wanneer deeze beweeging onregelmaatig word, of in eenig deel ophoud, is de Mensch ziek..... Dus bestaat de gezondheid in eene regelmaatige beweeging der vogten, te gelyk met een evenredigen tegenstand der vaste Deelen, waar ter plaatze ook gesteld.
De vloeibaare deelen zegt men regelmaatig te beweegen, wanneer dezelve geen meerder aandrang op het eene dan op het andere deel maaken; de tegenstand der vaste deelen word evenredig genaamd, als zy regelmaatig de vogten in alle haare deelen drukken, zoodat daarvan geen gevoel van ongemak of smerte word gewaar geworden.’

voetnoot(*)
Misschien zullen zommigen, schoon zeer te onrecht, uit deeze Waarneeming, het Middel van onwerkzaamheid beschuldigen, uit hoofde der zo dikwils herhaalde aanvallen; dan, men bedenke, by de hooge jaaren van den Lyder, en die zich aan geenen, in dit geval hoogst noodzaakelyken, goeden leefregel binden wilde, dat echter dit middel hem tot drie reizen van het toeval bevryd, en na dat het zelve reeds meer dan drie jaaren weggebleeven was, den Lyder door een veel hardnekkiger en zwaarder toeval aangetast zynde, evenwel dit Middel zyn Ed. ten vierdemaal volkomen hersteld heeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Vaderlandsche letteroefeningen


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Andreas Julius Augustus Looff


datums

  • 23 juni 1783

  • oktober 1785

  • 2 februari 1785

  • augustus 1781

  • 2 december 1783

  • 13 september 1785