Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815
Toon afbeeldingen van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6,48 MB)

Scans (34,53 MB)

XML (3,29 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1815

(1815)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 243]
[p. 243]

Christelijke Opwekking tot Heldenmoed, in eene Leerrede over Lukas IX:24a. uitgesproken te Leyden den 9 April 1815, door J.H. van der Palm. Te Leyden, bij D. du Mortier en Zoon. In gr. 8vo. 36 Bl. f :-8-:
Moed en Kracht tegen den Man des Bloeds, opgewekt in eene Redevoering in de Remonstrantsch-Gereformeerde Kerk te Amsterdam den 29 Maart 1815, door C.W. Westerbaen, Leeraar bij die Gemeente. Te Amsterdam, bij H. Gartman. In gr. 8vo. 22 Bl. f :-5-8
Bemoediging en Opwekking bij de hernieuwde Overweldiging van den Franschen Troon door Napoleon Buonaparte. Eene Bedestonds-voordragt van J. Decker Zimmerman, Evang. Luth. Predikant. Te Utrecht, bij F.D. Zimmerman. In gr. 8vo. 19 Bl. f :-7-:

Deze drie Leeraren van onderscheiden Christelijke gezindheden staan hier niet eendragtiger naast elkander geschaard, dan hunne zuivere en warme vaderlandsche gevoelens keurig zamenstemmen. Zij betreden elk hunnen eigen weg, daar inzonderheid de eerstgenoemde, in eene volledige Leerrede van de gewone uitgebreidheid, meer ruimte tot uitweiding in bijzonderheden heeft. Doch, waar zij elkander ontmoeten, daar spreken ze dezelfde taal, daar zou men soms No. 1 door 2, en omgekeerd, kunnen doen vervangen.

No. 1. Uitstekend gelukkig is hier de tekst gekozen. Dit gevoelt elk op het hooren der woorden: wie zijn leven behouden wil, die zal het verliezen. Doch, het is niet slechts op het eerste gehoor, en als motto, dat deze gepastheid blijkt; de bekwame hand van van

[pagina 244]
[p. 244]

der palm wist hem ook in een licht (en waarachachtig licht) te plaatsen, dat de eigen zin en zamenhang krachtig medewerken, om de toepassing op onze omstandigheden te versterken. Het was waar ten aanzien der Joden, die, schromende het kruis van Jezus op te nemen, veelal des te ellendiger omkwamen. Het is waar in duizend omstandigheden des levens, waar, gelijk men zegt, de voorzigtigheid de wijsheid bedriegt. Het is vooral waar voor ons, die geene hoop dan in de vernietiging van den Dwingeland, dan in eigen eendragtige en krachtdadige medewerking tot dit doel hebben, zonder dat uitstel geoorloofd is. Deze waarheid wordt in een tweede deel in hoogeren zin genomen, en niet min bondig betoogd, dat zoo wel pligt als belang de aangeprezen opoffering vordert. Te weten, wie door pligtverzaking al mogt zijn aardsche leven behouden, die zal en moet echter het hemelsche en betere even daardoor verliezen. Wijsheid en kracht hebben vooral ook hier 's Hoogleeraars pen bestuurd. In een derde stuk volgen gepaste vermaningen, om den vaderlandschen en menschlievenden krijgsmoed door geene daarmede strijdige ondeugden te ontadelen.

No. 2. Dit opstel, waarbij een kort voor- en langer nagebed, is, uit den aard der zake, kort. Doch deze kortheid is door stevigheid, door de welsprekendheid van het hart, door warmte en kracht, niet weinig vergoed. Gelijk de Wester-koeltjes, zoo kenden wij den Dichter westerman en den Prediker westerbaen, als liefelijk en vruchtbaar; doch de tijdsomstandigheden hebben ons beiden als niet min ontvlamd en gespierd doen kennen. De tekst is hier louter opschrift; wie zou dit wraken? Het tweede lid wordt eerst gebezigd tot eene treffende schets van onze vroegere ziekte en genezing. Dan volgt het tweede als toepassing, en het gevaar zoo wel, als de schande en dwaasheid eener verlammende vrees - schoon ook van eene werkelooze gerustheid - komen, met allerlei andere gepaste waarschuwing, helder uit. Het ontbreekt

[pagina 245]
[p. 245]

hierbij ook vooral niet aan hetgeen de dag als huldigingsfeest vereischte; lof onzes geluks, onzer wijze staatsinrigting, onzes voortreffelijken Konings, ja ganschen Koninklijken gezins, met al zulke gebeden en wenschen als deze overtuiging vordert.

No. 3. Ten opzigte van het laatstgenoemde eenstemmig, wijkt dit stuk voor het overige weer af. Het is waar, de tekst: Nehemia IV:14, naar de Lutersche vertaling: Vreest niet voor hen; denkt aan dien grooten en verschrikkelijken Heere, en strijdt voor uwe broederen, zonen, dochteren, vrouwen en huizen, geeft eenen niet ongelijken loop aan de hand. Doch zimmerman, gebruik makende van scheltema's Bemoediging, schetst in het eerste deel, zeer uitvoerig, de ongegrondheid eener moedelooze vrees. Het tweede deel, daarentegen, herinnert, wat God voor ons - en tegen onze vijanden, reeds heeft gedaan. Terwijl de nog jeugdige Prediker wel minder dan van der palm aandringt op het tegengaan des gevaars, maar ook het gereed houden, zoodra de Vorst roept, met eigen openlijk aanbod krachtig verzegelt. Wij kunnen noch den geest, noch den vorm van dit stuk onzen lof onthouden. De Heer zimmerman verdient hem volkomen; en wij meenen zijne nederigheid te mogen waarschuwen, om denzelven niet te gereed en te gul met gelijke munt te betalen; omdat zulk eene wederkeerigheid, als men in dit stuk en scheltema's Alexander aantreft, ligt verdenking en gelach verwekt.

Wij willen van elk iets afschrijven.

‘No. 2. Sedert de grond, door het bloed onzer Helden aan den zegen der nakomelingen geheiligd, een gedeelte werd van het Rijk der Franschen, bestond het (vaderland) niet langer. Nu verving de wapenpraal des baldadigsten tirans alle de gedenkteekens onzer vroegere grootheid. Zijn adelaar ontheiligde alles en wapperde van ons Kapitool, zoo dikwijls hij ons dwong, om over het vergieten van het bloed der Volken, die voor ons streden, om over het ver-

[pagina 246]
[p. 246]

moorden van de jongelingen, die hij ons van het hart scheurde, Godslasterlijke feesten te vieren. Vernedering en schande, hoon en verguizing, bederf en verwoesting van allerlei aard schudde dit roofdier onophoudelijk, van de uitgespreide wieken af. Het kende noch regt, noch mededoogen. Het zoog alle de aderen van het goede en edele uit. Het vloog der Godheid zelve in het aangezigt, en ging steeds woester voort met de menschheid tot wanhoop te tergen, om haar te kunnen slagten als de dieren des velds.

No. 1. - Hoe kookte toen het bloed in onze aderen; en hadden wij slechts wapenen, slechts aanvoerders gehad; was er slechts eene flaauwe hoop geweest, dat wij onze verdrukkers het hoofd konden bieden; wie zou niet het staal hebben aangegord, en hen verjaagd, hen aan zijne regtvaardige wraak hebben opgeofferd, of het verlies des levens zich gaarne getroost? Maar helaas! wij waren weerloos, van alle kanten bespied en verraden, gevangen en gekluisterd; Gods almagt alleen kon ons vrijmaken. Zij daagde ook op tot onze redding; wij konden naauwelijks gelooven, dat zoo veel heils ons was te beurt gevallen, en waren als de genen, die droomen. Maar.....

No. 3..... wee ook ons bij eene mogelijke terugkomst der dwingelandij, die wij voor onmogelijk houden. Algemeen verklaard voor muitelingen tegen een bestuur, waarvan wij nooit de wettigheid erkenden, zouden wij allen het lot van Woerden aan ons herhaald zien. Zijn er, die, minder gedeeld hebbende in openlijke aanvallen tegen de geweken dwingelandij, deswege zouden wanen, voor alle wraak beveiligd te wezen - dat zij aan de slagtoffers van Woerden vragen, voor hoe verre de beulen dezer stad die evenredige strafoefening in het oog hielden? Zijn er, die geloof hechten aan de belofte van het vergeven alles opstands - ja, zij hebben die belofte, schijn-

[pagina 247]
[p. 247]

baar grootmoedig, thans in de Hoofdstad van het weder overheerde Frankrijk hooren doen; maar geheel Europa beeft voor het denkbeeld, dat misschien nog eenige ligtgeloovigen zich daardoor zullen laten paaijen en terughouden van de vlugt. Neen, M.V. werd die troon weder bij ons hersteld, niemand, en vooral niet de gehate, de verachte, de steeds gehoonde Hollander, was dan van leven en eigendom zeker.’

Dus vervangen deze Sprekers elkander. De waarheid is maar ééne.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Vaderlandsche letteroefeningen


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over J.H. van der Palm

  • over Lodewijk Napoleon Bonaparte

  • over Cornelis Willem Westerbaen

  • over Johannes Decker Zimmerman


datums

  • 9 april 1815

  • 29 maart 1815