Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1821 (1821)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1821
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1821Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1821

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.51 MB)

Scans (49.97 MB)

XML (3.40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1821

(1821)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 545]
[p. 545]

Boekbeschouwing.

Dissertatio critico-theologica inauguralis, de fontibus Actuum Apostolicorum, quam - publico examini submittit J.C. Riehm, die 23 Martii 1821. Traj. ad Rhen. ex offic. J. Altheer. 8vo. XVI et 200 pagg.
Dissertatio inauguralis, de Cap. 6. Epistoloe ad Romanos, quam - publico examini submittit P.H. Hugenholtz, die 29 Martii 1821. Traj. ad Rhen. ex offic. O.J. van Paddenburg. 8vo. XII et 104 pagg.
Disputatio theologica de Religione Christiana, ad conjunctionis et societatis studia alenda et promovenda, cum aptissima tum efficacissima, quam - publico examini submittit J.F. van Oordt, die 3 Aprilis 1821. Trajad Rhen. ex offic. O.J. van Paddenburg. 8vo. XII et 174 pagg.

Wij voegen deze drie Akademische Verhandelingen bij elkander, omdat zij alle drie op ééne en dezelfde Akademie zeer kort achtereen verdedigd zijn, ter verkrijging van de Doctorale waardigheid in de Godgeleerdheid. Alle drie getuigen van de vlijt en het gezond oordeel der jeugdige Schrijvers, en doen ons uitnemend veel van hen beloven.

De eerste Verhandeling, van den Heer riehm, heeft tot onderwerp de bronnen, waaruit Lukas geput heeft, ter zamenstelling van de Handelingen der Apostelen: een onderwerp van bijzonder belang in onze dagen, in welke men, door de groote vorderingen in de kritiek der Gewijde Schriften, zich zeer bemoeit met de bronnen te onderzoeken en op te sporen der geschiedkundige boeken des Bijbels. Aan zoodanig onderzoek dacht men voorheen

[pagina 546]
[p. 546]

bijna niet, dewijl men geheel berustte in de Goddelijke ingeving dier schriften, waarvan men meestal zich grovere denkbeelden vormde, dan die thans meer en meer aangenomen worden. Althans zulk een onderzoek is, op zich zelf, in geenen deele strijdig met het geloof aan eene Goddelijke ingeving, welke toch de gewijde Geschiedschrijvers niet zal hebben veranderd in blinde werktuigen, maar, wèl begrepen, een gepast en natuurlijk gebruik van de geschiktste hulpmiddelen vooronderstelt; en wanneer dat onderzoek geschiedt met het bepaalde oogmerk, om de geloofwaardigheid der Geschiedschrijvers te handhaven, dan verdient hetzelve allen lof. Met zulk een loffelijk oogmerk is het onderzoek van den Heer riehm, betreffende de Handelingen der Apostelen, ondernomen. Wij zouden veel te uitvoerig worden, wilden wij den geheelen leiddraad der Verhandeling opgeven, en den Schrijver op den voet volgen. In 't algemeen hebben wij met genoegen gezien, dat hij zijn onderwerp van alle kanten met oordeel en scherpzinnigheid beschouwd heeft. Tot volkomene zekerheid heeft hij in het opsporen van alle de begeerde bronnen niet kunnen komen: dit is ook, uit den aard der zake, volstrekt onmogelijk. Vele gissingen heeft hij derhalve voorgedragen: een ander moge hier en daar anders gissen; maar ieder, die het stuk leest, zal moeten bekennen, dat riehm vernuftig gissen kan, en dat alle zijne gissingen tot oogmerk hebben, om den Geschiedschrijver Lukas als allezins geloofwaardig te doen voorkomen. Bijzonder heeft ons behaagd het door hem opgemerkte en aangedrongene karakteristieke in de redevoeringen, door Lukas geboekt, hetwelk, indien dezelve niet inderdaad zóó gehouden zijn, als hij ze beschreven heeft, door hem in geenen deele zoo opmerkelijk zou hebben kunnen zijn in acht genomen.

Het tweede stuk, van den Heer hugenholtz, zullen wij maar met weinige woorden vermelden. Niet, alsof hetzelve minder waarde in ons oog zou hebben dan het voorgaande; maar omdat het enkel uitlegkundig is, en de meeste lezers ons verslag, indien het eenigzins uitvoe-

[pagina 547]
[p. 547]

rig ware, zouden overslaan. Wij vergenoegen ons, dus, met te zeggen, dat deze Verhandeling, over het gewigtige zesde Hoofddeel van den Brief aan de Romeinen, zeer naauwkeurig en oordeelkundig bewerkt is. Dezelve is tweeledig: het eerste gedeelte bevat de uitlegging van den Griekschen tekst, en het tweede de ontwikkeling der leer, door den Apostel in dit Hoofdstuk voorgedragen. Zij is een schoon blijk van de voortreffelijke wijze, waarop de gewijde uitlegkunde aan onze Hoogescholen wordt behandeld, zoo wel als van de geestvermogens en de kundigheden des Schrijvers.

De derde Verhandeling heeft een onderwerp, hetwelk voor ieder' Christen van het grootste belang moet zijn, dewijl dezelve den Christelijken Godsdienst beschouwt, als zeer geschikt en bekwaam, om de gezindheid tot maatschappelijke vereeniging aan te kweeken en te bevorderen. De wijze van behandeling is niet minder belangrijk, dan het onderwerp zelf. In het eerste gedeelte onderzoekt de geleerde en vernuftige Schrijver den toestand en den voortgang der maatschappelijke vereeniging vóór het Christendom, en beschouwt bijzonder, te dien einde, de Oosterlingen, de Grieken en de Romeinen. Dit gedeelte is uitvoerig, en zóó behandeld, dat het een schoon stuk op zich zelf is, en zeer vele nieuwe oogpunten bevat, die aan ieder' wijsgeerig' liefhebber en beoefenaar der oude geschiedenissen de aangenaamste stof van denken geven. Het tweede hoofddeel beschouwt den Christelijken Godsdienst, als uitmuntend geschikt ter bevordering der maatschappelijke vereeniging onder de menschen, zoo wel door leer en voorschriften, als door eerdienst en plegtigheden: het toont deszelfs voortreffelijkheid, in de strekking, om alle menschen door één' en denzelfden godsdienstigen band te vereenigen: iets, waarvan te voren, in de oudheid, bij niemand het denkbeeld zelfs was opgekomen. Jammer is het, dat het derde stuk, behelzende geschiedkundige bewijzen van den weldadigen invloed des Christendoms op de maatschappelijke vereeniging der menschen, niet ontwikkeld is, maar de hoofddenkbeelden slechts zijn aan-

[pagina 548]
[p. 548]

gestipt. Dan, wij hopen dat de Schrijver eenmaal dit allergewigtigst stuk nader zal behandelen en uitgeven; waartoe hij zich in zijne voorrede niet ongenegen betoont.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Vaderlandsche letteroefeningen


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Petrus Hermannus Hugenholtz

  • over Joan Frederik van Oordt

  • over Johannes Carolus Riehm


datums

  • 23 maart 1821

  • 29 maart 1821

  • 3 april 1821